door Joep Trommelen
“Ach, ik zou hem niet eens willen ontmoeten… Ik wil liever het beeld dat ik in mijn hoofd heb in standhouden. Ben bang dat heel het droombeeld dat ik van hem heb, in elkaar stort. Bovendien, wat moet je zo’n man vragen? Wat ie graag eet? Als iemand dat aan mij zou vragen, zou ik antwoorden: waar bemoei je je mee!” Tilburger Jacques Mees (57) treedt als zanger in de voetsporen van Bob Dylan. Hij mag dan een echte ‘Bobcat’ zijn, hij verliest zich niet in blinde adoratie. Mees verkiest gepaste afstand tot de meester.
Alhoewel… Als Mees de deur van zijn arbeidershuisje in Tilburg open doet, lijkt het wel of er een kloon van Dylan staat. Het kapsel, zijn doorleefde gezicht, de kraak in zijn stem, het country & western jasje…
Binnen houdt Mees kantoor en de voorkamer staat vol geluidsapparatuur waarmee hij dagelijks verder werkt aan zijn repertoire. Er slingeren petjes, gitaren en een witte cowboyhoed van het model waarmee Dylan zich de laatste jaren vaak tooit. De koffie pruttelt en Mees steekt van wal terwijl hij een shaggie draait.
Hij kwam ooit een keer puur toevallig Leonard Cohen tegen op het Griekse eiland Hydra, waar Cohen een appartement had, herinnert hij zich. “Ik speelde daar toen veel en ineens zag ik hem lopen! Ik heb hem een cd van mezelf kunnen geven en ben meteen weggelopen. Een beetje beschaamd; wat moet je tegen zo’n man zeggen? Dat zou me met Dylan ook gebeuren…”
Dylanfestival
Op 10 april kwam Mees’ tweede cd met louter Dylan-covers uit. I’ll remember you werd gepresenteerd tijdens het jaarlijkse Dylanfestival dat Mees in Tilburg organiseert. Op 24 mei wordt His Bobness zoals sommige fans hem in hun grenzeloze verering noemen, 75 jaar. Komende zomer maakt Mees voor de derde keer een tournee door het westen van de VS. Zijn zoon woont in de buurt van San Diego en diens huis gebruikt hij dan als uitvalsbasis.
Redenen genoeg om stil te staan bij leven en werk van ‘de Tilburgse Dylan’, die niet alleen fysiek overeenkomsten met His Bobness vertoont. “En eigenzinnig ben ik zeker ook, net als hij. En ik heb net zo’n kromme neus, haha! Amerikanen die ik ooit in café Het Elfde Gebod hier in Tilburg ontmoette, zeiden zelfs: fuck, jij lóópt zelfs als Bob Dylan. Maar ik hou me daar niet zo mee bezig hoor. Ik ben geen poeet zoals hij. Mijn eigen nummers zijn heel kort en compact, daarin lijk ik bepaald niet op Dylan!”
Hij herinnert zich nog goed hoe hij als negenjarig ‘menneke’ thuis in Moergestel voor het eerst met de muziek van Dylan kennismaakte. “Die stem! Die kwam als een bom in mijn hersenen terecht! Jezus, dat was zó fucking mooi man! Ik wist nog helemaal niet waar die liedjes over gingen natuurlijk, maar ik hoorde schoonheid, liefde, álles zat er in! Alleen al in de klank van die stem! Het heeft me nooit meer losgelaten…”
Een vriend van zijn zeven jaar oudere broer had de Dylan-bootleg (illegaal gemaakte lp, in die tijd ook wel witte plaat genoemd, JT) Daddy Rolling Stone. Dat was het eerste wat Mees van Dylan hoorde. “Ik werd meteen in het diepe gegooid. Werd betoverd door die stem en die akoestische gitaar. Dát wilde ik ook, dat wist ik toen al. Ik heb bij ons thuis twee jaar lang gezeurd om een gitaar. Toen heb ik er zelf maar eentje gekocht van geld dat ik via verjaardagen en Sinterklaas enzo bij elkaar sprokkelde. Tot dan oefende ik akkoorden op een houten plankje waar ik snaren op getekend had. Dat werkte goed, ik kon vrij makkelijk overschakelen op een échte gitaar, haha. Maar mensen lachten me wel uit om dat plankje. Zeiden: dat klinkt goed Jacques! Dan smeet ik dat ding pissig naar hun kop!”
Géén gitaar
De muziek bleef hem bezig houden. Van nadruk op het stimuleren van creativiteit van kinderen was in die tijd nog geen sprake. Lachend: “Mijn onderwijzer in de vijfde klas vertelde mijn ouders: geef hem géén gitaar, want dan komt er geen flikker van hem terecht!”
Jacques Mees had een roerige jeugd. “Het ging slecht met mijn vader, moeder kon het gezin alleen niet aan. Aan het begin van mijn middelbare-schooltijd ben ik toen op kostschool beland. Dat werkte bij mij alleen maar averechts. Ik heb het er tweeëneenhalf jaar volgehouden. Een van mijn manco’s is dat ik altijd te lang doorga met dingen die ik niet wil. Het was voor mij een traumatische tijd. Ik zat tussen schipperskinderen, die waren dat leven gewend. Ik niet. Ik was een jongen van het vrije leven, dronk bier, had een vriendinnetje en was slechts om het weekend thuis. Een vreselijke tijd, toen had ik ook mijn eerste depressies. Gelukkig had ik mijn muziek. Uiteindelijk ben ik van school getrapt.”
Jacques Mees ging werken in de horeca. En maakte daarnaast muziek. Hij had in Moergestel een folkband met Keltische muziek, D’n Vedel. De combinatie van achter de bar staan, muziek maken en optredens organiseren maakte hem tot een bekende Tilburger. Het Elfde Gebod, De Plaats, Weemoed, theater De Vorst; Mees werd er een bekend gezicht. Na die folkband ging hij verder als solo-artiest en maakte tot dusver elf cd’s, waarvan er twee geheel met Dylan-covers zijn gevuld. Shooting Star verscheen bij de 70ste verjaardag van Dylan, en nu is daar de tweede, vijf jaar later.
“Die nieuwe cd bevat minder voor de hand liggend werk. Maar die eerste had dat ook al een beetje hoor. Popjournalist Bert van de Kamp was er lovend over. Op beide cd’s speel ik met een band. Repeteren doen we nooit! Het zijn zulke ervaren muzikanten, we weten elkaar goed aan te voelen en dan gaat het vanzelf. Dylan werkt zelf ook zo. Als het niet goed is: moven!”
Mees hanteert nóg een stelregel van Dylan. “Speel een nummer nooit twee keer hetzelfde! Daarin onderscheid ik me ook van andere Dylan-jongens.”
Protestzanger?
Welke Bob Dylan is Mees het dierbaarst? De protestzanger? De tegendraadse elektrische rocker? De oudere Dylan die terugkeert naar de roots van de Amerikaanse populaire muziek, swing en croonen? “Ach, het maakt me niet uit, al zijn personages zijn me even dierbaar”, zegt hij. “Ik heb hem ook maar vijf of zes keer live gezien, da’s niet zo veel natuurlijk. Ik zag hem voor het eerst op bewegende beelden toen ik vanuit Moergestel op mijn fiets naar die Concert for Bangladesh-film ging kijken. Dat maakte een ongelooflijke indruk op me. En dat is sindsdien altijd zo gebleven, welke rol hij ook op zich nam.”
Het nummer Up To Me, ook alleen te vinden op een bootleg, is Mees’ favoriete Dylan-nummer. “Dat staat ook op de nieuwe cd. Elke zin gaat dwars door mijn kloten heen! Daar is hij een ster in, in zulke nummers. I’ll Remember You is ook een favoriet. Ik ben niet zo van de overbekende nummers als Like A Rolling Stone enzo… Tekstueel keigoed hoor! Maar een cd als Oh Mercy vind ik veel mooier. En die christelijke tijd heb ik geloof ik een beetje gemist, haha. Toen was ik denk ik ergens anders mee bezig… Dylan is een unicum in de muziek. Constant vernieuwend; hij weigert ook in een hokje te gaan zitten. Zodra dat dreigt te gebeuren, is hij al met iets anders bezig. Juist dát waardeer ik in hem. Ik ben geen afvallige, al zijn incarnaties kan ik waarderen. Ook de akoestische cd’s van later vind ik super. Dat hij niet meer kan zingen of gitaar kan spelen is gewoon bullshit! En ook zo’n onbekend nummer als Blind Willie McTell is fantastisch. Juist onder die wat meer obscure nummers zitten juweeltjes.”
Er is inmiddels ruim een halve eeuw voorbijgegaan sinds Dylans platendebuut. Wat heeft er nu voor gezorgd dat dat negenjarige jongetje uit Moergestel al die tijd zijn fascinatie heeft behouden? “Dylan is zeer productief geweest en heeft ontzettend veel wegen opengebroken”, vertelt Mees, zijn zoveelste shaggie rollend. “Er zijn zo veel momenten geweest dat hij het roer omgooide, bijvoorbeeld door van akoestisch naar elektrisch over te schakelen en daarmee ontzettend veel fans voor het hoofd stootte. Een woedende Pete Seeger ging op een festival de stroomkabels met een bijl te lijf! Dylan was toch een folksinger? Maar Dylan liet zich niet in een hokje stoppen. Hij is altijd vernieuwend gebleven, tot op de dag van vandaag. Nu weer met die cd met Sinatra-covers. Of dat kan? Voor hem wel.”
Heikel punt
Wat het gesprek op een heikel punt brengt: Dylans stem. Die zou al jaren kapot gezongen zijn en menig concert tot een martelgang voor de bezoeker maken. Mees wordt er een beetje moe van: “Hij kan wél zingen, nog steeds! Zijn stem is niet kapot, luister maar naar die Sinatranummers… Alles is bij hem een artistieke handtekening, er is over nagedacht. Dylan is een schilder, letterlijk en figuurlijk, want hij schildert zowel met zijn kwast als met zijn stem. En dat doet-ie altijd weer anders. Hij weet precies wat hij wil. En waaróm hij doet wat hij doet? Ik weet het ook niet. Vind ik niet zo belangrijk. Ik kan niet in zijn hoofd kijken. Hij heeft al vaker zijn stem veranderd: luister maar eens naar die zoetgevooisde countrystem op Nashville Skyline. Hij heeft gezongen met drie aardappels in zijn keel, gekrast als een kraai, gezongen met twee wasknijpers op zijn neus! En hij treedt nog steeds vrijwel elke dag op. Dan heb je natuurlijk ook wel eens mindere dagen. Kijk, ik treed misschien drie dagen per week op, en dan geef ik echt alles. En dan heb ik na drie dagen het gevoel dat mijn strot carnaval heeft gevierd! Hij geeft misschien niet elke dag alles. Hoe zou hij het anders vol kunnen houden?”
Jacques Mees heeft inmiddels onder Bobcats, zoals de Dylan-fanaten ook wel worden genoemd, een naam opgebouwd, ook internationaal. Via een internationaal Dylan-internetforum deed hij vijf jaar terug mee aan The Battle of the Dylan Cover Bands. Zijn uitvoering van One Too Many Mornings leverde hem een derde plaats op. In dat jaar, toen zijn eerste Dylan-cd uitkwam, tourde hij door Italië, Ierland, Frankrijk en België en zelfs via een uitwisselingsproject in Burkina Fasso.
En komende zomer maakt hij voor de derde keer een toernee in de VS. “Mijn zoon woont in Californië. Daar kan ik helaas niet zomaar elke dag naar toe. Dus ik speel me hier vanuit Tilburg ongans om voor een ticket daar naar toe te kunnen sparen. Al het geld dat ik met spelen verdien, gaat naar een stichting. Daar betaal ik het maken van de cd’s en de tournees mee. Mijn zoon woont twee uur rijden van San Diego. In die streek heb ik een echte ‘fanbase’! Ik speel dan drie weken, solo of met muzikanten uit de streek. In theatertjes of koffiehuizen. Je krijgt daar niet veel geld, maar als je bevalt wel dikke fooien. Soms zit er na een middag wel driehonderd dollar in mijn ‘jar’. Ach, als ik ergens een bord eten krijg en een plek om te slapen, is het wat mij betreft vaak al prima. Ik word daar als een koning behandeld, word rondgereden, bezoek studio’s, ontmoet veel muzikanten en speel waar ik kan. Mijn nieuwe cd is een reden temeer om weer eens naar Amerika te gaan. Die kan ik daar weer aan mijn fans verkopen. Het zou wel eens de laatste keer kunnen zijn dat ik daar tour, want mijn zoon verhuist naar Michigan. Qua weer een stuk slechter, maar voor mijn muziek beter, want ik zit daar straks dichter bij grote steden.”
Sluipend proces
Net als bij Dylan beginnen de jaren bij Jacques Mees te tellen, ook al is hij achttien jaar jonger. “Al dat werken in de horeca en de muziek is mij niet in de kouwe kleren gaan zitten. Het is een sluipend proces geweest. Op een gegeven moment dronk ik zowat elke dag! Toen vertelde mijn dokter dat mijn leverwaarden niet zo mooi waren. Sinds oktober drink ik geen druppel meer. En ik voel me prima nu.”
Jacques Mees weet dat Bob Dylan zelf ook met gezondheidsproblemen kampt sinds hij in 1997 een ontsteking aan de hartkleppen had die hem naar het randje van de dood bracht. “Het schijnt zelfs dat hij toert met een eigen arts constant in zijn buurt. De laatste tien jaar was hij weer heel energiek en muzikaal erg goed. Ik vind hem er de laatste paar jaren wel ineens erg oud uitzien. Ik ben lid van allerlei Facebook-‘communities’ en daar maken meer mensen zich zorgen over hoe het met hem gaat. Ze moeten Dylan volgens mij elke keer weer opkalefateren. Mensen zeggen soms tegen mij: voor jou zou het zakelijk gezien goed zijn als Dylan komt te overlijden! Haha, maar ik hoop niet dat dat snel gebeurt.”
© Brabant Cultureel – april 2016
Prachtig man bén zelf ook dylan fan klein zoon heet ook dylan zie je eind augustus in Oosterhout