Ed Schilders graaft vaak stukjes vergeten Tilburgs of Brabants cultuurgoed op. Dit keer ontfermde hij zich over John Majoie, plezierdichter, journalist en Spanjekenner met net iets teveel sympathie voor Franco. Het resultaat is een biografische schets met veel nieuwe informatie en een vermakelijke bloemlezing.
door Lauran Toorians
Er was eens een tijd waarin de krant een meneer was, een gedistingeerde heer zelfs. Ingezonden brieven aan de krant begonnen steevast met ‘Geachte redactie’ en bevatten een onderbouwde mening die was gebaseerd op feiten en argumenten. Wel werden die brieven vaak ingestuurd onder pseudoniem, want niet iedereen wilde op een afwijkende mening ook persoonlijk worden aangesproken. Bovendien gold er ontzag voor de pastoor, de burgemeester en bestuurslichamen als de gemeenteraad. Kritiek leveren vereiste de nodige omzichtigheid.
Rammelend
In de Nieuwe Tilburgsche Courant werd deze conventie doorbroken toen op vrijdag 3 februari 1928 een ingezonden stuk verscheen dat was geschreven in nogal rammelende rijmen, waarin ferme kritiek werd geleverd op misstanden in het gemeentelijk abattoir. Binnen korte tijd volgden meer van dergelijke stukken die zich misschien het best laten omschrijven als columns op rijm, licht van toon maar met onverholen kritiek op Tilburgse toestanden. De stukken, die steeds waren ondertekend met Voici, ergerden nogal wat krantenlezers en dat werd nog sterker toen bekend werd dat de auteur slechts zeventien jaar oud was. Een lezer die eveneens op rijm reageerde, omschreef hem als een ‘baasje’ en een ‘ventje met je korte broek’ en haalde uit naar zijn opponent door hem te tutoyeren. Bijval was er ook, maar het duurde een jaar voordat dit de krantenpagina haalde.
De persoon achter het pseudoniem Voici was John Majoie (1910-1974). Hij was het vijfde en jongste kind van Samuel Majoie en Catharina van den Muijsenbergh. Vader Samuel was in 1903 toegetreden tot de vennootschap die zijn broer Godefroid en Edmond van der Voort in 1900 waren aangegaan toen zij een sigarenfabriek begonnen. In 1910 trok Van der Voort zich terug en ging de firma verder als ‘G. & S. Majoie’, een succesvolle onderneming die sigaren produceerde in alle mogelijk soorten en maten. In 1958 ging de firma failliet. Tot voor kort was over John Majoie weinig meer bekend dan dat hij journalist werd, van de Hongaarse regering een medaille kreeg en een Spaanse vrouw trouwde. Hij publiceerde twee boeken: in 1943 Honderd versjes van Voici, een bloemlezing uit zijn rijmwerk, en in 1960 Paradijs achter de Pyreneeën, een informatieve reisgids voor het Spanje waar Franco toen nog volop aan de macht was.
Ed Schilders nam zich voor om in de boekenreeks In Tilburg een bloemlezing aan de plezierdichten van Majoie te wijden. Ben van de Pol was al enige tijd bezig om naast de gepubliceerde Honderd versjes ook alle traceerbare gedichten uit oude kranten te verzamelen op de website www.cubra.nl en op het eerste gezicht zou dit project niet meer behelzen dan het maken van een representatieve keuze uit dit verzameld werk. In zo’n bloemlezing hoort natuurlijk ook iets te staan over de dichter en daar lag een uitdaging die uiteindelijk leidde tot een uitvoerig biografisch onderzoek en een boek dat veel meer is dan een bloemlezing-met-inleiding. Naast het gebruikelijke archiefwerk, waarvoor Schilders hulp vond in binnen- en buitenland, bleken ook de bijna vierhonderd versjes allerlei biografische details te bevatten. En zo leren we de ‘rijmmeester’ Voici kennen ‘als een eigengereid buitenbeentje en een sympathieke levensgenieter’.
Courant
Zo slaagt Schilders erin te laten zien hoe Majoie mislukte als gymnasiast en uiteindelijk zonder diploma afscheid nam van de middelbare school. Dat het idee om journalist te worden van hemzelf uitging, ligt voor de hand en waarschijnlijk eind november 1929 trad hij in dienst van de Nieuwe Tilburgsche Courant, in Tilburg ook bekend als ‘de krant van Arts’. Hij werd er al snel buitenlandredacteur en bleef ondertussen in diezelfde krant onder zijn pseudoniem Voici versjes publiceren. Die bleven lezers op de kast jagen, maar vonden ook bijval. In juni 1940 – Nederland is dan bezet – schreef ‘Een waarderend lezer’:
Gaat voort als ik u vragen mag
Met eenvoudige gedichten,
Die ook den burgerman verstaat
En zijn bestaan verlichten.
Majoie blijkt een man van veel talenten: behalve plezierdichter was hij bij gelegenheid ook pianist/componist, feestredenaar, amateur toneelspeler, conferencier en rallyrijder. Zowel die laatste activiteit als reizen die hij als journalist maakte, bracht hem naar verre buitenlanden. In 1930 bezocht hij Joegoslavië en in 1933 vormde een reis door Hongarije aanleiding voor acht artikelen waarvoor hij 1936 werd onderscheiden door de Hongaarse staat. In datzelfde jaar bezocht hij Spanje. Als toerist, zo vertelde hij later, maar feitelijk om een rapportage te maken over de zojuist uitgebroken burgeroorlog. Hij was de eerste Nederlandse journalist die in Baskenland het oorlogsgebied betrad en daar al snel onder de indruk raakte van de gruwelijkheden van de oorlog:
‘Ik keer terug op Frans gebied, want ik wil ’t niet meer zien en niet horen, die narigheid, die lijken, die vlammen, die ruïnes, al die akelige mensen, dat geweld van explosies, kanonnen en geweren. Ik wil weer ver weg zijn van het ongelukkige land dat zichzelf verwoest en uitmoordt. Ver weg van de ontstellende ellende, waarvan ik nu nog slechts een klein detail, maar voor immer genoeg, gezien heb. JOHN. M.’ (8 september 1936)
Het liep echter anders en een jaar later was hij weer terug in Spanje om daar – met onderbrekingen – tot in het voorjaar van 1939 actief te zijn als oorlogscorrespondent ‘bij de troepen van Franco’. Gezien zijn katholieke achtergrond en het signatuur van de Nieuwe Tilburgsche Cournt is het niet echt verwonderlijk dat hij dit deed als ‘een uitgesproken aanhanger van “Franco de bevrijder”’.
Eind augustus 1939 werd hij in Nederland gemobiliseerd bij de verbindingstroepen en ook hiervan deed hij verslag in de krant. Helaas vertelt het verhaal niet hoe onze correspondent de meidagen van 1940 beleefde en springt het verhaal snel naar 1943, het jaar waarin Majoie in eigen beheer de Honderd versjes van Voici uitgaf en daarmee als het ware afscheid nam van zijn rijmende alter ego.
Portret
Het boek dat Schilders samenstelde bevat een bloemlezing van veertig versjes, gerangschikt onder de kopjes Tilburgse Toestanden, Gemengde berichten, Natuurverschijnselen en De oorlogsjaren. Na deze bloemlezing volgt nog het hoofdstuk ‘Een tweede leven’ dat opent met een geschilderd portret van Majoie als de dandy die hij ongetwijfeld was (of wilde zijn) en waarvan het Schilders lukt om de schilder te identificeren.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kende Tilburg twee kranten. Onder de bezetting mocht alleen de Nieuwe Tilburgsche Courant blijven verschijnen en die werd daarvoor na de oorlog bestraft. In het kader van de ‘Perszuivering’ schreef Majoie enkele stukken waarin hij zijn rol als redacteur en verslaggever minimaliseerde en zichzelf omschreef als geleid door ‘pro-geallieerde gevoelens’. In hoeverre dat klopt, is moeilijk te controleren, maar de Commissie Perszuivering oordeelde anders en veroordeelde hem tot een beroepsverbod van drie jaar met ingang van 1 november 1944 (ook de krant kreeg een verschijningsverbod). Zijn rol als journalist in Nederland leek uitgespeeld. Uiteindelijk, in 1949 ging hij als ‘dagbladcorrespondent’ naar Spanje, waar hij tot 1953 zou blijven. Vervolgens werkte hij als reisleider voor een Spaanse organisatie die vanuit (onder meer) Amsterdam busreizen organiseerde. Eind 1957 trouwde hij met een dame uit Bilbao. Veel meer dan een jaar of tien hield dit huwelijk geen stand en ook dit aspect van zijn leven blijft schimmig. Voortdurende uithuizigheid kan in elk geval een scheidingsgrond zijn geweest.
Met zijn reisgids lijkt Majoie in 1960 zijn Spaanse activiteiten te hebben afgebouwd. Het boek werd goed ontvangen, al plaatste het Algemeen Handelsblad de kanttekening dat het opmerkelijk is ‘hoe vaak en hoe hij Franco prijst’. In politiek opzicht lijkt de Tilburgse dandy geen erg verlichte geest te zijn geweest. Van begin 1967 tot aan zijn dood in 1974 woonde hij weer in Tilburg. Rijmen deed hij toen al geruime tijd niet meer en ook journalistiek was hij niet langer actief. Wel blijkt hij tussen 1970 en 1974 nog tenminste drie boeken uit het Engels te hebben vertaald. Teveel van het leven van John Majoie blijft in nevelen gehuld om dit boek een biografie te kunnen noemen, maar Schilders is er in geslaagd om veel nieuwe zaken over deze wonderlijke Tilburger aan het licht te brengen en daarmee de rijmelaar Voici een menselijk gezicht te geven. Als illustratie van de literaire kwaliteiten (of het gebrek daaraan) hier nog het honderdste vers van Voici:
Het honderdste
’t Is voor mij een waar genoegen
Dat ik juist op deze dag
In dit uitgelezen dagblad
’t Honderst’ versje schrijven mag.
Want wij vieren immers heden
’t Eeuwfeest van een groot poëet,
Van de grote Vlaamse dichter
Die Guido Gezelle heet.
Bovendien is het de eerste
Van de maand der poëzie,
Van de schone lieve Meimaand,
Maand der dichtersfantasie
In de reeds geschreven versjes
Kwam – ik weet het – soms wel wat
Dat voor enk’le krantenspellers
Reden was voor fel debat.
Maar ik ben gelukkig nuchter
En wat flegmatiek van aard,
Zodat zulk een oppositie
Mijn gemoed nooit heeft verzwaard!
’t Is tenslotte toch maar gekheid
In een rijmpje saâmgebracht,
Om hetwelk een verstandig
Lezer eens een keertje lacht.
Daarom rijm ik ook weer verder,
Doe nog meer aan “poëzie”,
En ontvangt u maar bij dezen
Weer de groeten van Voici.
Ed Schilders, Voici! Het opmerkelijke leven van John Majoie, Tilburgse plezierdichter en columnist 1910-1974. Met een bloemlezing uit zijn lichte verzen. In Tilburg 16. Tilburg 2017, 120 pp., ISBN: 978-90-6663-080-2, pb., € 16,00.
Zie ook (vanaf 9 september 2017): www.cubra.nl/Voici/
© Brabant Cultureel 2017