Opera is duur. Solisten, koor, orkest, decor enzovoorts zorgen bij elkaar telkens weer voor een hoge investering. En die moet er in de Nederlandse situatie uit komen met maximaal anderhalf dozijn voorstellingen. Of er moet een smak subsidie bij. Opera Zuid heeft nauwelijks subsidie. Dus kiest het gezelschap voor producties die garant staan voor volle zalen.
door Camiel Hamans
Dat was het beleid van de net vertrokken artistiek leider Miranda van Kralingen. De nieuwe man, Waut Koeken, kondigt een nieuwe koers aan: hij wil met verrassend repertoire het publiek overtuigen. De stukken die hij voor het komende seizoen gepland heeft, Werther van Massenet en Verdi’s Un ballo in Maschera, zijn weliswaar geen nieuwe ontdekkingen, maar zijn aanzienlijk minder stukgespeeld dan De Barbier van Sevilla, waarmee in feite het tijdperk Van Kralingen afgesloten is. En, het dient gezegd, op amusante wijze.
Wervelend
Rossini’s komische kaskraker speelt zich deze keer af in een mondain, ietwat decadent kuuroord. Het regieduo Geert Lageveen en Leopold Witte, eerder bij Opera Zuid verantwoordelijk voor een geslaagde Carmen, accentueren het luchtige karakter van de Barbier, waardoor de voorstelling veel weg heeft van een wervelende revue. Van Rosina, de huwbare jonge dame om wie het verhaal draait, wordt daarom een Joke Bruijs-achtige type gemaakt, hetgeen haar Franse vertolkster Romie Estèves niet slecht af gaat. Graaf Almaviva, stralend neergezet door de Slovaakse tenor Juraj Holly, moet zich te dien einde in de tweede akte een vermomming als relnicht met bijbehorende verwijfde gebaartjes laten aanleunen. Allemaal prima voor wie een aangename, goed gebrachte avond zoekt. Temeer daar de Barbier, speels gepresenteerd door de Zuid-Afrikaanse bariton Luthando Quave in goede samenwerking met de Duitse bas Stefan Stoll, die dr. Bartolo voor zijn rekening neemt, gemakkelijk de lachers op zijn hand weet te krijgen.
Ontdekking van de avond is evenwel Veerle Sanders. Met de enige aria die haar personage Berta mag laten horen, doet zij verlangen naar een Rosina gezongen door haar. Sanders is een hoge mezzo-sopraan zodat die partij voor haar niet al te veel problemen kan opleveren.
Durf
Hoezeer de première in het Eindhovense Parktheater ook een genoegen was, toch blijft de vraag waarom de opera’s in Essen en Lille in deze zelfde periode hun huis vol weten te krijgen met zulk uitzonderlijk repertoire als Meyerbeers Le Prohète en Vivaldi’s Arsilda. Natuurlijk kunnen deze operahuizen niet vergeleken worden met een touring company als Opera Zuid, maar verschilt het publiek uit het Ruhrgebied en het verpauperde Noord-Franse industriegebied nu zo van het Zuid-Nederlandse? Of is het een zaak van durf en daarbij behorende uitgekiende marketing?
Opera Zuid: Il barbiere di Siviglia, nog tot 4 juli 2017. Onder meer in: ’s-Hertogenbosch, 30 mei en 27 juni (Opera op de Parade) Tilburg (1 juni), Utrecht (6 juni) en Rotterdam (20 juni).
© Brabant Cultureel 2017