Ze plaatste wasmachines in Museum Boijmans met de vuile was als toegangskaartje en deelde appeltaarten uit in een Eindhovense volksbuurt om de sociale cohesie te versterken. Dit zijn maar enkele van de vele creatieve projecten die sociaal ontwerper Manon van Hoeckel heeft opgezet. Vanuit haar maatschappelijke betrokkenheid heeft ze het gevoel hiermee iets te kunnen bijdragen aan deze wereld.
door Henk Naaijkens
Zelf noemt Manon van Hoeckel (Diessen 1990) zich sociaal ontwerper, op zoek naar interventies met maatschappelijke impact. “Tijdens mijn opleiding aan de Design Academy was ik heel erg zoekende naar wat bij mij past. Ik merkte ik dat ik niet zoveel affiniteit had met het ontwerpen van esthetische objecten. De gedachte dat ik alleen zou ontwerpen voor de rijke één procent van de wereld stond me tegen, want dat zijn de mensen die zich design kunnen veroorloven. In plaats van mooie spullen maken, had ik het gevoel met mijn talent iets te kunnen bijdragen aan deze wereld. Daarom wil ik mijn ontwerpen zoveel mogelijk laten aansluiten op een behoefte en dat kan vaak op een voor de hand liggende manier. Je kunt het onverwachte naar boven halen door mensen er op een andere manier naar te laten kijken.” Dat leverde vaak verbaasde gezichten en gefronste wenkbrauwen op, maar in veel gevallen bleek het wel te werken.
Versgebakken appeltaart afgeleverd
Lang hoefde Van Hoeckel niet te wachten om haar ideeën in de praktijk te brengen. Toen ze na haar opleiding een opdracht kreeg om iets te bedenken naar aanleiding van een buurtonderzoek in Woensel-West in Eindhoven, kwam ze tot de ontdekking dat ze met haar talent een brug kon slaan naar de maatschappij. Om de sociale cohesie in deze buurt te bevorderen, leverde ze bij vijftig mensen een versgebakken appeltaart af.
“Ik vertelde erbij dat deze taart afkomstig was van hun buur en dat die het bord graag terug wilde.
Zo dacht de hele straat een onverwacht vriendelijk gebaar te hebben ontvangen van hun buurman of buurvrouw. Ja, er ontstond ook enige verwarring en er werd het nodige gespeculeerd. Maar het was een project waarvan ik dacht: ‘Dit is ook ontwerpen! Dat vond ik heel erg leuk, want het ging om een gedachtengoed en dat je de mensen waarvoor je iets maakt heel erg serieus neemt, omdat je ze er als partner bij betrekt. Ik vind het belangrijk om verschil te maken, daarom focus ik me vaak op mensen in een kwetsbare positie zoals dak- en thuislozen, vluchtelingen, mensen met een beperking of in armoede.”
Sociale betrokkenheid was ook de reden voor haar afstudeerproject ‘In Limbo Embassy’. Deze reizende ambassade was een neutrale ontmoetingsplek waar ongedocumenteerde vluchtelingen, buurtbewoners, voorbijgangers en ambtenaren werden uitgenodigd voor een gesprek. Door vluchtelingen de rol te geven van ambassadeurs, wilde ze met ‘In Limbo Embassy’ een ander licht laten schijnen op het vraagstuk rondom asielzoekers. Dit mobiele kantoor bood ruimte voor een gelijkwaardige dialoog, debat en culturele uitwisseling en heeft anderhalf jaar lang rondgereisd langs verschillende steden, evenementen, musea en debatavonden.
Opkomen voor ongedocumenteerde vluchtelingen
“‘In Limbo Embassy’ is in het leven geroepen voor en door mensen die zich ‘in limbo’ bevinden: vluchtelingen die niet in Nederland mogen blijven en die door ongeldige reisdocumenten of een onveilige situatie ook niet terug kunnen naar het land van herkomst. Velen van hen voelen zich niet vertegenwoordigd door hun eigen ambassade of door de media. Dat was bijvoorbeeld het geval met ambassadeur Tulu uit Ethiopië, die van zijn eigen ambassade te horen kreeg dat ze hem niet konden helpen omdat hij niet de juiste papieren had.
Om ‘In Limbo Embassy’ van de grond te krijgen, hebben we een crowdfundingcampagne opgezet. Daarmee wilden we behalve het financiële doel ook een netwerk van bondgenoten aan ons koppelen. Met het opgehaalde geldbedrag hebben we de ambassade opnieuw ingericht, het transport en de onkosten van de ambassadeurs bekostigd en zijn we een promotiecampagne gestart. Honderdvijftig bondgenoten hebben ons gesteund met donaties en de verkoop van portretten.”
Manon van Hoeckel heeft het talent niet van een vreemde. “Het creatieve talent heb ik van mijn ouders, maar daarnaast hebben ze allebei ook een heel sterke sociale kant. Ik kom uit een veilig en warm nest waarin ik kon kiezen wat ik wilde. Maar ik heb me altijd gerealiseerd dat die vrijheid niet voor iedereen is weggelegd. Als bij mij iets niet zou lukken, was er altijd nog een plan B.”
Ander publiek naar Boijmans Van Beuningen
Gevoed vanuit deze achtergrond ontdekte ze dat het ontwerpen van design ook op een andere manier kan worden toegepast. “Als ontwerper ben je in staat om iets te verbeelden wat er nog niet is. Dat kan niet iedereen. Veel mensen kunnen wel een idee bedenken en op papier zetten, maar het niet zichtbaar maken. Ik ben van nature nieuwsgierig en deins er niet voor terug om een vraag te stellen die voor een ander gek lijkt. Daardoor kan ik soms iets boven tafel krijgen waar anderen overheen kijken, omdat ze denken: zo gaat het nu eenmaal. Hoe we in de maatschappij met elkaar omgaan, dat zijn sociale constructies die ooit zijn bedacht en ontworpen, dus die kun je ook veranderen. Zo sta ik erin.”
Zij baarde opzien met haar geslaagde poging om de mensen het museum in te krijgen. Samen met Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam ontwikkelde ze het project ‘Boijmans’ Wassalon’, waarbij midden op zaal een wasserette werd geplaatst.
“Als de bezoekers hier hun vuile was kwamen doen, mochten ze gratis het museum bezoeken. De bedoeling was dat ze met elkaar in contact kwamen en spontaan gesprekken gingen voeren. En terwijl de was draaide, mochten ze het museum binnenwandelen. De wasserette bracht een heel ander publiek naar binnen, inclusief veel wijkbewoners die het museum nooit eerder hadden bezocht. Grootouders wasten er de knuffels van hun kleinkinderen, een sportvereniging kwam hun clubshirts wassen en Rotterdamse studenten brachten hun was eens een keer niet naar hun ouders, maar naar Boijmans van Beuningen.”
Of het ook werkte? “Natuurlijk niet bij iedereen, maar sommige mensen kwamen iedere week terug. Er was zelfs een vrouw die helemaal verliefd werd op het schilderij ‘De Toren van Babel’.”
Het moet voor iedereen herkenbaar zijn
Mensen met elkaar verbinden is voor van Hoeckel een belangrijk doel. Liefst op een laagdrempelige manier en zoveel mogelijk inspelend op wat mensen zelf ervaren. “Het hoeft niet met ingewikkelde middelen, maar moet voor iedereen herkenbaar zijn. Ik zoek altijd naar een middel dat voor iedereen toegankelijk is. Daarmee probeer ik een verbinding te maken, bijvoorbeeld met de wereld van de kunsten. Daarom vond ik het leuk iets te doen met een museum, omdat dat dat een plek is waarvan de mensen denken: ik heb er geen verstand van en ik mag nergens aankomen. In de wasserette in Museum Boijmans vonden gesprekken plaats die iedereen kan voeren, maar praten over een kunstwerk is een stuk moeilijker. In de wasserette worden de eerste contacten al gelegd, waardoor de drempel om het museum te bezoeken een stuk lager wordt.”
“Op dezelfde manier heb ik een project met kappers verbonden om naar een museum te gaan. Ik noem dit het Paard van Troje. Als je een half uur moet wachten op de was, ga je vanzelf in het museum rondlopen. Maar als je alleen de toegang gratis zou maken, haal je de mensen niet het museum binnen. En als je weet dat je ergens gratis de gigantische teddybeer van je zoontje kunt wassen, dan ga je eigenlijk alleen voor de was. Maar als ik met het museum afspreek dat de mensen die hun was komen doen gratis naar binnen mogen, dan krijg je mensen binnen die normaal niet zo snel een museum bezoeken.”
Eigenaar van een probleem
Om haar idealen te verwezenlijken heeft Van Hoeckel ook de hulp van anderen nodig. “Ik heb natuurlijk niet de pretentie dat ik alles alleen kan doen. Het verschil met vroeger is dat je vooral als solo-ontwerper werd opgeleid. Tegenwoordig ben je als ontwerper veel meer een schakel in het geheel. Bij veel projecten werk ik samen met anderen. Sommige doe ik in opdracht van een partij die een duidelijke vraag heeft en meestal eigenaar is van het probleem. Dat kan een gemeente zijn, een woningbouwcorporatie, een bank of van provincie tot het gevangeniswezen.”
“Een aantal projecten heb ik zelf opgezet, zoals mijn afstudeerproject ‘In Limbo Embassy’ voor ongedocumenteerde vluchtelingen. Als ik daarmee stop, dondert het als een kaartenhuis in elkaar, want je moet daar heel veel onbetaalde uren voor inzetten. Daarnaast moet je ook nog eens heel erg gepassioneerd zijn, want er zit geen verdienmodel achter. Dat wil ik ook niet, maar ik heb daarvan geleerd dat het belangrijk is te zoeken wie de eigenaar van een probleem is. Zodat ik mezelf uit een proces kan ontwerpen waarin ik niet meer nodig ben.”
Doordat sociale vraagstukken steeds complexer worden, constateert ze dat er steeds meer samenwerking ontstaat tussen ontwerpers. “Ik zie dat het werkveld de laatste tien jaar enorm aan het verbreden is. In veel verschillende sectoren worden tegenwoordig ontwerpers ingeschakeld om mee te denken over diverse vraagstukken, van de zorg tot aan justitie. Tijdens mijn opleiding heb ik veel skills geleerd die ik nu kan inzetten. Maar zoals het vakgebied er nu uitziet, dat bestond toen echt nog niet. Vandaar dat ik erg heb getwijfeld: is de Design Academie wel de juiste opleiding voor mij?”
Manon van Hoeckel werd eigenwijzer
“Uiteindelijk ben ik heel blij dat ik hem heb afgemaakt. Ik werd ook eigenwijzer en ging projecten naar mijn hand zetten in plaats van wat er werd gevraagd. Dat heeft als resultaat dat ik af en toe als vrije denker wordt ingehuurd door een consultancybureau, bijvoorbeeld om samen te werken met een gemeente. Daar heb ik veel van geleerd. Hoe die systeemwereld in elkaar zit, daar had ik geen kaas van gegeten. Om dat te snappen is ingewikkeld en je hebt er een paar jaar voor nodig om door te krijgen hoe het werkt bij een gemeente of provincie. Wie je moet bereiken, hoe je voor voldoende draagvlak zorgt.”
Enkele jaren geleden is ze gestart met het ‘Bouwdepot’, een stichting die zich inzet voor dak- en thuisloze jongeren. “Er zijn ruim 12.500 jongeren in Nederland dakloos en nog een veel groter deel thuisloos. We willen dat ze een leven kunnen opbouwen en dat het geld kan zorgen voor funderingsherstel. Ze hebben een woning nodig, maar het ontbreekt hen aan een stabiel inkomen. Er is in Nederland wel een sociaal vangnet, maar die uitkering houdt op na je eenentwintigste.
Vanuit de overheid wordt verwacht dat de ouders bijspringen, maar die zijn vaak buiten beeld. Jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg mogen het zelf uitzoeken. Twee derde van deze jongeren wordt een tijd dakloos. Ons voorstel was om deze jongeren een jaar lang een basisinkomen te geven, helemaal vanuit vertrouwen. Je kunt je voorstellen dat er vanuit allerlei partijen weerstand ontstond. Toen zijn we met de stichting fondsen gaan werven en we zijn gestart met vijf jongeren die een jaar lang zo’n basisinkomen kregen. Die jongeren zijn we gaan volgen om te onderzoeken wat het inkomen met ze doet en waar ze het aan uitgeven.”
Vooroordelen over jongeren gelogenstraft
Opmerkelijk is dat de vooroordelen dat deze jongeren het geld zouden gaan uitgeven aan ‘verkeerde’ dingen tijdens dit onderzoek werden gelogenstraft. Van Hoeckel: “De resultaten wijzen anders uit. Het onderzoek laat zien, dat de helft na een jaar schuldenvrij is en dat tachtig procent zelfstandig woont. Veel jongeren gaan aan het werk en een derde heeft na een jaar zelfs een voltijdbaan. We hebben laten uitrekenen wat het een gemeente kost en wat het na verloop van tijd oplevert. Dan blijkt dat de kosten die in deze jongeren worden geïnvesteerd in drie jaar tijd worden terugverdiend. Als deze jongeren in de crisisopvang terechtkomen, dan kost dat de maatschappij veel meer geld.”
De goede resultaten bleken ook uit de podcastafleveringen die Van Hoeckel erover maakte en die naar zo’n driehonderd ambtenaren werd gestuurd. “De gemeente Eindhoven was geïnteresseerd en wilde betalen voor de pilot. Inmiddels zijn er acht gemeenten die deze aanpak omarmen en er zijn nu honderdtachtig jongeren die een jaar lang zo’n bouwpakket ontvangen. Mijn rol in dit geheel is ook: hoe krijg je dit verhaal goed overgebracht naar de verschillende instanties? We zijn nu aan het lobbyen richting politiek. Binnenkort staan we voor de Tweede Kamer met de ‘Loterij des Levens’. Als een politicus daaraan draait krijgt hij of zij het lot van een jongere in handen. Hiermee wil ik aan de politici laten zien: je kiest niet waar je wieg staat en ook lang niet altijd voor de positie waarin je zit. In Nederland hebben we maar liefst 350.00 jongeren die het verkeerde lot hebben getrokken!”
Geen zin om in een lokaaltje te zitten
Omdat haar werkwijze opvalt, wordt ze regelmatig benaderd om nieuwe ideeën te ontwikkelen. Een ander project waarmee ze bezig is, gaat over jongerenparticipatie met betrekking tot het thema gezondheid.
Van Hoeckel: “Vanuit de provincie Noord-Brabant kwam de vraag hoe je jongeren zou kunnen betrekken bij vraagstukken over dit thema. Het zijn vooral jongeren met een praktisch gerichte opleiding die afstand tot de overheid voelen. Toen wij ze hierover benaderden, gaven ze aan dat ze best over gezondheid willen nadenken, maar geen zin hebben om in hun vrije tijd in een lokaaltje te gaan zitten. Ik ben me toen in het vak burgervorming gaan verdiepen en ontdekte iets opmerkelijks: praktisch opgeleide jongeren leren vooral de regels en hoe ze zich daaraan moeten houden, terwijl theoretisch opgeleide jongeren met elkaar in debat mogen om zelf een oplossing te bedenken. Dus het is niet zo vreemd dat de eerste groep meer wantrouwig is naar de overheid.”
Van Hoeckel bedacht hier de volgende oplossing voor: “Ik heb voor de provincie een onderwijspakket ontwikkeld waarin deze groep jongeren in acht lessen een gezondheidsthema gaan kiezen en daar onderzoek naar gaan doen. Dat kan bijvoorbeeld gaan over middelengebruik, voeding of mentale gezondheid. Uiteindelijk kwamen ze tot hele mooie ideeën en aanbevelingen aan de school, de gemeente en de provincie. Een ervan is dat ze een lesuur mogen vervangen door een uur sport. Welke sport dat is, mogen ze zelf uitkiezen. Bij deze keuze moeten we de school ook een beetje begeleiden. Want die wil misschien een sportveld aanleggen, terwijl ze niet meedenkt met de doelgroep, die bijvoorbeeld misschien veel liever wil boksen. Voor dit project is ook een duidelijk mandaat vastgesteld: dat een aantal van deze ideeën werkelijk wordt uitgevoerd, zodat de jongeren het idee krijgen dat ze serieus worden genomen. We hebben een pilot gedraaid in een mbo-school in Breda en het volgend jaar volgen er nog vier van deze pilots.”
Bang dat haar creatieve bron gaat opdrogen is Manon van Hoeckel niet. “Tegenwoordig heb je niet meer een baan van dertig of veertig jaar voor de rest van je leven. Ik vind het heerlijk dat ik mezelf iedere vijf jaar opnieuw kan uitvinden Het is inspirerend dat ik met elk project in een nieuwe wereld stap waar ik vooral zelf heel veel van leer. Op die manier blijf ik bezig mezelf te ontwikkelen. Ergens nieuwsgierig en onbevangen instappen is mijn kracht. Hierdoor krijg ik heel veel verschillende verhalen en perspectieven op de wereld mee van al die verschillende mensen waar ik mee te maken heb.”
Meer projecten van Manon van Hoeckel: www.manonvanhoeckel.com
Meer over social design op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024