column door Arnold Verplancke •
Onderweg naar de griepprik sta ik plotseling oog in oog met een huizenhoge boekenkast. Zou die pas geschilderd zijn op de kale zijwand? En kijk, het tweede liggende boek van onderen vermeldt de naam van Jotie T’Hooft. Toch echt geen bekende of populaire schrijver. Wat bijzonder! Als ik een foto maak, wil een passerende vrouw me wel uit de droom helpen. Nee, die beschildering hier op de hoek is al een jaar of twee oud. De bewoners van ‘het hofje’, zoals ze de zijstraat noemt, hebben samen de titels uitgezocht. Als ik verbaasd wijs op de naam van de zeer jong overleden Vlaamse dichter, zegt ze: “Ja er wonen hier heel verschillende mensen. Ik ben meer van de Stephen King.”
Zwaar versneden heroïne
Jotie T’Hooft maakte in 1977 op eenentwintigjarige leeftijd een einde aan zijn leven. Bewust nam hij een overdosis zwaar versneden heroïne. Hij had toen al drie dichtbundels gepubliceerd waaronder Junkieverdriet, die hem de Reina Prinsen Geerlingsprijs opleverde. In de nacht voor zijn dood schreef hij in een roes nog twaalf gedichten, waarvan ik meerdere zinnen nooit zal vergeten.
Ik geloof niet dat ik gered kan worden, doodjelief
en als het kon dan wou ik het niet (…)
(…) Lieve dood, ik neem afscheid van jou in de koorts
in het ochtendlicht, in de maandag die mij wekte
en diep in mij weet ik: wat ik blindelings volg
is uw toorts.
Dat is uit het gedicht ‘Een brief’ en iets verderop staat in de Verzamelde gedichten, uitgegeven door Elservier Manteau, het gedicht ‘Eenzaamheid/Gemis’ dat eindigt met:
(…) Straks komt er een droomkaros, zo heeft men mij beloofd
– iemand in de spiegel, die ik dadelijk heb geloofd –
om mij uit de eenzaamheid te halen.
Ieder kind gelooft gretig mooie verhalen…
Nee, ik had zeker niet verwacht al wandelend nog eens op deze romantische en gevoelige junkiedichter te stuiten. Wie zou zijn naam nog kennen, vroeg ik mij af. In de grote boekenwand zag ik ook nog de naam van Jan Wolkers staan met zijn Turks Fruit. Dat deed me denken aan wat ik hoorde over een praatprogramma op televisie. Een bekende politiek journalist vertelde dat zij wel die film had gezien, maar nog nooit iets van Wolkers had gelezen. ‘Een generatiedingetje’, concludeerde ik. Voor mijn tijdgenoten was het ondenkbaar nooit iets van hem te hebben gelezen. Maar ja, het is bijna al een hele eeuw geleden dat hij werd geboren en vijfenvijftig jaar dat hij Turks Fruit publiceerde. Sterker nog: wie weet dat Wolkers begin jaren zestig ook nog toneelstukken schreef: De Babel en Wegens sterfgeval gesloten. Ik koester ze in mijn collectie.
De Grote Drie
Roem is vergankelijk, dat weten we. Maar hoe lang is die eigenlijk houdbaar? In mijn tijd had je de Grote Drie in de Nederlandse literatuur: Mulisch, Hermans, Van ’t Reve. Worden die nog gelezen? Mulisch’ Voer voor psychologen maakte grote indruk op mij als zestienjarige. Dat lef, die grootspraak, het ongegeneerd koketteren met kennis. Ik genoot ervan, liggend in een duinpannetje.
Of de Grote Drie van het cabaret? Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld. Ja, de liedjes van de laatste twee komen nog wel eens langs. En aan Wim Kan moet ik altijd denken als het gaat over de ontberingen die Nederlanders in Indië hebben geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wim Kan werd door de Japanners te werk gesteld aan de beruchte Birmaspoorlijn en hij demonstreerde dan ook fel toen keizer Hirohito van Japan Nederland zou bezoeken in 1971. Hoe lang zullen hun namen nog rondzingen?
Dat geldt natuurlijk ook voor operazangers. De Grote Drie uit die sector zijn nog wel bekend denk ik: Pavarotti, Domingo en Carreras. Maar wereldsterren van eerdere generatie? Mijn collega die onlangs een grote verzameling opera cd’s en dvd’s kreeg, vroeg mij genereus of ik interesse had in bepaalde opnamen. ‘Als er iets van Jussi Björling bij zit wel,’ zei ik. En jawel, twee prachtige cd’s met opnamen waarin deze Zweedse tenor stralend uitblinkt: ‘Tosca’ en ‘Il Trovatore’.
De beste honderd zangers
Jaren geleden kreeg een andere collega interesse in opera, maar toen ik de naam van Björling noemde, keek hij me blanco aan. Achteraf snap ik het ook wel. De zanger overleed al in 1960. Maar toch: op een lijst uit 1999 uitgegeven door het Engelse muziektijdschrift Classic cd, prijkt Jussi Björling op de eerste plaats van de beste honderd zangers en zangeressen van de hele twintigste eeuw. Dus nog hoger dan de bijna eeuwig beroemde Maria Callas. Maar ja roem blijft vergankelijk.
‘Commedia della Morte’ noemde Jan Wolkers zijn toneelstuk Wegens sterfgeval gesloten. Het speelt zich af op een kerkhof, op de jongste dag, als de doden uit hun graven verrijzen. Zelfs god verschijnt op het einde van het stuk als een man in grijs kostuum en een witte roos in het knoopsgat. Hij is hoogst ontevreden over de mensheid en stuurt alle overledenen die reeds door de engelen zijn opgewekt terug hun graf in. Maar er hopst ook nog een aap rond op het toneel en die wekt de interesse van god. Hij oogt zo eenzaam. ‘Het is niet goed dat de aap alleen zij’, spreekt god. Hij streelt de aap over de zijkant ter hoogte van zijn ribben. De engelen kijken met schrik toe.
‘Hij heeft nog geen leergeld genoeg betaald.’
‘Het begint helemaal weer van voren af aan.’
‘Je zou toch verwachten dat die sukkel eens wijzer zou worden.
Wij zien toch ook van tevoren dat het op niets uitdraait.’
‘Wij wel ja, maar hij blijft geloven. Tot in het onmogelijke. Dat is het verschil tussen ons en god.’
Degenen die dit toneelstuk nog ooit willen opvoeren, stuiten wel op de bepaling van Jan Wolkers: ‘De auteur geeft slechts toestemming om dit stuk te spelen aan het gezelschap dat hem de rol van de aap toebedeelt.’ Maar ik neem aan dat die bepaling inmiddels verjaard is. Bovendien hebben anderen zich daar indertijd ook niet aan gehouden, bij mijn weten.
Beeld voorpagina: oude chimpansee. Foto > Naturalis, beeld in artikel > Arnold Verplancke
Meer columns van Arnold Verplancke op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024
Ik vraag me inderdaad af hoeveel mensen Wolkers nog (her)lezen. Voor mijn literatuurlijst HBSa (1970) had ik nagenoeg alles van hem gelezen. Vorige week was er nog een verfilming van Terug naar Oegstgeest uit 1987 op tv, maar die heb ik helaas gemist. De laatste week van het jaar herlees ik altijd De Avonden van Van het Reve. Doe ik dan een week over. Tot oudejaarsdag. Verveelt nooit . Maar wie leest er nog Nescio, Bordewijk of Elsschot, Marnix Gijsen? Het leven is nu eenmaal kort en roem vergankelijk.