Eind juni was de Franse kunstenaar Laure Prouvost in De Pont om met conservator Maria Schnyder te praten over de tentoonstelling die ze in Tilburg maakte, in samenspraak met het museum. Het uiterst veelzijdige geheel – video, textiel, glaswerk, schilderijen – heeft trekken van een Gesammtkunstwerk waarin wordt gebalanceerd tussen dystopie en lichtvoetigheid, tussen verleden en heden, tussen plek en kunstenaar.
door Pieter Siebers • Fotografie > Antoine van Kaam
Het vraaggesprek met kunstenaar Laure Prouvost (Croix (F) 1978) vindt plaats op zondag 30 juni en wordt voorafgegaan door een lunch, een assortiment donkergetinte gerechtjes waaronder een dikke, zwarte ‘muddy peanut soup’. De kunstenaar heeft zich vooraf over het menu met de kok verstaan, net zoals ze bij de opening van haar tentoonstelling in maart een aandoenlijk kinderkoor betrok. Het zangspel dat deze Brusselse smeltkroes van culturen aanstekelijk ten gehore bracht werd meermaals vergezeld door wuivende gebaren, met wapperende papiertjes in de handen.
Het zich steeds verplaatsende tafereel duurde zo’n half uur en de ontwapenende blijmoedigheid die eruit sprak – met zinsneden als ‘Let’s migrate together’ – is nauw verbonden met de centrale figuur in het werk van Prouvost, de grootmoeder. Zij is de hoofdfiguur op deze tentoonstelling en verschijnt manifest in een film, vertoond op een enorm beeldscherm, als een zwevende dame op leeftijd. Ze is gehuld in een soort jumpsuit en vliegt, geholpen door palmtakken als vleugels, op grote hoogte om zo het ondermaanse zwoegen van de mensheid te kunnen bezien.
De grens van de alledaagse wereld
We zijn dan al een kleine, houten brug gepasseerd die niet over water, weg of spoorlijn voert, maar die de grens vormt tussen de alledaagse wereld en het soms dromerige, soms ontluisterend geheel van videoschermen, textiele wanden, apocalyptische installaties met mist en lekkende oliepijpen, muziek, vogels van Muranoglas en al die andere zaken waarop grandma zicht heeft.
Het kinderkoor voerde als een soort Rattenvanger van Hamelen de bezoekers langs het intrigerende rariteitenkabinet waarin Laure Prouvost De Pont tijdelijk heeft getransformeerd. Ruim vier maanden na die opening treedt Prouvost nu in gesprek met conservator Maria Schnyder. Het gesprek begint met een glimlachende en zachtjes fluitende Prouvost die zo een nog niet werkende microfoon test.
De in het Noord-Franse Croix geboren kunstenaar blijkt gedurende het onderhoud te beschikken over een speelse, associatieve geest, zoals zich die ook openbaart in de titel van haar tentoonstelling, ‘In the mist of it all, above front tears’. “Tja die taal”, zegt Prouvost, “die is natuurlijk nogal letterlijk, terwijl je, zo denk ik, die niet te letterlijk moet nemen. Ik zie taal als een soort klei, als een veranderlijke grootheid. Niet als iets dat vastgeroest is, eerder als een vorm van migratie.”
De standaardvraag van Edith Thomas
Prouvost is een gelouterde kunstenaar van wie werk is getoond in musea en galeries over de hele wereld. Een belangrijke basis daarvoor is de Turner Prize die zij in 2013 won. De naar de Britse schilder William Turner genoemde prijs, waaraan een geldbedrag van 14.000 pond is verbonden, kreeg ze voor haar videowerk ‘Wantee’. Die titel refereert aan Edith Thomas, de vrouw die kunstenaar Kurt Schwitters (1887-1948) de laatste jaren van zijn leven terzijde stond. Het is een woordgrap omdat, naar verluidt, de standaardvraag van Edith Thomas aan gasten was: ‘Want tea’?
Prouvost maakte ‘Wantee’ in het Noord-Engelse Coniston, samen met lokale handwerkslieden en de plaatselijke jeugdvereniging. Die werkwijze lijkt een constante in het uitdijende oeuvre van Prouvost, die in Tilburg niet alleen met de kok van De Pont en het Brusselse kinderkoor samenwerkte. In het vraaggesprek staat zij uitvoerig stil bij de totstandkoming van de Tilburgse tentoonstelling, waarvoor vier jaar eerder de basis werd gelegd en die er niet was gekomen zonder dialoog, inzichten van vaklieden en voortschrijdend inzicht.
“Eigenlijk had en heb ik geen plan. Eerder is het zo dat mijn werk ontstaat, het groeit, het vormt zich. In Tilburg heb ik maanden gewerkt aan iets wat mij nog niet scherp voor ogen stond, maar wat er zonder al die kundige, inventieve mensen om me heen niet gekomen was.”
Er is sprake van immersieve kunst
Prouvost mag dan geen beredeneerd, vooropgezet plan hebben, wel heeft zij een ‘doorvoeld’ idee waar het in haar werk om dient te gaan. In de korte tekst die De Pont aan haar werk wijdde wordt gesproken van ‘immersieve’ kunst, een term die zoiets betekent als onderdompelend. In digitale kunstvormen, games en virtual reality wordt het begrip gebruikt om fysieke aanwezigheid in een virtuele omgeving aan te duiden. Uit de tentoonstelling van Prouvost blijkt een welhaast onophoudelijk spel tussen heden en verleden, tussen waan en werkelijkheid en tussen ernst en luim.
Als gids dient de (virtuele) grootmoeder van de kunstenaar in de zeven minuten durende video ‘Every Sunday, Grand Ma’ uit 2022. Dit werk bevond zich al in de collectie van De Pont en is nu geplaatst boven een donker, spiegelend oppervlak op de grond. Een soort olievlek, rondom een paar grote, ijzeren pijpen waarin we bovendien een en ander aan afval aantreffen. Het is een naargeestig beeld, maar – zo blijkt uit veel ander werk – ontsproten aan de geest van een kunstenaar die ook oog (en oor, getuige het koor) heeft voor troost en hoop.
Een integratie van de kunsten
Het is een soms overweldigend schouwspel dat Prouvost ons voorschotelt. Een soort stijlkamer van video (haar specialisatie), tekeningen, sculptuur, textiel en glas. Disciplines die in samenspraak iets van een wereldbeeld tentoonspreiden. Dat samenstel en een organische werkwijze – in dat geval ook met de staf van De Pont – doen denken aan het Gesammtkunstwerk uit de negentiende-eeuwse Duitse romantiek. Dat beoogde een integratie van de kunsten, een streven waarvan met name Richard Wagner de voorvechter van was. Het oversteeg de artistieke beleving en zou idealiter bijdragen aan de geestelijke ontplooiing van de mens. Geen kunst zou ondergeschikt zijn om een harmonische eenheid te bewerkstelligen, een alomvattend theaterspektakel waarin de mens zou participeren, in een ‘freie künstlerische Genossenschaft’.
Dergelijke hooggestemde idealen zijn doorgaans geen lang leven beschoren, maar bij tijd en wijle blijken ze toch nog een inspiratiebron. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw weidde tentoonstellingsmaker Harald Szeeman er in Zürich ‘Der hang zum Gesammtkunstwerk’ aan en ook Prouvost lijkt op zoek naar een veelzijdig soort harmonie, al is het in haar geval beter om te spreken van balans.
In het kwetsbare evenwicht tussen apocalyptische visioenen en vertrouwen in het goede, in de veerkracht van mens en natuur openbaren zich meerdere bronnen waaruit Prouvost put. Haar eigen leefwereld, de grote kwesties van de moderne tijd en ook de kunstgeschiedenis. Niet alleen het Gesammtkunstwerk, maar dus ook Kurt Schwitters, de partner van ‘Wantee’. Schwitters was een veelzijdig dadaïst wiens klankgedicht ‘Ursonate’ een van zijn bekendste werken is. Naar verluidt werd dit gedicht door hem ook ten gehore gebracht in Tilburg, in 1913 in bioscoop Besterds Belang aan de Koestraat. Daar hebben dan regels geklonken als ‘Grimm glimm gnimm bimbimm’, klanken meer dan woorden.
De kronkeltaligheid van Prouvost
Schwitters heeft ongetwijfeld de kronkeltaligheid van Prouvost beïnvloed. ‘Wantee’ is een lenige taalvondst, van het soort die ze aangrijpt om de starheid van woorden en begrippen in een snel bewegende wereld aan de orde te stellen. De titel van een recente tentoonstelling in Australië, ‘Oui move in you’, duidt op hetzelfde, net als enkele andere werken die De Pont al in bezit had. Zo is er een sober schilderij van een sportschoen van Nike, waaronder staat ‘This means car’. Een variant op het schilderij van René Magritte, ‘Ceci, n’est pas une pipe’ uit 1928.
Je zou Prouvost een ‘homo ludens’ kunnen noemen, een speelse mens, met de term afkomstig van cultuurhistoricus Johan Huizinga (1872-1945) die in 1938 pleitte voor het belang van het speelse in de cultuur. Haar belangrijkste vehikel in deze tentoonstelling is de grootmoeder, de grenzen letterlijk overstijgend. Zij mag dan tot de jaren des onderscheids zijn gekomen in haar gerimpelde toestand, maar ze deinst niet terug voor het avontuur, voor het onbekende. Maar loopt zoiets wel goed af? Wordt ‘Grandma’ hier niet opgevoerd als de oudere, vrouwelijke pendant van Icarus. Deze mythologische figuur uit de klassieke oudheid waagde het om met zijn vleugels van hout en bijenwas te dicht bij de zon te vliegen en die jeugdige overmoed vervolgens met de dood moest bekopen.
Hoogmoed komt voor de val
Hoogmoed komt voor de val, al krijgen we die niet te zien in het donkere, van afval voorziene en welhaast pandemische wereldbeeld dat Prouvost ons in De Pont voorschotelt. Om ons te behoeden voor een overmaat aan pessimisme zijn er gelukkig her en der tekenen van hoop en schoonheid te ontwaren.
Kleurige elementen, zoals de vissige vogels van Muranoglas, wondermooi gemaakt door de Italiaanse ambachtslieden. Geplaatst naast fraaie, textiele weefsels waarbinnen films van Prouvost zijn te zien, net zoals in de omgekeerde rieten manden van waaronder voor de gelegenheid gemaakte films bekeken kunnen worden. Daarin hebben nimfen bezit hebben genomen van de lommerrijke tuin achter De Pont. Ze zijn getooid met bloemen. Dat zou een verwijzing zou kunnen zijn naar de Griekse, mythische ‘anthousa’ (te vertalen als ‘in bloei’) die worden gezien als beschermers van de bloemen.
De nimfen, ‘Wantee’, de theeschenkende geliefde en ‘Grandma’, getuigen van Prouvosts aandacht voor het feminiene. ‘Grandma’, zo leert de rondleiding tussen lunch en vraaggesprek, is ontsproten aan de al even fictieve grootvader die een vriend zou zijn geweest van Schwitters. Van die man – een beeldhouwer – werd niets meer vernomen nadat hij in de vloer van zijn cottage in het Engelse Lake District een gat had gegraven, de aanzet tot een tunnel die hem naar Afrika had moeten leiden. Dat verhaal komt uit een eerdere videofilm van Prouvost, waarin grootvaders onmin blijkt met zijn vrouw, die nogal twijfelt aan nut, inspanningen en statuur van manlief.
Geen oproep tot activisme
Een dergelijk motief is eigentijds, maar Prouvost waakt ervoor om zaken als deze expliciet dan wel pamflettistisch aan de orde te stellen. In niets is deze tentoonstelling een oproep tot activisme, tegen onderdrukking, klimaatverandering, achterstelling of wat dan ook. Eerder draagt het geheel bij aan gewaarwording. Je zou het een Gesamtkunstwerk kunnen noemen waarin de idee van een gemeenschap – hoe divers ook – bepalend is. Een wezenlijk begrip daarbinnen is samenhang: tussen dystopie en lichtvoetigheid, tussen verleden en heden, tussen plek en kunstenaar. Het is een tentoonstelling die bijblijft, ook omdat idee en uitvoering prachtig samenvallen.
‘Laure Prouvost, In the mist of it all, above front tears’, tot en met 18 augustus 2024 in Museum De Pont, Tilburg.
Meer over De Pont op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024