Makers on materials toont fascinatie voor natuurlijke basismaterialen

‘Makers on materials’ in TextielMuseum Tilburg is een expositie in de beste traditie van het museum: boeiend, informatief, innovatief en een tikje activistisch. Centraal staan kunstenaars die niet alleen een specifiek materiaal gebruiken, maar daarmee ook doelbewust aandacht vragen voor het verhaal achter dit materiaal.

door Corien Ligtenberg

‘Het basismateriaal van vandaag is kurk.’ Deze klassieker uit de serie ‘Kreatief met Kurk’ van het kibbelende duo Theo en Thea (1993/1994) zullen veel lezers herkennen. Ook ‘Makers on materials’ in het TextielMuseum focust op het basismateriaal, al is dat in dit geval geen kurk. De expositie laat de fascinatie zien van zeven hedendaagse kunstenaars met de natuurlijke materialen katoen, vlas, rubber, zijde, wol en fique. Daarbij zijn de kunstenaars vaak beïnvloed door hun afkomst en leefomgeving: zo komt Caroline Bach, die werkt met rubber, uit Clermont-Ferrand, de thuisbasis van de Michelinbanden en is Thierry Oussou (1988) opgegroeid in Benin waar katoen een van de belangrijkste exportproducten is.

‘Makers on materials’ gaat ook over maakproces

Zoals vaak toont het TextielMuseum in ‘Makers on materials’ niet alleen (toegepaste) kunst, maar wordt de bezoeker ook geïnformeerd over het materiaal en het maakproces. Elke van de zes zalen begint met een vitrine waarin het basismateriaal wordt geïntroduceerd en de verwerking ervan is te zien (en te voelen). Zo toont het, in het geval van fique, onder meer de plant, het gesponnen garen en een geweven koffiezak. Bij vlas de gedroogde stengels, gesponnen en gebleekt linnen en geweven stof. Ook zijn er weer kunstwerken te zien die in het TextielLab zijn gemaakt. Filmpjes tonen de – soms heel ambachtelijke – productie van het materiaal en/of het kunstwerk.

Katoen is een belangrijk exportproduct van Benin, het geboorteland van Oussou. Hij heeft als kunstproject een kleinschalige katoenplantage. Een filmpje laat de opbouw zien van het ‘Equilibrium Wind Project’ waarbij landarbeiders een piramidevormig kunstwerk opbouwen uit katoenbollen. Door het onbewerkte katoen tentoon te stellen en het ‘onzichtbare werk’ van de landarbeiders te filmen, wil de kunstenaar bewustwording creëren voor de oorsprong van katoen, een van de meest gebruikte stoffen ter wereld.

Oussou’s werk heeft een politieke lading. De katoenhandel in Benin is in handen van een door de staat gecontroleerd bedrijf, waardoor katoenboeren en hun gemeenschappen er nauwelijks profijt van hebben. Hij streeft met het project naar een eerlijkere verdeling van de opbrengst van katoen. Zijn ‘Evenwichtsvlag’, gewoven in het TextielLab, staat symbool voor eenheid. Oussou: ‘Voor mij gaat het erom mensen bij mijn werk te betrekken en bepaalde sociale structuren en dynamieken bloot te leggen die niet altijd zichtbaar zijn.’

Vlasteelt op zes hectare in de Flevopolder

De objecten in de zaal met het werk van de Nederlandse ontwerper Christien Meindertsma (1980) – onder meer een stoel, een vloerkleed en een touwlamp – zijn monochroom bruinbeige, de kleur van vlastouw. Meindertsma heeft voor ‘The Flax Project’ (2008-2018) de vlasteelt op zes hectare in de Flevopolder vastgelegd en de volledige oogst ervan, zo’n tienduizend kilo vlasvezels, opgekocht en lokaal verwerkt.

Het meeste Europese vlas wordt geëxporteerd naar China waar er tegen lage(re) loonkosten garens en linnen van wordt gemaakt. Meindertsma wil met haar project onderzoeken of lokaal geproduceerd vlas weer handelswaar zou kunnen worden en ontwierp een serie objecten uit ambachtelijk geslagen vlastouwen: onder meer een stoel, een touwlamp, een vloerkleed en een wandkleed, ‘Flax Field’. Het wandkleed doet denken aan een luchtopname van agrarisch land compleet met houtwallen, ingezaaide percelen en wuivend graan. Meindertsma: ‘Als ontwerper droom ik van projecten die wel industrieel gemaakt zijn, maar die ook oké zijn.’

Zijde is een kostbaar materiaal

Kunstenaar Asli Hatipoğlu (1991) is gefascineerd door de relatie tussen de mens en niet-menselijke wezens. In opdracht van het TextielMuseum deed zij onderzoek naar de geschiedenis van de zijderupsenteelt in Kozahan, Turkije, een plek op de historische zijderoute. Zijde is een kostbaar materiaal, voor één kilo zijn maar liefs duizend cocons nodig. Fascinerend (en ook wel alarmerend) is het verhaal van de zijderups Bombyx Mori, een gedomesticeerde soort die volledig van de mens afhankelijk is. Door de rups kunstmatig voedsel te geven kan die specifieke kleuren zijde, en zelfs glow-in-the-darkzijde, produceren. De installatie ‘Bombyx Mori’ bestaat uit een wandkleed met een filmprojectie van de levenscyclus van een zijdemot, een performance met drie bijbehorende kostuums en een documentaire.

Sieraden- en textielkunstenaar Caroline Bach (1995) is opgegroeid op het platteland van het Franse Clermont-Ferrand, de bakermat van de Michelinband. Het is dus niet verwonderlijk dat zij rubber als inspiratiemateriaal koos voor ‘Makers on materials’. Haar onderzoek naar de oorsprong van de rijkdom van haar stad en de gevolgen van de rubberindustrie voor mens en natuur heeft zij vertaald in vier ‘body jewels’, ‘die de drager confronteren met verschillende aspecten van het productieproces van rubber’: een activistisch project. De kunstwerken gaan vergezeld van filmpjes, donker van kleur en van sfeer, waarin Bach de objecten draagt/demonstreert. Doordat de filmpjes tegelijk draaien is het geluid ervan maar moeilijk te volgen – maar misschien is die kakafonie juist de bedoeling.

Wegwerpproduct

Fique, een soort agaveplant, stond vroeger bekend als ‘oro blanco’, het witte goud. Maar tegenwoordig worden de vezels vooral op grote schaal gebruikt om er koffiezakken, een wegwerpproduct, van te maken. Voor ‘Unravelling the Coffee Bag’ deed Rosana Escobar (1991) in haar geboorteland Colombia onderzoek naar fique, naar het ecosysteem, de lokale relevantie en de tradities die met het materiaal samenhangen. Het was haar afstudeerproject aan de Design Academy Eindhoven. Terug in Nederland ontrafelt ze de koffiezakken en geeft het materiaal een tweede leven door onder meer met de ruwe fiquevezels te vilten.

Oekraïense wollen herdersjas

Om verschillende materiaalexperimenten uit te voeren lieten de Oekraïense Dasha Tsapenko (1993) en de Nederlandse Marjo van Schaik (1994) zich inspireren door de gunya, een Oekraïense, wollen herdersjas. Zo gebruiken zij onder meer verschillende textiel- en verftechnieken en weven ze met ‘onbruikbare’ wol van Nederlandse schapen. Die schapen worden vaak alleen gebruikt voor hun vlees of als begrazers. De wol wordt afgevoerd of verbrand. Een van hun werken is een gevilte gunya met tal van zakjes waarin zaden worden bewaard (en symbolisch beschermd). Het is een verwijzing naar de gebombardeerde zadenbank in Kharkiv, Oekraïne. Tsapenko en Van Schaik: ‘Met de klassieke herdersjas als uitgangspunt vertellen we verhalen over lokale materialen, natuurlijke componenten en levende organismen.’

‘Makers on materials’, tot en met 3 november 2024 in TextielMuseum Tilburg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *