Frans Ellenbroek was bijna veertig jaar de bevlogen directeur van Natuurmuseum Brabant en stond erom bekend dat hij zijn mening niet onder stoelen of banken stak. Na zijn pensionering legde hij zich toe op schilderen en schrijven. Vier jaar geleden openbaarde zich bij hem de ziekte ALS. Hij overleed op vrijdag 3 mei.
door Emmanuel Naaijkens
Op 30 april 2024 schreef Frans Ellenbroek zijn achtste blog ‘Weeklachten’, een column voor vrienden en kennissen waarin hij de actualiteit scherp en ironisch op de hak nam. In deze aflevering wond hij zich op over de verengelsing van onze taal en over ons land waar boekhouders en accountants de dienst lijken uit te maken. Het zou zijn laatste schrijfsel zijn, want afgelopen vrijdag is Ellenbroek, woonachtig in Hilvarenbeek, tweeënzeventig jaar oud overleden. Zijn gezondheid ging achteruit sinds vier jaar geleden de ziekte ALS bij hem was gediagnosticeerd.
Een beeld van de wonderen der natuur
Frans Ellenbroek was bijna veertig jaar directeur van Natuurmuseum Brabant, waar hij als net afgestudeerd bioloog de leiding kreeg. Zonder enige ervaring met leidinggeven bouwde hij het museum uit tot een instelling waarin bezoekers op een eigentijdse, toegankelijke manier een beeld kregen voorgeschoteld van ‘de wonderen der natuur’.
Hij was een markante persoonlijkheid die zijn mening niet onder stoelen of banken stak en met zijn uitgesproken opvattingen regelmatig de krant haalde. Na zijn pensionnering in 2018 stortte hij zich vol overgave op zijn andere passie, de schilderkunst. In zijn atelier in het Carré in Tilburg voelde hij zich in zijn element. Hij schilderde abstracte werken, maar ook landschappen, dieren en mensen, waaronder enkele zelfportretten. Tot zijn ziekte het voor hem vrijwel onmogelijk maakte om het penseel nog te hanteren.
De moed om het leven voluit te leven
Zijn inspiratie vond een nieuwe weg in het schrijven. In 2021 verscheen zijn debuutroman De Steenkruier en afgelopen najaar Vliegangst, een bundel met achtenveertig gedichten waarin de vergankelijkheid van het leven doorklinkt.
Hij was er zich terdege van bewust dat hij door ‘die kutziekte’, zoals hij het zelf noemde, niet heel oud zou worden. De titel van de poëziebundel heeft overigens niks met vliegtuigen te maken, zei hij in het Brabants Dagblad. ‘Niet met angst voor vliegen. Maar wel met de moed die het vraagt om uit te vliegen en het leven voluit te leven.’
Het laatste gedicht heeft als titel ‘Doodgaan’:
Dat je met je ogen dicht
nu alles goed weet
en gedempte geluiden
hier of elders
dit beter maken
dan stille getuigen
die er waren
of er misschien nog zijn.
Dat dan elk geluid,
één voor één,
zachtjes lijkt te zwijgen
ook al leeft het voort
wanneer het zich verzoent
met elke stilte.
En andersom.
Dat daarna alles wat mag zijn
aanwezig blijft.
Dat dit gevoel het dan wint
van al het andere wat is
of zou kunnen zijn.
Zo zal het zijn.
Het advies om naar de Mulo te gaan
De wieg van Frans Ellenbroek stond in een katholiek Haags gezin. Zijn ouders dreven een sigarenzaak. De jonge Frans kon goed leren, maar afkomstig uit het stadsdeel waar de mensen plat praten, kreeg hij van zijn onderwijzer het advies om naar de Mulo te gaan. Zijn ouders pikten dat niet en zo belandde hij alsnog op het gymnasium. Dankzij gedreven leraren biologie en Nederlands raakte hij geboeid door het vak biologie en door taal en literatuur. Hij promoveerde later op het onderwerp ‘spitsmuizen in de duinen’.
In het Natuurmuseum kwamen zijn liefde voor natuur en taal samen. Hij zag het als zijn opdracht om door een heldere communicatie het publiek ervan te overtuigen dat respect vooral al wat groeit en bloeit ook in het belang is van de mensheid.
Lees ook op Brabant Cultureel:
JACE over boeken van Martijn Leggers en Frans Ellenbroek
JACE over podiumervaring en de bundel Vliegangst van Frans Ellenbroek
© Brabant Cultureel 2024