Hoeveel dialect zit er nog in de teksten van Brabantse zangers als Gerard van Maasakkers, Björn van der Doelen, Hein Augustijn en Martijn Kuijten? In een podcastserie van Omroep Brabant onderzoekt filmmaker en muzikant Frank van Osch deze vraag. Het dialect verdwijnt, maar de liefde voor het Brabants ziet diep. ‘Het is je moerstaal’.
door Emmanuel Naaijkens
Gerard van Maasakkers schreef in november 1976 het nummer ‘Hee gaode mee’. De geboren en getogen Nuenenaar stond toen aan het begin van een artistieke carrière die tot op de dag van vandaag voortduurt. Het nummer is nog altijd populair, ook bij mensen die niet per se van dialectmuziek houden. In 2008 was het vrolijke lentelied ‘Hee goade mee’ zelfs regelmatig op landelijke radiozenders te horen in een nieuwe uitvoering met Guus Meeuwis, JW Roy, Frank Lammers en uiteraard Van Maasakkers zelf. Een heuse evergreen dus, in goed Engels.
Zij zingen in dialect, de taal van hun geboortegrond
‘Hee goade mee’ is ook de titel van een podcast van Omroep Brabant waarin Frank van Osch (bekend als documentair filmmaker en muzikant) in gesprekken met dialectzangers probeert te achterhalen waarom zij zingen in de taal van hun geboortegrond. Interviews die worden afgewisseld met muziek. In een serie van tien afleveringen komen achtereenvolgens Gerard van Maasakkers, Björn van der Doelen, Martijn Kuijten, Hein Augustijn, Lya de Haas, Jos Kuipers, Zjef Naaijkens, JW Roy en Jan Biggel aan het woord.
Vier afleveringen staan inmiddels online en die gesprekken aan de spreekwoordelijke keukentafel geven al een aardig inkijkje in wat de muzikanten beweegt om niet in het Nederlands, laat staan het Engels te zingen. Maar de interviews laten ook zien dat zelfs onder dialectsprekers de oorspronkelijke taal van hun stad of dorp in hoog tempo opgaat in wat wel wordt genoemd het Algemeen Beschaafd Brabants.
Tekenend is de openingsvraag van interviewer Van Osch in de podcast met Gerard van Maasakkers: “Doen we in het plat of in het Hollands?” Uiteraard gaat het gesprek in het dialect, maar doet toch wat Nederlands aan. Natuurlijk is de kenmerkende zachte ‘g’ dominant, en ‘ge’ en ‘gij’ zijn de aanspreekvormen. En ook het ‘oe’ (je), ‘hedde’ (heb je), waor (in de betekenis van ‘was’) passeren regelmatig, maar slechts af en toe vallen typische dialectwoorden zoals ‘neije’ (nieuw) of ‘skôn’ (mooi). En smoeder, smam, svadder. Met andere woorden, ook voor een niet-geboren Brabander zijn de onderhoudende, soms ontroerende gesprekken goed te volgen.
Hij voelt zich helemaal niet de ‘oer-Brabander’
Van Maasakkers is misschien wel de belichaming van de evolutie van het Brabants dialect. Zijn wieg mocht dan in Nuenen staan, en zijn hart gaat sneller kloppen als hij weer in zijn vroegere woonplaats komt, hij voelt zich helemaal niet de ‘oer-Brabander’ waar sommigen hem voor aanzien. “Asjeblieft niet”, zegt hij in de podcast. Van Maasakkers, die alweer enige jaren met zijn man en muzikant Frank Cools in Gent woont, is vooral een wereldburger. Dat hij in het Brabants zingt is niet uit weemoed naar ‘de goede oude tijd’, het is geen nostalgie. Hij is bovendien iemand die wat afstand houdt van de gemeenschap waar hij zich mee verbonden voelt. “Dat voelt voor mij comfortabel.”
“Thuis heb ik het Nuenens dialect geleerd, op school leerde ik Nederlands. Dat is mijn tweede taal. In het begin heb ik ook in het Nederlands gezongen en in het Engels.” Maar hij realiseerde zich al gauw dat het dialect voor hem de taal was waarin hij zijn verhaal in zijn liedjes het best kon vertellen. Dat voelde vertrouwd, in het Nederlands klonk hij al gauw hooghartig, zegt hij tegen zijn interviewer.
Dat hij in het dialect zingt – of meer preciezer in het Brabants – is geen beletsel om ook niet-Brabanders te bereiken. Hij treedt regelmatig op boven de grote rivieren, zelfs in het chauvinistische Amsterdam. Van Maasakkers verklaart dat succes uit de universele thema’s die hij in zijn liedjes aansnijdt en die voor de luisteraars, waar ze ook wonen, herkenbaar zijn. Het nummer ‘Achter de schuur’, dat gaat over de gevolgen van grootschaligheid in de landbouw, is bijvoorbeeld in het Achterhoeks vertolkt door Benny Jolink van Normaal.
Nummer éénen de nationale hitparade
Zijn collega singer-songwriter JW Roy, die ook in het Engels zingt, schreef het nummer ‘Broken wings’. Een mooie melodie, vond Van Maasakkers, die nog beter tot zijn recht zou komen met een tekst in het Brabants. Het werd het nummer ‘As ge ooit nog ’s terugkomt…’ “Die tekst kwam vaneigens, het is zeker geen vertaling. Ik ben opnieuw begonnen.” Het nummer heeft in een uitvoering door onder andere Bart van der Weide (Racoon) en Anneke van Giersbergen zelfs een week op nummer één gestaan in de nationale hitparade.
Zu’n harde g is nie um an te hurre
Björn van der Doelen maakte ooit naam als profvoetballer bij onder andere PSV en Twente, maar hing op zijn negenentwintigste zijn voetbalschoenen aan de wilgen en nam een afslag richting cultuur. Hij staat nu op het podium als blues-achtige muzikant en acteur. “Ik schreef eerst in het Engels en dacht toen, dat schiet echt niet op. Daar kun je je verhaal niet in kwijt. Die taal beheers ik niet goed. Toen begon ik in het Brabants en werd het eigener”, vertelt hij in de podcast. Brabants is voor hem thuiskomen. Hij groeide op in Hintham (’s-Hertogenbosch) en in het gezin werd Brabants gesproken. Een zachte, beeldende taal. “Zu’n harde ‘g’ is nie um an te hurrre, ik vind dat echt een verschrikkelijke klank…”
Geen fingerspitezengevoel
Martijn Kuijten, geboren in Waspik, reisde de hele wereld rond, soms met zijn skateboard, om uiteindelijk zijn stek te vinden in Gimmert (Gemert) waar hij zich helemaal thuis voelt. Tien jaar lang schreef hij liedjes in het Engels, nu in het Brabants. “Op een gegeven moment dacht ik, wat ben ik nou eigenlijk aan het doen. Je hebt niet echt het fingerspitzengevoel in het Engels, dat is niet je moederstaal.” In het Engels kon hij zijn emoties niet kwijt. “Bij negen van de tien liedjes die ik nu schrijf, schiet ik bij wijze van spreken al half vol”, vertelt hij in de podcast.
“In het Engels ben je toch een beetje van een afstand de wereld aan het bekijken en beschrijven, voor mijn gevoel dan. In het Brabants is het toch meteen dichtbij.” Vooral omdat de toehoorders de tekst verstaan. Dat maakt wat los. Als hij in het Engels zong kreeg hij hooguit commentaar van een leraar Engels die hem voorhield dat hij de klemtoon verkeerd legde. “Engels is een barrière.” Kuijten, die ook beeldend kunstenaar is, gelooft niet dat zingen in het dialect het publieksbereik beperkt. Hij wijst op Daniël Lohues (vroeger van popband Skik) die in het Drents zingt en landelijk naam maakte.
Dialect heeft iets ronds, iets smeuïgs, iets kleurrijks
Singer-songwriter Hein Augustijn (opgegroeid in Biest-Houtakker) is beïnvloed door de Veulpoepers, die hij in de podcast omschrijft ‘als de Rolling Stones van onze regio’. Thuis werd er algemeen Brabants gesproken, op school Nederlands. Met zijn generatiegenoten sprak hij een beetje dialect. Dat hij in het dialect is gaan zingen heeft te maken met de platenkast van zijn ouders waarin ook veel volksmuziek stond. “Als ik luister naar iemand anders die dialect zingt, dan valt me altijd op hoe muzikaal een streektaal is. Het zingt ontzettend mooi. Het heeft iets smeuïgs, iets ronds, iets heel kleurrijks. De wat formelere talen, zeg maar de landstalen, die zijn alweer wat stijver. En zijn misschien ook wel wat serieuzer”, legt Augustijn in de podcast uit.
Of er toekomst voor het dialect is, is de vraag die in de podcast op tafel ligt. Van Maasakkers ziet het lokale dialect verdwijnen. “Dat hou je niet tegen. Het vervlakt, het wordt een soort tussentaal. Waarbij dan hopelijk het woordje houdoe overblijft.” Van der Doelen in antwoord op de vraag van Frank van Osch of hij in het Brabants denkt: “Hoe Brabants is mijn Brabants? Het is natuurlijk niet meer authentiek. Mij zul je niet gauw Nederlands horen praten, zeker niet als ik tussen mensen van boven de rivieren ben. Dan heb ik de neiging om het nog platter te maken.”
Het echte dialect komt in de verdrukking, het ‘plat praten’ verdwijnt, constateert Martijn Kuijten, die ook bekendstaat als Onze Martinus. Maar wordt dialect dan een soort museumstuk dat we in liedjes gaan stoppen, vraagt de interviewer aan Hein Augustijn. “Misschien, ja. Het alternatief is dat je het niet meer doet. Mag ook. Maar ik vind het gewoon een geweldige taal. En ik voel me daar heel erg mee verbonden. Dus ik wil dat wel blijven doen.”
De volgende podcastafleveringen* zijn te beluisteren vanaf:
17 februari • Lya de Haas
24 februari • Jos Kuipers
2 maart • Zjef Naaijkens
9 maart • JW Roy
16 maart • Jan Biggel
*) enkele namen onder voorbehoud, nummer tien nog niet bekend
Podcast te beluisteren bij Omroep Brabant en bij streamingsdiensten zoals Spotify.
Lees meer over nederpop op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024
wij missen in dit rijtje Nico vd Wetering!