column door Arnold Verplancke >
Zouden ze er nog ongeschonden staan, vroeg ik mij af. De Lourdesgrot met de knielende Bernadette, de Sint-Salvator Kapel met de kruisweg in het intieme processieparkje. De hele wegenstructuur rond Baarle-Nassau is immers een paar jaar geleden volkomen veranderd, met (terecht) een nieuwe rondweg en tal van rotondes. Maar ik kon opgelucht ademhalen toen ik van die kant het grensdorp binnen fietste. Bernadette bad nog vroom op haar knieën en de Heilige Maagd verscheen er ook nog steeds in wit en blauw gewaad.
Toch had het weinig gescheeld, vertelde een buurvrouw die met het oog op 15 augustus bezig was de staties van de kruisweg te kuisen. Dan wordt ter gelegenheid van Maria Tenhemelopneming ’s avonds een eucharistieviering gehouden met aansluitend een processie door de kapeltuin en langs de kruisweg.
“Ze hadden de nieuwe weg in een eerste ontwerp veel dichter bij de kapel gepland. De hof zou dan worden afgezet aan die kant met schuttingen. Maar daar is de hele buurt gelijk tegen in opstand gekomen. Dat kan toch niet. De tuin van de kapel moet toch gewoon open blijven en met zicht op de Lourdesgrot”, aldus de poetsende buurvrouw.
Maria Hemelvaart werd het feest vroeger in katholieke kring wel genoemd, analoog aan de hemelvaart van haar Zoon. Maar dat is natuurlijk fout. De goddelijke zoon kon op eigen kracht opstijgen, maar zijn menselijke moeder moest door God worden opgenomen, aldus de exegeten. Ik moet bij die Tenhemelopneming altijd weer denken aan mijn bezoek aan de Syrische stad Homs. Daar vond ik in 2007 de Syrisch-orthodoxe kathedraal Onze-Lievevrouw van de Heilige ceintuur (Um Al-Zennar) waar in een monstrans een schat werd getoond, namelijk de opgerolde ceintuur van het gewaad van Maria dat zij droeg voordat zij ten hemel werd opgenomen. De apostel Thomas zou dat wonder hebben waargenomen en indachtig zijn ongelovige natuur haar om een bewijs te hebben gevraagd om aan de andere apostelen te tonen. Zij overhandigde haar ceintuur, die na veel omzwervingen in Homs terecht is gekomen, waar al vanaf het jaar 59 een eerdere christelijke kerk stond.
Ook die kathedraal heeft hevige schade opgelopen in de Syrische burgeroorlog. Op het internet zijn foto’s te vinden van de verwoestingen. Ik hoop en verwacht dat de monstrans met ceintuur tijdig is gered.
Op de fiets zuidwaarts
Een dagje geen theater of museum, dacht ik vrijdag toen de zon scheen. Op de fiets zuidwaarts. De dag was toch al erg goed begonnen, want bij de dichtstbijzijnde bakker mocht ik na besteding van een tientje aan een soort rad draaien voor een eventueel extra prijsje. En ja, ik won een compleet stokbrood. Geen eenpersoons kleintje waar ik ruim voldoende aan zou hebben, maar zo’n gezinsstokbrood waar ik de hele dag mee onder de pannen zou zijn.
Zo naar huis wandelend in de zon met een stokbrood onder de arm waande ik me weer even in onze jonge jaren in Parijs: stokbrood Franse kaas en rode wijn in een parkje. Wie doet je wat? Ik praat over lang geleden. Les Halles was nog geen winkelcentrum, maar een enorm marktgebouw met allemaal goedkope eettentjes. Mijn toenmalige echtgenote bestelde er Tête de Veau zonder precies te weten wat ze zou krijgen. Een heuse kalfskop dus waar ze het gekookte en losgeweekte vlees uit moest lepelen.
De fietstocht voerde me langs de oude grenspaal bij de Roovertse Leij waar Nederland België ontmoet. Geen marechaussee en geen douane te bekennen, zoals wel die eerste keer dat ik als jongen mee mocht naar Antwerpen. Dus ook geen stempel in een paspoort nu. Daarna via een omweg naar Baarle-Nassau waar het nog steeds druk is met allerhande verkeer op het kruispunt bij Den Engel. Geen vrachtwagens meer die de hele boel blokkeren als ze een bocht nauwelijks kunnen nemen. Maar wel veel cabrio’s en klassieke auto’s, motoren, scooters en ook meerdere van die enorme vierwielige motorvehikels waar hoog achterop een dame troont als een koningin. Nee, de bestuurder is altijd een man. Ik heb nog nooit een man als prins-gemaal achter op de troon zien zitten bij een bestuurster.
Een essay over het absurde
Waar gaan ze allemaal zo doelgericht heen, naar welke belangrijke gebeurtenis in hun leven menen al die mensen zich te haasten? Dat vroeg ik mij af, zittend aan een sobere lunch schuin tegenover de antieke ANWB-wegwijzer. Weten ze niet hoe absurd dit alles is? Ik had de dagen ervoor ‘De mythe van Sisyphus. Een essay over het absurde’ gelezen van Albert Camus uit 1942. Hij benadrukt dat het leven op zich geen zin heeft. Het eindigt absoluut met de dood. Geen God, geen leven na de dood, geen andere uitvluchten. De wereld is ook niet redelijk en heeft geen betekenis, althans geen die wij kunnen kennen. Maar de mens blijft maar wanhopig verlangen naar helderheid, redelijkheid en zin. Die confrontatie tussen mens en wereld vormt het absurde in ons bestaan.
Ik kreeg het boek van vriendin Ilse na wat gesprekken over toneelschrijver Samuel Beckett, wiens ‘Happy Days’ ik de afgelopen maanden in twee versies heb gezien. Hij geldt als een van de bekendste absurdistische toneelschrijvers, samen met bijvoorbeeld Eugène Ionesco. Maar interessant te lezen is hoe Camus ook in het werk van Dostojevsi sterk de worsteling met het absurde bloot legt, en de vraag naar de legitimiteit van zelfmoord. Iets wat Camus overigens volledig afwijst. Kom in opstand tegen de absurditeit en de zinloosheid en leef het leven zo lang en volledig mogelijk, is zijn devies, in het volle bewustzijn van de zinloosheid.
In het boek is ook het essay ‘De hoop en het absurde in het werk van Frans Kafka’ opgenomen dat Camus indertijd los van het hoofdwerk had laten verschijnen bij een andere uitgever. Kafka was een jood en Camus wilde voorkomen dat door dit aanhangsel er aan toe te voegen, het hele boek verboden zou worden in het door de Duitsers bezette deel van Frankrijk.
Klassikaal moesten we dan zingen
Mijn filosofische overpeinzingen werden ruw verstoord door het carillon van het (Nederlandse) gemeentehuis van Baarle-Nassau dat om drie uur vrolijk ‘Waar de blanke top der duinen’ begon te spelen. Een van de weinige liederen die ik me nog herinner uit mijn tijd op de RK Kleuterschool of de RK Jongensschool. Veel meer muziekles heb ik niet gekregen in die jaren. Klassikaal moesten we dan zingen ‘Ik heb U lief mijn Nee-heee-der-land’. Het lied was niet lang na de oorlog en ook in NSB-kringen zeer geliefd geweest. Ik kon mij in Baarle-Nassau met moeite inhouden om niet ‘Nee-hee-der-land’ mee te galmen. O ja, en ook ‘Twee emmerjes water halen’ herinner ik me nog van de kleuterschool, met de voor mij toen al onbegrijpelijke zin ‘rijdt de koning door de plas’.
Religieuze zuster in zwarte gewaden en met zwarte kappen dreven die kleuterschool samen met een enkele juffrouw Van de Berg, bij wie zelfs mijn vader nog in de klas had gezeten. Jongens en meisjes waren op die leeftijd nog niet streng gescheiden, zoals wel op de volgende lagere school. Er stond toen zelfs een hoge muur tussen de speelplaatsen van die belendende scholen. Je zou die meisjes zomaar zien hinkelen…
Maar ook op de kleuterschool werd al streng toegezien op de zedigheid. Als we collectief op een vastgestelde tijd moesten gaan plassen, gebeurde dat natuurlijk in rijen. Maar de logistiek zat toch nog niet goed in elkaar, want de rij jongentjes moest naar de eigen toiletruimte schuifelen langs de meisjes wc met een open deur. Maar o wee als een jongen het waagde nieuwsgierig naar rechts te kijken waar de meisjes zaten te plassen. Dan volgde een ongenadige pets op zijn hoofd door de zuster. Ik voel hem nu nog.
Begrip voor ouders die de kwaliteit van het onderwijs laten prevaleren
De dichtstbijzijnde jongensschool, zeg maar van de wijk, bleek ver achter te lopen bij een andere RK school midden in de stad; ik heb het over mijn geboortestad Leiden. In vier jaar scheelde het bijna een schooljaar. Ik ben mijn moeder nog steeds dankbaar dat ze me van die wijkschool heeft gehaald en naar die betere school heeft gestuurd. Daarom blijf ik ook begrip houden voor ouders die de kwaliteit van het onderwijs laten prevaleren boven het buurt- of wijkgevoel. Van die tweede school kon ik de overstap maken naar het lyceum van de Franciscanen. Dat was anders twijfelachtig geweest, misschien.
Terug naar de afgelopen zonnige vrijdag. Bij thuiskomst stond er achtenvijftig kilometer op de teller van de fiets. De stappenteller van mijn iPhone gaf 23.000 stappen aan. Daar klopt natuurlijk geen hout van, maar we hebben er alle twee iets aan gehad, mijn stappenteller en ik. Hoe absurd dat ook moge zijn.
fotografie > Arnold Verplancke tenzij anders vermeld
www.bhic.nl > lourdesgrot-in-baarle-nassau
archaeolife.blogspot.com > the-damage-of-um-al-zennar-saint-mary
© Brabant Cultureel 2023