366 mogelijkheden om de poëzie van Bert Bevers te ontdekken

Column door JACE van de Ven

Er is een nieuwe bundel uit van Bert Bevers, Bedekte termen. Geen thematische bundel dit keer, maar meer een calendarium, een kloek boek met liefst 366 zesregelige gedichten van telkens drie disticha. Voor iedere dag van het jaar (inclusief een schrikkeljaar) eentje, maar niemand verbied je om er meerdere achter elkaar te lezen. Hoewel? De verzen zijn vaak zo geconcentreerd en multi-interpretabel dat het tot je nemen van niet meer dan één per dag nog niet zo’n gek idee is. Dan krijgt het tijd om te verteren. Dus waarom geen poëtisch jaar ingebouwd met dagelijks een Bert Beversje. Geef de bundel een plekje in het kleinste kamertje in huis en neem hem ter hand als je daar toch moet wezen.

Onbevangen de eerste zin van Bedekte termen lezend – ‘Waaraan zou mijn moeder gedacht hebben toen ze mij voor de eerste keer de borst had gereikt?’ – dacht ik voor een moment aan een biografie in poëzie begonnen te zijn. Maar niets is minder waar, het gedicht heet ‘Aanvang’ en staat daarom vooraan. De teksten in Bedekte termen zijn heel prozaïsch gerangschikt op alfabet. Dat betekent volgens mij dat je ze niet per se op volgorde hoeft te lezen. Dat heb ik in elk geval niet gedaan. Sterker nog, terwijl ik dit schrijf, heb ik pas ongeveer de helft van de 366 verzen bekeken, het weerhoudt me er niet van erover te schrijven.

Bert Bevers. Foto > Geertje Hoefnagels

Bert Bevers, in 1954 geboren in Bergen op Zoom, is iemand die zijn hele leven aan de poëzie wijdt als dichter, bloemlezer, uitgever en redacteur. Hij woont al decennia in Antwerpen. Daar gaf hij het tijdschrift De Houten Gong uit. Hij publiceerde in en werkte mee aan tijdschriften als Bzzlletin, Dietsche Warande & Belfort, Hollands Maandblad, Poëziekrant en publiceerde tal van dichtbundels waaronder Afglans. Gedichten 1972-1997In de buurt van de wereld (2006), Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld (2007), Arrondissementen (2011), Eigen terrein (2013) en Nederzettingen (2018).

Over die laatste bundel, die ik in januari 2019 in Brabant Cultureel besprak, was ik nogal enthousiast. Ik schreef onder meer dat Bevers in zijn zinnen soms de meest voor de hand liggende woordvolgorde loslaat ‘om een betere klank te krijgen of om wat gezegd wordt te kruiden met weemoed en mededogen’. Dat geldt nog steeds, sterker nog, in een zinnetje als ‘Verzadigd van deining is moe de zee’ horen we niet alleen klank en weemoed, maar ook de deining zelf, heel anders dan dat wanneer er ‘is de zee moe’ had gestaan.

Een enkele keer is Bevers’ streven naar metrum of klank – het weglaten van een lidwoord, het soms overdadig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden, het onnodig toevoegen van een bijwoord of een vreemde woordvolgorde – minder geslaagd. Dan toont het gedicht een cerebraal zwoegen om alles op zijn plaats te krijgen. De betere regels van Bevers hebben altijd iets spontaans behouden, iets instinctiefs, iets onnadrukkelijk raadselachtigs, zodat ze niet al teveel op orakelspreuken lijken.

Bevers is een dichter die niet achter trends aan loopt. De 366 eigenwijze zesregelige gedichten eisen best wat van de lezer. Alleen daarom is het al goed om er niet teveel na elkaar te lezen. Bij elke herlezing geven zij zich meer bloot, en doen ze dat niet dan bezitten ze altijd wel een frase die blijft hangen. ‘Geen dag mag in neon verloren gaan’, ‘je hoort ze kletsen, de blote voeten van de fantasie’, ‘heeft zijn geweten grote honger als in een vergeetput’ of ‘wees gerust oude golven, niemand weet de weg’. En zo zou ik nog tientallen voorbeelden kunnen noemen.

Bevers is een dichter die niet achter trends aan loopt. De 366 eigenwijze zesregelige gedichten eisen best wat van de lezer.

Laat ik ter illustratie twee van de meest toegankelijke gedichten uit Bedekte termen aan u voorschotelen. Het eerste heet ‘Model’ en is een beetje atypisch in de reeks van 366 omdat het van het begin tot het eind onmiddellijk verstaanbaar is, maar hoe vertederend is het!

Ik merk dat wat verder in de tram een meisje mij
bekijkt en tekent. Ze schrikt wanneer ik knipoog,


alsof onder haar potlood het papier beweegt.
Ik laat haar en denk wanneer ik uitstap ‘Dag


schetsboek met mijn anonieme kop erin! Dag
lijnenzetster die niet weet dat ik dit schrijven zal.’

In het voorgaande gedicht is onmiddellijk duidelijk waar de inspiratie vandaan kwam. Vaak is dat moeilijker herleidbaar, maar het is wel duidelijk dat alles Bevers kan inspireren, het nieuws, een film, een stadsbeeld, iets wat hij las of dacht en soms windt hij zich enigszins op, onder andere in ‘Rapper’, een tekst die mij uit het hart gegrepen is:

De oude dichter droomde. Hij sprak niet meer
maar pleegde spoken word. Het was gebeurd


voor hij er erg in had. Hij stiet zijn verzen, nat
van ’t bedenken nog, verbeten in een microfoon,


allengs rapper. Hij had voor papier geen vrees,
alleen een kleine stem die groter wilde lijken.

Een popfenomeen als rap of spoken word heeft naast de poëzie uiteraard ook bestaansrecht, maar is vaak te ééndimensionaal om poëzie genoemd te worden. Dat zijn de gedichten uit Bedekte termen bepaald niet. Zoals gezegd tonen zij hun verrassing pas als je datgene wat hen bedekt weggelezen hebt. Om dat te doen bij het deel dat ik nog niet las, ligt mijn exemplaar van Bevers’ nieuwe bundel bij ons thuis inderdaad op het leesplankje in het kleinste kamertje.

Bedekte termen (ISBN 979-8397503037), uitgegeven door Stabilitas Loci telt 366 zesregelige gedichten, kost € 27,25 en is hier te bestellen (Amazon).

Lees terug op Brabant Cultureel:
Grafheuvels
(Jace van de Ven over de bundel Nederzettingen)
Twee dichters over Pina Bausch
(Carina van der Walt en Bert Bevers)
Lees hier de vorige column van Jace:
Maria Callas en Josephina Louise Hoogstad

© Brabant Cultureel 2023

Reacties (1)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *