Het Stedelijk Museum Breda ontdekte ‘Het laatste grote verhaal over het koningshuis dat niet werd verteld: De Nassaus van Breda. Kasteel, stad en land’. Dat dit een interessant verhaal is, is ontegenzeglijk waar, maar de rest is marketing. Oude wijn in nieuwe zakken. En een echt verband met het koningshuis is er niet.
door Lauran Toorians
Als kind, inmiddels ruim een halve eeuw geleden – ging ik af en toe met mijn ouders op familiebezoek in Breda. We reisden dan met de trein vanuit Tilburg naar Breda en wandelden daar vanaf het station naar de binnenstad. Bij de ingang van het Valkhofpark werd mij steevast het Nassaumonument aangewezen. Daarbij werd dan verteld dat Breda, meer dan Tilburg, een deftige stad was met een nauwe band met Oranje-Nassau en het koningshuis. Het is dan ook moeilijk te bevatten dat het Stedelijk Museum Breda (SMB) nu een semipermanente tentoonstelling gewijd aan die Bredase Nassaus presenteert als een nieuwe ontdekking. Onder welke steen hebben de makers van die tentoonstelling geleefd, is dan de eerste vraag die bij mij opkomt.
Belangen van de VVV lijken groter dan die van het museum
Dit temeer omdat ook het voormalige Breda’s Museum – de voorganger van het SMB – volop aandacht aan dit Nassauverleden van de stad besteedde. In de huidige expositie zijn zowaar elementen uit de vaste opstelling in het Breda’s Museum opgenomen. Dat het SMB daarmee toegeeft dat ze niet bepaald iets nieuws presenteren, dringt blijkbaar niet door. Wie de huidige tentoonstelling en de reclame daaromheen bekijkt, ziet vooral stadspromotie waarbij de belangen van de VVV een stuk groter lijken dan die van een stedelijk museum dat geacht kan worden objectieve, onderbouwde en evenwichtige informatie te bieden, ook over het verleden van de stad.
Dat roept dan weer de vraag op of we hier sec de tentoonstelling moeten bespreken, of dat we die liever in een bredere historische context moeten zien. De tentoonstelling zelf is aardig, maar niet echt goed. Het begint leuk met portretten van de eerste Bredase Nassaus en wat lieden uit hun naaste omgeving in een zaal waar ook archeologische vondsten uit het kasteel van Breda zijn te zien. Dat het eerste kasteel de voorganger was van het latere stadspaleis waarin nu de Nederlandse Defensie Academie (voorheen KMA) is gevestigd, wordt al niet heel erg duidelijk. Beide gebouwen zijn met elkaar verweven en bevinden zich op hetzelfde terrein, maar het een is niet identiek aan het ander.
De esthetisch meest aantrekkelijke vondsten in deze zaal komen dan weer niet van het kasteel, maar uit een beerput in de binnenstad en daarmee uit de woning van een van de hoge hofbeambten die in Breda woonden. Het betreft fraai glaswerk met als hoogtepunt een zogenaamd fopglas of schertsglas in de vorm van een kanon.
Het model van het turfschip blijkt een echte trekker in de zaal
In de volgende zalen gaan steeds meer verhaallijnen door elkaar lopen. Hendrik III van Nassau als renaissancevorst en bouwer van het stadpaleis, de Nassaugraven in de Grote Kerk, de carrière van Willem van Oranje (de Zwijger), de Tachtigjarige Oorlog en de rol van de Nassaus daarin, maar ook de belegeringen van Breda komen aan bod. Bij dat laatste natuurlijk ook de list met het turfschip waarvoor het scheepsmodel uit het Breda’s Museum uit het depot is gehaald. Dat model, dat als een kijkdoos is opengewerkt, blijkt een echte trekker in de zaal, mede door de projectie van informatieve beelden op de zeilen. Dit is een creatieve noot in een tentoonstelling met bijzonder veel (wand)tekst waaruit de geduldige bezoeker de nodige informatie moet halen. Van een begeleidend boekje of een brochure met informatie die de bezoeker thuis nog eens kan nalezen, is geen sprake.
De laatste zaal doet letterlijk de deur dicht. In een geheel zwarte ruimte staan en liggen op sokkels sculptuurfragmenten uit het stadspaleis van Hendrik III van Nassau. Nadrukkelijk fragmenten, want bodemvondsten die als puin de grond in gingen. Een leeuwenklauw, een stukje dolfijn en enkele hoofden van wat wellicht engelen waren, liggen hier zonder enige context of toelichting te suggereren hoe belangwekkend zij zijn. Wie klein van stuk is, of in een rolstoel zit, kan een flink deel niet zien doordat de sokkels te hoog zijn en de fragmenten daar plat op liggen. Hiermee gaat de glorie van de Bredase Nassaus als een nachtkaars uit en vraag je je af waarom dit eigenlijk uit het depot is gehaald. Van het inmiddels vele bouwhistorisch en archeologisch onderzoek naar het kasteel, het stadspaleis, de kerk en het oude stadscentrum van Breda krijgen we weinig mee, terwijl juist daarmee iets nieuws kan worden toegevoegd aan wat we vijftig jaar geleden ook al wisten.
Net bekomen van de onthullingen over Sinterklaas
Wat de tentoonstellingsmakers wel belangrijk vinden, was al te lezen in het persbericht dat als vooraankondiging in maart 2023 werd verzonden (en dat is te vinden op de website van het SMB). Dat is de ‘grandeur van Breda’, die ‘alles te maken heeft met de intrigerende familiegeschiedenis van de Oranje-Nassaus, het huidige koningshuis’. Volgens dat en volgende berichten is dat ‘een goed bewaard geheim’. Hoezo geheim? Mij werd het al verklapt toen ik nog maar net was bekomen van de onthullingen over Sinterklaas en het Nassaumonument (of Baroniemonument) staat er al sinds 1904 en is in 2002 erkend als rijksmonument. Het is overigens een creatie van de architect Pierre Cuypers.
De vooraankondiging gaat nog even door: ‘De roots van koning Willem-Alexander gaan meer dan 600 jaar terug en liggen in Breda. Het begint allemaal in 1403 met een schatrijk meisje: Johanna van Polanen. Zij trouwt met de Duitse graaf Engelbrecht van Nassau. Ruim een eeuw later is de familie met de vorstelijke naam Van Oranje-Nassau een feit.’ Zo trek je Oranjeliefhebbers naar je stad en museum, maar helemaal kloppen doet het niet. Willem-Alexander stamt via een zijlijn (die van Buren) af van deze Nassaus en strikt genomen is de rechtstreekse lijn van Engelbrecht van Nassau al lang uitgestorven. De vererving van de naam en de titels in de familie verliep bijna voortdurend langs allerlei zijtakken en omwegen en werd vaak bepaald door toeval.
Dat Willem-Alexander zich Prins van Oranje-Nassau mag noemen, is geregeld bij de Wet lidmaatschap koninklijk huis die geldt vanaf 2002. Artikel 9.1 van die wet stelt: ‘De Koning, diens vermoedelijke opvolger en de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan dragen de titel “Prins (Prinses) van Oranje-Nassau”’. Dus niet familie of erfelijkheid bepaalt wie deze titel mag dragen, maar de functie. Slim, want waar met regelmaat adellijke families (en titels) uitsterven, kan de titel Prins van Oranje-Nassau niet verloren gaan. De link met Breda is daardoor wel behoorlijk fictief geworden.
Willem van Duvenvoorde was de man waar de rijkdom vandaan kwam
Dan het ‘schatrijk meisje: Johanna van Polanen’. Zij is elf als zij in 1403 wordt uitgehuwelijkt aan Engelbrecht I van Nassau-Siegen. Hij is dan al drieëndertig en wacht keurig tot zijn jonge echtgenote achttien is voordat het eerste kind wordt geboren. Johanna was inderdaad schatrijk, maar niemand – in Breda of waar dan ook – lijkt zich af te vragen hoe dat zo was gekomen, terwijl daar juist het interessante verhaal zit. Johanna was een dochter van Jan III van Polanen en die was weer een zoon van Jan II van Polanen, neef en oomzegger van Willem van Duvenvoorde (1290-1353). En van Duvenvoorde, dat was de man waar die enorme rijkdom vandaan kwam, de grondlegger van wat nu nog steeds de Nassause Domeinen zijn. Jan Marijnissen wees er al ooit op dat de rijkdom van ons koningshuis is te danken aan Willem van Duvenvoorde, maar onder historici kreeg Willem nog steeds weinig aandacht. En dat terwijl hij de rijkste man van zijn tijd was en zich flink – maar zonder resultaat – inspande om Holland en Brabant te verenigen tot een machtige Europese ‘staat’.
Willem van Duvenvoorde had weliswaar een hele reeks onwettige kinderen die hij allemaal goed verzorgd achterliet, maar geen wettig nageslacht. Daardoor was zijn neef Jan I van Polanen zijn erfgenaam en werd vervolgens Johanna van Polanen een schatrijk meisje. De rijkdom was niet uit de lucht komen vallen, zoals ze in Breda lijken te geloven. Van Duvenvoorde is ook heer van Breda geweest – een titel die aan zijn halfbroer Jan I van Polanen toeviel, maar waarvan Willem het vruchtgebruik had. Hij genoot dus de inkomsten en was praktisch gezien heer van Breda. Zijn voornaamste woning was het kasteel Strijen bij Oosterhout.
Waarom het vervolg van het huwelijk tussen Johanna en Engelbrecht wel van belang of interessant is, en wat daaraan vooraf ging niet, blijft volstrekt onduidelijk. En dat terwijl dat voorafgaande in veel opzichten veel meer met Breda is verbonden dan de Nassaus die er vaak ook niet daadwerkelijk verbleven. Met de vlucht van Willem van Oranje naar Duitsland in 1567 kwam de band met de Nassaus feitelijk ten einde. Ze hielden er wel bezit, maar dat lag met die Nassause Domeinen ‘overal’.
Illustratief voor de ‘rommelige’ stamboom
De aandacht voor Hendrik III van Nassau (1483-1538) als renaissancevorst is terecht, maar ook illustratief. Om te beginnen voor de ‘rommelige’ stamboom. Hendrik III was een neef (oomzegger) van Engelbrecht II en zelf weer de oom van Willem van Oranje. Zonen produceren en lang genoeg laten leven, zat blijkbaar niet in de familie. Hendrik III bracht het tot opperkamerheer van keizer Karel V. ‘Hoger kon je in die tijd niet komen,’ volgens nog steeds het aankondigende persbericht. ‘De keizer arrangeert zelf zijn (Hendriks) huwelijk met de Spaanse markiezin Mencía de Mendoza. Dit powerkoppel maakt van het Kasteel van Breda een renaissancepaleis waar kunstenaars en humanisten veelvuldig op bezoek komen.’
Dit klopt, maar verdient ook enige nuancering. De Habsburger Karel V werd geboren in Gent en opgevoed bij zijn tante in Mechelen en daarbij werd volop beroep gedaan op de adel van de Nederlanden. De aanstaande koning van Spanje en keizer van het Heilige Roomse Rijk moest immers nette mensen om zich heen hebben. Zo verkregen ook geleerden en kunstenaars van allerlei snit goede relaties met het hof waarvan zij ook later nog profiteerden. Het resultaat was een grote culturele bloei in de Nederlanden in de zestiende eeuw, totdat de Opstand roet in het eten gooide. Hendrik van Nassau was hier dus niet uniek in en het lijkt er niet bepaald op dat zijn gearrangeerde huwelijk met Mencía de Mendoza de keuze van dit ‘powerkoppel’ zelf was. Hendrik was in opdracht van de keizer meer op pad dan thuis en na zijn dood keerde Mencía meteen terug naar Spanje waar zij niet bepaald met gejuich werd ontvangen.
In een artikel over de Bredase Nassaus uit 1979 merkte de hoogleraar H.P.H. Jansen fijntjes op dat in ‘een vrij recente studie’ zonder meer wordt beweerd ‘dat niet valt te bewijzen dat zij (Mencía) gedurende de vier jaar die zij alles bij elkaar in de Nederlanden heeft verbleven, iets voor kunsten of wetenschappen heeft gedaan’.
Als mooiste blijk van de pracht en praal gelden de oogtegels
Dat er toch een prachtvol renaissancepaleis kwam, kan dus misschien ook wel aan een gelukkig toeval worden toegeschreven. Hoe prachtig het was, weten we uit beschrijvingen en prenten en door bouwhistorisch en archeologisch onderzoek, want door de verbouwing tot KMA is van de oude luister niet veel overgebleven. Als mooiste blijk van de pracht en praal in dit paleis, gelden nu – en ook al in het Breda’s Museum – de zogenaamde oogtegels. Dat zijn faience vloertegens in een kruisvorm met in het midden een oog, die werden afgewisseld door tegels in een rozetvorm. Er zijn er nog veel van, maar het probleem is dat we niet weten waar deze tegelvloer (of vloeren) in het paleis lagen, wat hun functie of symbolische betekenis was en waar (en wanneer precies) ze zijn gemaakt. De aanname dat deze tegels in Antwerpen zijn gemaakt, lijkt niet te kloppen en de povere kwaliteit van de tegels roept vele vragen op.
De tentoonstelling in het SMB maakt deel uit van het meerjarige culturele programma Royal Roots. Daarover zegt Dingeman Kuilman, directeur van het SMB, op een website van de Bredase VVV: ‘Royal Roots is de prequel van de Nederlandse geschiedenis, het verhaal dat eraan voorafgaat. We kennen allemaal het koninklijke verhaal vanaf Delft, maar de wortels liggen in Breda. Het belangrijkste verhaal dat Breda te vertellen heeft. En dat verhaal willen we graag toegankelijk maken voor iedereen en vertellen met Royal Roots.’ Dan is het toch jammer dat in 1584 in Delft geen koning werd vermoord, en ook geen voorvader van Willem-Alexander. De Nederlandse geschiedenis is interessant genoeg zoals die is, die hoef je niet te verdraaien tot meerdere eer en glorie van Breda.
Beeld voorpagina: Detail portret Hendrik III van Nassau door Jan Gossart, Google Art Project
Lees meer over Willem van Duvenvoorde:
https://deoranjeboom.nl
© Brabant Cultureel 2023