‘Dat beloof ik’, de nieuwe roman van Roxane van Iperen, gaat over een ontworteld meisje dat opgroeit in een gewelddadig gezin. Het speelt zich voor een groot deel af in een niet met name genoemd dorp in Noord-Brabant.
door Peter van Vlerken
Roxane van Iperen (Nijmegen 1976) boekte zo’n megasucces met ’t Hooge Nest (250.000 verkochte exemplaren) dat zij sindsdien als een autoriteit wordt beschouwd als het gaat over Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog en twee jaar geleden mocht plaatsnemen achter het katheder voor het uitspreken van de 4 mei-lezing. Ook op ander gebied staat ze haar mannetje. In haar eveneens veelgelezen essay Eigen welzijn eerst wist zij aan de hand van gebeurtenissen en nieuwsfeiten die menigeen over het hoofd zou zien feilloos te duiden wat er mis is met de huidige, steeds meer verrechtsende maatschappij. Ook dat essay maakte haar, net als talrijk ander werk dat zij als literator en ook als juriste schreef voor allerlei bladen, tot welkome spreekster, zoals in het tv-programma Zomergasten in 2021.
Het boek is voor een deel autobiografisch
Gezien haar successen ben je geneigd te denken dat het haar in haar leven voor de wind is gegaan, maar dat is niet zo. Dat blijkt uit de recent verschenen roman Dat beloof ik, waarover zij zelf heeft gezegd dat het boek – althans voor een deel – autobiografisch is. Als nieuwsgierige lezer zou je willen weten wat ze zelf wel en niet heeft meegemaakt van wat ze beschrijft, maar eigenlijk doet dat er niet toe. Het gaat erom dat het boek overtuigt. Een roman is het leven niet, al was het maar omdat het slechts letters op papier zijn.
Dat beloof ik gaat over M., een aanvankelijk twaalfjarig meisje dat door haar ouders van de ene woning naar het andere wordt gesleept en onder meer terechtkomt in een niet nader genoemd dorp in Brabant. Misschien is het Sint-Michielsgestel, waar Roxane van Iperen zelf gewoond heeft, maar ook dat doet er niet toe. Wat wel belangrijk is, is dat M. door de vele verhuizingen nergens thuis is, een ontworteld kind dat van de ene school naar de andere wordt gestuurd en zich steeds moet aanpassen aan enerzijds ‘boerenkinderen met spekvingers’ en anderzijds aan elitaire kroost gekleed in dure Oilily-kleren.
Een roman is het leven niet, al was het maar omdat het slechts letters op papier zijn.
Erger nog is dat zij en haar broertje Boelie, over wie zij zich probeert te ontfermen, opgroeien in een gewelddadig gezin. De vader, een weinig succesvolle handelaar in onduidelijk spul, reageert zijn frustraties en vernederingen hardhandig af op zijn vrouw die bij elke verhuizing vergeefs hoopt dat alles anders wordt. Ook M., die door hem wordt gezien als een hinderlijk blok aan zijn been, krijgt het zwaar te verduren. Haar redding is dat zij lenig is, en snel ter been, en erin slaagt het bos in te vluchten waar zij zich enigszins veilig kan wanen.
Haar hoofd is ‘een doolhof aan donkere kamers’
Je krijgt als lezer erg te doen met M., die nergens terecht kan om haar hart te luchten, niet bij haar oma op de boerderij, niet bij een schoolvriendinnetje thuis, niet bij een jongen op een vakantiepark waar de moeder met haar kinderen zich verschuilen voor de vader, niet op een manege in de Ardennen waar zij wordt aangerand, niet tussen kampers op een woonwagenkamp en niet bij een kunstenaar in een afgelegen atelier. Gevolg is dat de ellende en de angst bij haar naar binnen slaan. Haar hoofd is ‘een doolhof aan donkere kamers’, met achter iedere deur ‘een ander soort ravage’. Daar is geen kruid tegen gewassen, geen tabak die ze vermengt met fijngestampte pijnstillers, en geen stanleymes waarmee ze zichzelf mutileert. Nergens vindt de overspannen M. rust bij, hoe stil zij zich ook houdt en onzichtbaar zij zich ook probeert te maken. Alleen de omgang met paarden en honden doet haar enigszins goed: ‘Met dieren was alles logisch…’
Je ontkomt er bijna niet aan Dat beloof ik te vergelijken met het nog niet heel lang geleden verschenen Wat je van bloed weet van Philip Huff, dat eveneens gaat over huiselijk geweld waar kinderen de dupe van zijn. Maar literatuur is geen wedstrijd. Beide boeken kunnen heel goed naast elkaar in de kast staan.
Als lezer doet deze volle roman over het volle hoofd van een gekweld meisje je soms naar lucht happen.
Het zou goed kunnen dat juist dat de bedoeling is van de schrijfster.
Wat Huff en Van Iperen gemeen hebben is dat ze allebei experimenteren in hun werk. Huff hanteert de zelden gebruikte je-vorm, waardoor het verhaal des te indringender wordt, omdat je als lezer soms het gevoel krijgt dat het over jou zou kunnen gaan. In Dat beloof ik is geen aanhalingsteken te vinden, waardoor citaten, beschrijvingen van gebeurtenissen, beelden, dromen, soms gewelddadige fantasieën, en innerlijke monologen van M. door elkaar lopen. Als lezer doet deze volle roman over het volle hoofd van een gekweld meisje je soms naar lucht happen. Het zou goed kunnen dat juist dat de bedoeling is van de schrijfster. Naar lucht happen moet M. immers ook, omdat zij voortdurend de wurgende handen van haar vader om haar keel voelt.
Hoe autobiografisch Dat beloof ik is of niet is, het boek vergroot het respect dat Roxane van Iperen verdient voor de manier waarop zij zich er bovenop heeft geknokt.
Roxane van Iperen, Dat beloof ik. Amsterdam: Uitgeverij Thomas Rap, 380 pp., ISBN 9789400408562, pb., € 24,99.
© Brabant Cultureel 2023