Vanaf half oktober 2016 is Mayke Nas Componist des Vaderlands. Na Willem Jeths is de in Tilburg wonende en werkende Mayke Nas de tweede componist die deze door Buma/Stemra ingestelde functie bekleedt.
door Camiel Hamans
“De komende twee jaar ben ik de ambassadeur voor alle componisten van ‘klassieke’ muziek in Nederland. Dat ga ik doen door de muziek van na 2000 te promoten. Componisten hebben het moeilijk in Nederland. De moderne muziek eveneens. Er heerst een wijdverbreid misverstand dat moderne muziek voornamelijk piep-knars-knor-lawaai is. Dat is iets dat echt rechtgezet moet worden: er gebeuren waanzinnig mooie dingen en er zijn de laatste twintig jaar prachtige werken geschreven die het verdienen gehoord te worden. Ondanks de moeilijke omstandigheden waarin componisten moeten zien te overleven, floreert het vakgebied. De conservatoria leveren interessante nieuwe lichtingen af en het werk van die jonge componisten moet ook uitgevoerd kunnen worden.”
Positief
“Niemand weet nu waar en wanneer Nederlandse muziek uitgevoerd wordt. Daar probeer ik wat aan te doen door een goede agenda op te zetten, zodat zichtbaar wordt wat er gebeurt. Ik ben bezig aan een website en het plan is om eens per twee maanden een digitale nieuwsbrief uit te brengen, met daarin natuurlijk de agenda, een lijst van recent verschenen literatuur over moderne muziek, maar ook telkens een componistenportret met daarbij geluidsvoorbeelden.”
“Daarnaast heb ik contact met programmeurs. Sommigen bellen nu al en vragen om suggesties. Er is blijkbaar een gedeeld gevoel dat er iets moet gebeuren. Dat het tij gekeerd moet worden. Er is nood aan positieve berichten over moderne muziek. Als er al over geschreven wordt, dan is dat vaak in negatieve zin. Vanaf de tijd dat staatssecretaris Van der Ploeg [1998 – 2002, red.] de nadruk legde op het ondernemerschap in de kunst, worden componisten gezien als verliezers. Het idee dat kunst een waarde op zich vertegenwoordigt is weg.”
“Andere kunstvormen hebben zich nog enigszins weten te handhaven doordat er enige vraag is. Bij moderne muziek ligt dat anders, want in de klassieke muziekwereld ligt de nadruk op de negentiende eeuw. Door de bezuinigingen en de negatieve opstelling van staatssecretaris Zijlstra hebben alle kunsten en kunstenaars het moeilijk, maar de nieuwe muziek is extra hard aangepakt. Daarom ga ik de komende twee jaar de nadruk leggen op de positieve kanten van moderne muziek.”
Toebosch
“Mijn nieuwe functie vraagt veel van me. Mijn mailbox is overvol. Per dag probeer ik niet meer dan één afspraak te maken, want ik moet en wil ook gewoon doorgaan als componist. Dat is immers mijn vak en er liggen verzoeken en opdrachten die niet twee jaar uitgesteld kunnen worden.”
“Op jaarbasis wordt mijn werk tijdens gemiddeld zo’n veertig concerten uitgevoerd. In binnen- en buitenland. Vanaf het jaar 2000 heb ik ruim veertig stukken geschreven, enige vocale werken, veel kamermuziek en ensemblestukken, maar daarnaast ook opdrachten voor het Concertgebouworkest, het Rotterdams en van het Nederlands Philharmonisch Orkest. In 2014 heb ik meegewerkt aan een project van Wannaplay. Samen met anderen heb ik muziek gemaakt voor een installatie van interactieve schommels voor volwassenen, die zodra je gaat schommelen licht en geluid produceren. Die installatie is intussen al een aantal keren op festivals opgesteld.”
“Dat ik componist ben geworden, is niet geheel toevallig. Ik kom uit een muzikaal gezin. Mijn moeder was blokfluitist en mijn grootvader was de Tilburgse componist Louis Toebosch. Zelf ben ik eerst in Amsterdam gaan studeren. Piano en compositie. Ik wilde per se hedendaagse muziek spelen en dat was ingewikkeld in Amsterdam. Daarom ben ik mijn pianodocent, Alexandre Hrisanide, specialist moderne muziek, gevolgd naar Tilburg. Voor compositie ben ik naderhand naar Den Haag gegaan, waar Martijn Padding mijn belangrijkste docent was.”
Ruis
“Componeren is bij mij niet aan de piano gaan zitten en een beetje improviseren. Of snel even een motiefje krabbelen op een bierviltje. Ik werk vanuit een concept. Raar genoeg begin ik niet met een geluid of een akkoord, maar met een onderwerp. Mijn laatste stuk bijvoorbeeld – het is een werk dat afgelopen oktober op de Cello Biënnale in Amsterdam in première is gegaan ─ heeft als thema de overvloed aan informatie waar we allemaal mee geconfronteerd worden en die je heel moeilijk links kunt laten liggen. We hebben er allemaal last van. We kijken niet meer rustig om ons heen, maar we zoeken continu informatie op het web. Bovendien dringt zich de hele dag dwingende informatie aan ons op, het is een vorm van ruis. Het stuk moest dus een teveel aan ruis bevatten.”
“Als het werk begint zie je vier solocellisten voor een groot achterdoek, die met wilde tremolerende dubbelgrepen een ruisend achtstemmig akkoord voortbrengen. Het geluid van de celli lijkt versterkt of licht vervormd door elektronica. In werkelijkheid komt het geluid vanachter het doek, waar het Nederlands Philharmonisch Orkest plus nog eens vier soloslagwerkers zitten te spelen. Dat alles onder leiding van Ed Spanjaard. Al dat geluid vanachter het doek gaat de eerste paar minuten zoveel mogelijk op in het geluid van de vier celli en komt daar pas halverwege het stuk van los. Ik heb zolang mogelijk de illusie in stand willen houden dat je alleen naar vier celli zat te luisteren. Tenslotte heb ik nog het geluid van een boormachine toegevoegd, de echo van een klussende buurman die aan het werk was toen ik het stuk schreef. Aan het eind van het stuk blijven alleen de vier celli over.”
Ravel
“Dat beginakkoord van de celli heb ik eigenlijk ook niet zelf verzonnen. Dat doe ik vaak, ik neem een citaat van een ander en ga daar de dialoog mee aan of verwerk het. Deze keer heb ik het werk van Maurice Ravel bestudeerd. Ravel geldt als een ‘composer’s composer’. Ik kende zijn werk niet zo erg goed. Mijn voorkeur lag altijd meer bij Debussy. Daarom was het goed me eens te verdiepen in Ravel. In Daphnis et Chloe vond ik een moment waar ik wat mee kon, een windmachine gecombineerd met een tremolo. Dat was het startpunt voor mijn eigen creativiteit, alsof er een bron werd aangeslagen.”
“Vervolgens heb ik een aantal elementen die ik bij Ravel gezien heb en die me interesseren, gebruikt bij het schrijven. Niet een melodie of zo, maar technische elementen, zijn wijze van orkestreren bijvoorbeeld. Ik heb geprobeerd de celli in een rijk weergalmend bad te leggen, oftewel ‘badend in een welluidende vloeistof’ zoals Ravel zijn eigen orkestratietechniek omschreef. Daarom heet het werk Unraveled.”
“Voor elk stuk is het denkproces weer anders. Ik heb elke keer een ander, een nieuw onderwerp of concept, dat ik mentaal uitwerk. Daarom klinken al mijn stukken ook volstrekt anders. Het thema hoeft niet per se maatschappelijk te zijn. Vorig jaar heb ik een stuk voor blokfluitkwartet, Microludium, geschreven. Daarvoor heb ik een motief van Bach als uitgangspunt gekozen.”
“Ik schrijf bijna altijd in opdracht, want ik reageer altijd op vragen van buitenaf. Helaas krijg ik veel meer vragen dan ik stukken kan maken. Ik loop niet met een pak wensen en een stapel kladjes onder mijn arm van stukken die ik nog graag wil schrijven. Maar als ik eenmaal ‘ja’ zeg op een opdracht, dan hou ik me aan mijn afspraak. Volgend jaar moet er een stuk af voor de NTR ZaterdagMatinee in het Concertgebouw. Ik kan dus jammer genoeg niet al mijn tijd aan mijn nieuwe functie van Componist des Vaderlands besteden, hoe zeer de promotie van moderne muziek ook alle inzet verdient.”
© Brabant Cultureel – december 2016