column door JACE van de Ven
Sedert mijn geleerde vriend Charles Vergeer mij ooit heeft verteld dat de Romeinen veroordeelden helemaal niet zó aan het kruis hingen als Jezus ons wordt getoond, maar met hun kont naar de toeschouwer toe, om de schaamte nog groter te maken, sindsdien komt dat beeld altijd bij me op zo gauw ik een kruisbeeld zie. Het is een vervelend extraatje, zoals een plat deuntje, een zogenaamde oorworm, je concentratie op reële zaken kan vergallen.
Die gedachte vergezelde me echter niet lang bij het lezen van Lijden. Eigentijdse visies op de kruisweg en het laatste avondmaal van Ignace Schretlen. Daar gaat het niet om een al dan niet omstreden historische werkelijkheid, maar om een symbool in de kunst. Hij schrijft over het kruisbeeld: ‘Voor christenen – belijders van de leer van Jezus Christus – geldt het kruisbeeld als belangrijkste symbool voor hun geloof. In katholieke kerken treft men meestal kruisbeelden mét het lichaam van Jezus, waardoor het accent op zijn lijden komt te liggen. In protestantse kerken ontbreekt veelal de Jezusfiguur; hierdoor verschuift de aandacht naar de verlossing door zijn kruisdood.’
De komende week is het weer Goede Week. Die naam hoor je niet zo vaak meer in ons land, dat ontkerkelijkt is, maar wel vasthoudt aan tradities als de Matteüspassie, ook al wordt die eerder als een cultureel hoogstandje gepresenteerd dan als een religieuze beleving. Zij heeft sinds enige jaren gezelschap gekregen van een moderne verbeelding van het lijdensverhaal van Christus, The Passion. Met een Engelse titel, dat wel.
De muzikale passies van Bach, het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci en tal van verbeeldingen van de lijdensweg van Christus in beeldende kunst, literatuur en film zijn iconen van onze Westerse cultuur geworden. Kunstenaars die het menselijk lijden verbeelden, ook als zij niets met religie hebben, verwijzen er vaak naar. Over dergelijke eigentijdse visies op de kruisweg en het laatste avondmaal, verschijnt komende maandag het boek van Ignace Schretlen waarover we het hier hebben.
Ook kunstenaars die niets met religie hebben verwijzen vaak naar de lijdensweg van Christus
Over deze in 1952 geboren kunstenaar, woonachtig in Maliskamp bij ’s-Hertogenbosch, schreef ik eerder in Brabant Cultureel: ‘Ignace Schretlen kreeg in Nederland enige bekendheid toen hij in 1980 met zijn boek Anatomie van het gevoel het Gouden Ezelsoor won, de prijs van het best verkochte debuut van 1979. Het was een dagboek van een co-assistent interne geneeskunde, uitgegeven onder het pseudoniem Alexander van Es. Onder eigen naam publiceerde hij rond die tijd over het Franse chanson en hij was in verband daarmee regelmatig op de radio te horen. Later volgden een dagboek over de beroepsopleiding tot en het leven als huisarts, gedichtenbundels, kinderboeken, publicaties over kunst, pijn en lijden, literatuur en de kruisweg. Alles bij elkaar tientallen boeken en artikelen. Daarnaast manifesteert Schretlen zich ook als beeldend kunstenaar, hij verbeelde onder meer het thema van de kruisweg op verschillende manieren en legde een eigen kruiswegcollectie aan. In 2019 schonk hij 126 eigen werken en omvangrijke documentatie met betrekking tot de kruisweg aan de Radboud Universiteit en het Radboud UMC.’
Uit deze alinea blijkt dat het lijden en de kruisweg niet iets is wat Schretlen onlangs heeft opgepakt. Al in zijn kindertijd als misdienaar raakte hij ermee vertrouwd. Hij heeft dan ook een boek geschreven dat er mag zijn, kunsthistorisch weet hij allerlei lijnen te leggen tussen moderne kunstuitingen die het lijden betreffen en voorbeelden uit vroeger eeuwen. Al meteen het eerste hoofdstuk, waarin een link wordt gelegd tussen een foto van een dode jongeman van de Amerikaanse fotograaf Duane Michals uit 1991 en een dode Christus van Hans Holbein uit 1522, is treffend. Zowel de door Schretlen aangehaalde overeenkomsten als de opmerkelijke verschillen die hij signaleert tussen de twee kunstwerken frapperen. Het is misschien raar gezegd, maar ‘deze schrijver heeft oog voor lijden’, denk je als lezer. Niet zo gek als je leest dat Schretlen als kunstenaar al zijn halve leven bezig is met het verbeelden van lijden, terwijl hij als voormalig huisarts ook veel lijden ontmoet en mede ervaren zal hebben.
In zijn boek krijgen we de historie van de verbeelding van de kruisweg en het laatste avondmaal verteld om als basis te dienen voor de persoonlijke verbeeldingen van het christelijke lijdensverhaal of van ‘profaan’ lijden van kunstenaars uit de vorige eeuw. Vanaf die tijd zit in verbeeldingen van lijden steeds vaker een persoonlijk verhaal dat vaak te maken heeft met de wereldoorlogen en steeds minder ook met het christelijk geloof. Opmerkelijkerwijs komt het een toch met het ander overeen, menselijk lijden blijft een universele emotie en allerlei verwijzingen naar de christelijke kruisweg blijven de standaard om dat lijden uit te beelden. En hoe individueel verschillende kunstenaars het onderwerp ook benaderen, de universele emotie wordt steeds geraakt. Maakt niet uit of de kunstenaars en degenen die naar het kunstwerk kijken nou gelovig zijn of niet. Albert Servaes. Aad de Haas, Jan Toorop, Chris Woods, Barnett Newman en vele anderen passeren de revue.
Schretlen gebruikt in zijn betoog naast beeldende kunst ook poëtische teksten en probeert die te verklaren of filosofeert erover. Hij citeert een gedicht van Jorge Luis Borges met de slotregel: ‘Wat heb ik eraan dat die mens / heeft geleden, als ik nu lijd?’ Hij haalt de filosoof Alain de Botton aan: ‘Geen van de ideeën was zo belangrijk voor het christendom als het concept “lijden”. (…) We zijn echter per definitie niet erg bedreven in het kenbaar maken van de aard van onze ellende aan anderen (…). En dus hebben we kunst nodig (…).’ Hij drukt het gedicht ‘De soldaat die Jezus kruisigde’ van Martinus Nijhoff af met de prachtige eerste strofe:
Wij sloegen hem aan ’t kruis. Zijn vingers grepen
Wild om den spijker toen ’k den hamer hief –
Maar hij zei zacht mijn naam en: ‘Heb mij lief –’
En ’t groot geheim had ik voorgoed begrepen.
In het laatste hoofdstuk is Ignace Schretlen niet te verlegen om een aantal eigen verbeeldingen te bespreken van het menselijk lijden en die verwijzen naar de kruisweg. Dat hoofdstuk geeft het boek een persoonlijke toets die illustreert hoe het mogelijk ook andere eigentijdse kunstenaars is vergaan. Ze gebruiken beelden uit een geloof dat ze de rug hebben toegekeerd, maar beseffen dat die beelden inmiddels oerbeelden zijn.
In het werk van Schretlen persoonlijk zie je daarbij dat tekeningen en schilderwerken in de loop van de tijd steeds meer plaats maken voor foto’s. Daarbij verschoof het accent ‘van het zichtbare lijden van de individuele mens naar het aan het oog onttrokken leed van mensen in een eigentijdse samenleving’. Van het grote lijden dat alle aandacht naar zich toetrekt naar het kleine lijden dat vaak aan onze aandacht ontsnapt.
Welk lijden is groot, welk lijden is klein? Het boek Lijden nodigt ook uit tot meditatie. En dat hoort al helemaal bij de Goede Week.
Ignace Schretlen, Lijden. Eigentijdse visies op de kruisweg en het laatste avondmaal. Zwolle: Waanders 2023, 160 pp., ISBN 978-94-6262-4719, hb., € 24,95. Het boek wordt maandag 3 april 2023 om 11.00 uur gepresenteerd in het Berchmanianum van de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Lees ook andere columns van JACE van de Ven over Ignace Schretlen:
PostNL weigert kunstpostzegel van Ignace Schretlen
Ignace Schretlen stuurt de mensen kaarten
© Brabant Cultureel 2023