Column door JACE van de Ven
Soms dreigen er items waar een journalist mee bezig is te blijven liggen. Ze worden verdrongen door urgentere of belangrijkere, tot ze geen nieuws meer zijn en in de afvalbak belanden. Dat laatste dreigde te gebeuren met een stuk dat ik wilde schrijven over de roman De cynicus van Johan van Tilburg. Op 11/11 vorig jaar – het boek heeft niets met carnaval te maken, noch met de wapenstilstand van de Eerste Wereldoorlog, zaken die bij 11/11 horen – was ik bij de presentatie ervan.
Na enig gedub besloot ik er niet over te schrijven, mede omdat ik al zo vaak over Tilburg schrijf en nu dan mogelijk over een Tilburgse schrijver die ook nog eens Van Tilburg heet. Maar het bleef wringen. Sloeg ik het boek open en las ik lukraak een paar pagina’s dan werd ik telkenmale getroffen door de trefzekere stijl. Er is weinig mis met het boek, hooguit klopt het allemaal te goed. Het trefzekere van Van Tilburgs’ zinnen maakt veel mededelingen automatisch een beetje nadrukkelijk. Alles lijkt vast te staan, ook wat de hoofdpersoon denkt. Dat is namelijk een cynicus – in de moderne, niet de filosofische betekenis van het woord – en dat maakt zijn denken en doen wat voorspelbaar. Anders dan de ironie die op satirische wijze vraagt: ‘Is het wel zo?’, gaat de moderne cynicus uit van zekerheden en degradeert al wat hem niet aanstaat tot niets.
De hoofdpersoon in De cynicus, Percijn, is een door het leven getekende man – zijn vrouw pleegde zelfmoord – die uiterst cynisch in het leven staat. Hij viert dit cynisme bot op de mensen die hij tijdens zijn wandeling van een etmaal door Amsterdam middels korte ontmoetingen treft. Percijn gruwt van de digitale tijd waarin we leven. Hij heeft zich afgekeerd van de maatschappij, mede doordat hij als schrijver afgewezen is. Al op pagina 11 concludeert hij: ‘Sinds de jongste afwijzing – de duizendste – ben ik officieel een niemand. Een ex-mens. En, weet u, ik kan de uitgeverijen nauwelijks iets kwalijk nemen. Hun schoorsteen moet ook roken, net als die van een ander.’
‘Sinds de jongste afwijzing – de duizendste – ben ik officieel een niemand. Een ex-mens.’
Als lezer denk je al snel dat dit de auteur van het boek zelf is, hetgeen natuurlijk bijna nooit geldt voor een romanfiguur. Maar toch: in hoeverre is de hoofdfiguur Johan van Tilburg? Ik vroeg het hem en hij antwoordde: ‘De proloog van het boek is inderdaad een knipoog – maar ook niet meer dan dat – naar ondergetekende, de schrijver van de roman, zoals de hoofdpersoon van het boek, Percijn, een afgewezen of niet gewaardeerde schrijver is, zo breng ik zelf sinds jaar en dag mijn schrijfsels in eigen beheer uit omdat er tot dusverre geen interesse was van de kant van de uitgeverswereld.’
Het klinkt mooi, uitgeven in eigen beheer, maar hoe val je dan op als onbekende schrijver? Elke dag verschijnen er in Nederland zevenenvijftig nieuwe boeken. Dat zijn er meer dan twintigduizend per jaar, terwijl de Nederlander gemiddeld niet meer dan negen boeken per jaar leest. Daar komt bij dat de reguliere boekhandelaar voornamelijk zaken doet met een klein aantal bekende uitgevers. De spoeling voor de uitgever in eigen beheer is dun. De schrijver van zo’n boek moet alles aangrijpen om op te vallen.
Elke dag verschijnen er in Nederland zevenenvijftig nieuwe boeken. De Nederlander leest gemiddeld niet meer dan negen boeken per jaar.
Ik vroeg Johan van Tilburg of hij zijn nieuwe roman in Amsterdam laat spelen, omdat er dan misschien meer aandacht voor is dan wanneer de handelingen in het gedepriveerde Brabant plaatsvinden? Hij ontkende: “De hoofdreden waarom de roman zich in Amsterdam afspeelt, is dat de klimaatverandering een belangrijk thema is en ik een groot evenement dienaangaande nodig had als een soort ‘scharnierpunt’ in de roman. Dat bleek een megaklimaatdemonstratie te zijn die ik op het Museumplein, in Amsterdam dus, heb laten afspelen. Daarnaast is Amsterdam een interessante stad om een protagonist een etmaal doorheen te laten struinen, en zoals je hebt kunnen lezen is mijn protagonist bezig met een lange, soort Via Dolorosa-achtige wandeling door zijn stad. Een motief in de roman. (…) In De cynicus zijn de thema’s liefde, de (zelf)dood, vriendschap, daarnaast het schrijverschap, klimaatverandering en de digitale samenleving van nu, dus behoorlijk tijd-overspannende thema’s. Mijn stijl balanceert steevast op het snijvlak tussen ernst en ironie, al is dat laatste in De cynicus vanzelfsprekend tijdelijk ingewisseld voor cynisme.”
Liefde, de (zelf)dood, vriendschap, het schrijverschap, klimaatverandering en de digitale samenleving van nu; behoorlijk tijd-overspannende thema’s.
Johan van Tilburg (1970) heeft tussen 2004 en begin 2022 drie poëziebundels en drie bundels met korte verhalen uitgebracht. In maart 2022 kwam hij met een bundel nieuwe versies van die drie verhalenbundels, Zijn mooiste verhalen, een half jaar later gevolgd door de roman De cynicus. Zelf zegt hij dat zijn drie eerste verhalenbundels ‘rammelden’ en dat hij de verhalen daarin ‘in één keer veel te gulzig eruit gefloept’ had. Pas met de twee boeken die hij in 2022 uitgaf, is hij inhoudelijk én qua vorm tevreden. “Je zou kunnen zeggen dat mijn schrijverschap in 2022 dus pas echt begonnen is”, schrijft hij. Zoiets als bij de componist Bruckner die een van zijn symfonieën achteraf niet goed genoeg vond en die niet opnam tussen de andere. Die wordt sindsdien Bruckners Nulde Symfonie genoemd.
Hoewel Van Tilburg zegt over De cynicus inhoudelijk en qua vorm tevreden te zijn, bestaat zijn boek opmerkelijk genoeg uit twee versies van hetzelfde verhaal. Halverwege, als het plot op zijn pootjes terecht lijkt gekomen, begint een tweede versie met dezelfde intrige. Waarom niet gekozen voor die ene versie die inhoudelijk en qua vorm zo tevredenstellend was. Of zijn de twee versies juist de vorm waarmee de schrijver zo tevreden is?
Of zijn de twee versies juist de vorm waarmee de schrijver zo tevreden is?
Van Tilburg zegt de lezer met de tweedelige structuur van zijn boek bewust op een ‘literaire missie’ te sturen: “Alleen zij die mijn roman aandachtig lezen zullen weten uit te vissen wat het substantiële verschil is tussen deel één en deel twee.” Als een van die aandachtige lezers zie ik dat Percijn in de tweede versie meer mededogen aan de dag legt. Hij wordt daarin op een gegeven moment ook aangespoord door een alwetende verteller die hem en de lezer meedeelt: ‘Had je werkelijk gedacht dat je er zo gemakkelijk mee weg zou komen? Zure gedachten spuien zonder enige verantwoording af te leggen?’
Misschien beseft Percijn dat hij met al zijn cynisme gewoon een deel is van de mensheid waarop hij zo gebeten is. Misschien is De cynicus in plaats van een gemakkelijke tirade op alles wat voorvalt wel een lofzang op de medemenselijkheid. Het boek is geen meesterwerk, maar meer dan zomaar een exemplaar van het overgrote deel van de zevenenvijftig boeken die per dag in Nederland verschijnen en die begrijpelijkerwijs geen aandacht krijgen. En dit zal zeker niet het enige boek zijn dat beter verdient.
© Brabant Cultureel 2023
Uitgaven in eigen beheer worden steeds serieuzer genomen. Ze mogen tegenwoordig ook ingezonden worden naar jury’s die nationale poëzieprijzen toekennen.