Hanneke Mols maakte sculpturen, voornamelijk in steen, van monumentaal tot klein en handzaam. Zij overleed in 2020 en liet een omvangrijk oeuvre na dat nu in een mooi boek volledig bij elkaar is gezet. Een viertal inleidende essays geeft een goed inkijkje in de levensloop en vooral de beweegredenen van de kunstenaar.
door Lauran Toorians
Wat begon als een oeuvrecatalogus Van haar omvangrijke werk als beeldhouwer werd uiteindelijk ook een liefdevol portret van Hanneke Mols-van Gool (1933-2020). Bij haar tachtigste verjaardag zegden dochters Eva (fotografe) en Luitgard (kunsthistorica met een specialisme in islamitische kunst) toe een totaaloverzicht te maken van alle beelden en penningen die hun moeder had gemaakt. Dat werd een uitgebreide speurtocht met als resultaat een catalogus met 665 werken, waarvan er zestien verloren zijn geraakt. En dan zijn er ook nog twintig werken waarvan wel een titel – en vaak ook een jaartal en het materiaal – bekend is, maar waarvan elk spoor ontbreekt en ook geen foto werd gevonden.
Penningen
Los van die laatste twintig zijn alle werken nu in chronologische volgorde, met een summiere beschrijving en een foto op genomen in een lijvig boekwerk. Bladeren door die catalogus laat zien hoe Mols zich als beeldhouwer ontwikkelde, van figuratief naar abstract en met steeds meer nadruk op kleine, letterlijk handzame sculpturen waarmee zij een heel nieuwe invulling gaf aan het begrip ‘penning’. Tot in de jaren zestig waren er vaker kerkelijke opdrachten waarbij soms ook werd samengewerkt met echtgenoot Theo Mols (1929-2010), maker van onder meer glas-in-lood en monumentale wandtapijten. Met hun werkplaatsen aan huis waren zij ook wanneer zij zelfstandig werkten zowel levenspartners als partners in de kunst, met een kritisch oog op elkaars werk en elkaar helpend waar nodig.
Hanneke werd in 1933 geboren in het gezin van de Goirlese architect Adrie van Gool en diens echtgenote Toos die een zelfstandige praktijk had in (sport)massage en zwangerschapsgymnastiek. Kunstzin en de drang om op eigen benen te staan, kwamen dus van huis uit. Na een opleiding aan de Tilburgse Nijverheidsopleiding textiele werkvormen en tekenen ging zij naar de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Eerst een jaar schilderen en daarna in de leer bij Oscar Jespers in de afdeling beeldhouwen. ‘Een dapper meisje,’ noemde Jespers haar vanwege haar keuze voor het fysiek zware vak van hakken in steen en (hard)hout. Het studiejaar 1955-1956 bracht zij door aan de Accademia di Belle Arti di Brera in Milaan. Daar kreeg zij les van Luciano Minguzzi.
Zweven
Terug thuis in Goirle kreeg ze bij haar ouders een werkplaats. Haar vader zorgde voor de eerste opdrachten voor onder meer gevelreliëfs en voor kerken waar hij als architect bij was betrokken. Ondertussen bleef ze zich verder ontwikkelen, onder meer in het modeltekenen. Daarbij ontmoette ze ook Theo Mols met wie zij in 1961 trouwde, Het paar ging wonen in Tilburg en exposeerde in dat jaar ook voor het eerst samen. Na het Tweede Vaticaans Concilie vielen vrij snel de kerkelijke opdrachten weg en veranderde blijkbaar ook de persoonlijke interesse. Beelden werden steeds abstracter. Een andere vernieuwing was het combineren van de steen met gevonden ijzeren objecten en vervolgens ook het maken van werk waarbij meerdere onderdelen los van elkaar staan. De lege tussenruimte wordt zo deel van het werk. Ook werd er al vroeg geëxperimenteerd om beelden helemaal ‘los’ te maken, alsof zij zweven in de ruimte.
Een steeds terugkerend motief lijkt daarbij de liefde voor het materiaal – zware en harde steensoorten en soms ook oud eikenhout – dat letterlijk imposant is en tegelijk uitnodigt tot aanraken en zelfs strelen. En dat laatste wilde Mols ook. Zij werkte zoveel mogelijk ‘met de hand’ zonder zware machines en zocht in het materiaal naar de vorm. ‘De steen is leidend’, zei ze dan en dat werd ook de titel van het boek. Ze genoot ervan wanneer mensen haar beelden aanraakten en er een enkele keer zelfs aan likten.
Naast de catalogus bevat het boek een voorwoord door José Boyens, een korte inleiding en vier essays die elk vanuit een thematische insteek leven en werk van Hanneke Mols nader belichten. Die essays werden geschreven door dochter Luitgard Mols en berusten voor een groot deel op gesprekken (interviews) die zij met haar moeder had. Die essays vormen een waardevolle toevoeging aan de catalogus, juist ook door het persoonlijke karakter. Want hier wordt niet alleen geput uit het geheugen van Hanneke Mols. Ook de eigen herinneringen van Luitgard (en, neem ik aan, de andere kinderen) klinken hierin door. Zonder dat het een familiesaga wordt, want het kunstenaarschap staat steeds centraal. Bij dit bijzonder mooi verzorgde boek kan dan ook zeker worden gesproken van liefdewerk.
Luitgard Mols & Eva Mols, De steen is leidend. Hanneke Mols-van Gool, 1933-2020. Beelden en penningen. Tilburg & Den Haag: eigen beheer, 307 pp., ISBN 9789090361925, pb., € 45,00 (excl. verzendkosten). Boekontwerp: Janine Hendriks.
Het boek is te bestellen via monografiehannekemolsvangool@gmail.com
© Brabant Cultureel 2022