A.H.J. Dautzenberg heeft het in zich een groot schrijver te worden, als hij dat al niet is. Zijn uitzonderlijke literaire talent demonstreert hij weer ruimschoots in zijn nieuwe roman Ogentroost. Dautzenberg heeft ook een cabareteske kant en je kunt je afvragen of het een het ander niet in de weg zit.
door Peter van Vlerken
Niemand kijkt er vreemd van op als je tegen huisdieren praat. Tegen een hond bijvoorbeeld ‘brave jongen’ zeggen als hij voor een keer wil luisteren, klinkt heel normaal. Of ‘stout beest’ roepen als de kat weer eens in de gordijnen hangt, is ook niks mis mee. Of ‘hort sik’ tegen een paard roepen, wil soms zelfs helpen het dier tot een draf te bewegen. Deze beesten horen erbij alsof ze een beetje familie zijn en ze hebben daarom ook namen: Fikkie, Miesje, Bonfire…
Een tikkeltje vreemder wordt het als iemand tegen een slak begint te praten, of tegen een mol, of tegen een muis, en ze ook nog namen geeft als Fieke, Fert en Frits. Planten mogen dan weliswaar namen hebben, een normaal persoon laat toch echt uit zijn hoofd ertegen te praten, want als je dat doet staat bij wijze van spreken het busje naar de inrichting al voor de tuin geparkeerd.
Helemaal bizar wordt het als de dieren en de bloemen beginnen terug te praten tegen mensen. Zoiets kan alleen in een boek. Of in een film, dat zou ook nog kunnen. Als het om een boek gaat, is dan meestal sprake van een sprookje. Dat is dan ook in eerste aanleg wat Ogentroost is, de naar het bekende bloeiende plantje genoemde nieuwe roman van A.H.J. Dautzenberg.
De hoofdpersoon in het sprookje heet Ef. Zij (of is het een hij?) wil niets meer met het verleden te maken hebben en heeft zich als een boetvaardige monnik teruggetrokken uit de wereld. Wonend in een stacaravan en omringd door een tuin in een apart hoekje van een vakantiepark, wil zij alleen nog maar in het heden verkeren en werken aan een toekomst waarin mensen, dieren en planten gelijk zijn en in vrede met elkaar leven.
Ef spiegelt zich aan Franciscus, die op heiligenplaatjes van vroeger weleens werd afgebeeld met een biddend konijn aan zijn voeten en een vogel als een engel op zijn schouder. Franciscus had de gave dat hij kon praten met dieren en verstond wat ze zeiden. Ef kan dat ook. Door het Zonnelied van Franciscus te laten verklanken (met behulp van gedresseerde vliegen) wil zij haar liefdesboodschap onder de mensheid verspreiden. Zal het haar lukken, of is het voornemen van Ef een paradijs op aarde te creëren te mooi om waar te zijn?
Samenwerking
Dautzenberg is op weg een bekende schrijver te worden. Zijn onmiskenbare literaire talent heeft hij geëtaleerd in wat inmiddels is uitgegroeid tot een veelzijdig oeuvre van romans, verhalen, gedichten, toneel en essays. Daarnaast is hij er niet vies van af en toe de goegemeente te shockeren. Zo werd hij lid van Martijn uit protest tegen het feit dat de rechter deze pedofielenclub verbood. Ook knoopte hij een samenwerking aan met Diederik Stapel, terwijl deze wetenschapper werd verguisd omdat hij de kluit had belazerd. Bijzonder grappig waren zijn recensies van niet-bestaande boeken, zoals van de roman waarin de Tilburgse columnist J. Kessels de vloer aanveegde met de schrijver van de Kessels-trilogie P.F. Thomése.
Mijn indruk is dat Dautzenberg in Ogentroost al zijn kwaliteiten toont. In zijn sprookje, waarvan ik lang niet alles kan doorgronden en dat zo bizar is dat je misschien nog een beetje kind moet zijn om er helemaal in te kunnen geloven, is hij volgens mij het meest serieus. Het bevat tal van verwijzingen naar de bijbel en zoals een sprookje betaamt heeft het een onderliggende boodschap, ook al is niet helemaal duidelijk wat die boodschap precies is. Is het een aanklacht tegen de manier waarop de mens met de natuur omgaat? Wil het zich afzetten tegen het streven naar maakbaarheid van de wereld? Tussen de regels door komen een aantal maatschappelijke thema’s aan de orde, zoals het zelfverkozen levenseinde en de genderdiscussie. Dat maakt het boek bijzonder actueel.
Filmscript
In hetgeen er volgt in de roman hangt Dautzenberg vooral de speelse grappenmaker uit. Ook daarin blinkt hij uit. Je kunt soms erg om hem lachen. Hij voert Alex (van Warmerdam?) ten tonele, die met Halina (Reijn?) en Carice (van Houten?) spreekt over de verfilming van het sprookje. Voor hun gemak levert hij het script erbij, schrijft hij alvast de filmrecensies en laat hij de regisseur tussen de bedrijven door ook nog even het sprookje beoordelen: ‘De onmacht om de binnen- en buitenwereld met elkaar te verbinden. Dat vooral. Wenselijkheid en werkelijkheid blijven elkaar aantrekken en afstoten. Ze vallen nooit volledig samen. Dat vond ik goed gedaan in het boek, in het eerste deel vooral.’
Wie ben ik om iets af te doen aan deze beoordeling? Ik kan me er wel in vinden eigenlijk. Wel vraag ik me een paar dingen af over Dautzenberg. Bijvoorbeeld of het zijn ambitie is als groot schrijver te boek te staan of als literaire grappenmaker. Wil hij, toegerust als hij is met beide talenten, Kunst met een grote K bedrijven of is het zijn voornemen een kleinkunstenaar te zijn? Als lezer hoop ik op het eerste, maar door zijn cabareteske kant heb ik, en naar ik vrees andere lezers met mij, de neiging zijn schrijverschap niet helemaal serieus te nemen. Dat vind ik zonde.
A.H.J. Dautzenberg, Ogentroost. Amsterdam: Atlas Contact 2022, 336 pp., ISBN 9789025469115, pb., € 22,99.
Samen met componist/muzikant Frank Crijns en kunstenaar Rob Moonen maakte Dautzenberg ter introductie op Ogentroost een podcast:
www.ahjdautzenberg.nl/2022/09/ogentroost-de-podcast
© Brabant Cultureel 2022
Nu ben ik echt nieuwsgierig – anders dan bij de poëzie van Dautzenberg. Dankjewel voor deze recensie.