Slechts vijftig acteurs in Nederland hebben een vast contract. Dat is minder dan vier procent van de vijftienhonderd professionele acteurs. Dat is niet alleen te wijten aan bezuinigingen. Ook de grotere rol van de makers/regisseurs is debet aan deze situatie. Dat blijkt uit onderzoek van dagblad Trouw. Brabant Cultureel polst drie hoofdrolspelers in dit drama: een actrice, een artistiek leider en een docent theater.
door Joke Knoop
De feiten: Nederland telt slechts vijf gezelschappen met acteurs in dienst: het Nationale Toneel, Toneelgroep Amsterdam, Noord Nederlands Toneel, Toneelgroep Maastricht en Toneelgroep De Appel. Daar zitten die vijftig acteurs die het dagblad Trouw noemt. Volgend jaar zijn dat er nog minder. Tegelijkertijd studeren elk jaar tientallen jongeren af aan de vier toneelacademies (Amsterdam, Utrecht, Arnhem en Maastricht) en aan aanverwante hbo opleidingen als de dramadocenten opleiding van Fontys in Tilburg. Daar komen dan nog eens degenen bovenop die van de mbo-opleidingen komen. Kortom: het aanbod is groot, de vraag klein, de beloning staat onder druk, het aantal zogeheten stageplaatsen (lees: onbetaald werk) neemt toe.
Experimenteel
Er speelt meer in de sector. Theatermakers/regisseurs verkiezen vaker dan voorheen wisselende bezettingen boven een vaste kern van acteurs. Bij experimentele theatermakers komen professionele acteurs soms niet eens meer aan bod, omdat hun voorkeur uitgaat naar de authenticiteit van de man op de straat. Het klassieke toneelgezelschap is op sterven na dood; het zijn productiehuizen geworden. “Een gezelschap bestaat dezer dagen uit een zakelijk en een artistiek leider, een pr- en educatiemedewerker en technisch personeel. Kennelijk vindt men de regisseur tegenwoordig belangrijker dan de mensen op het toneel”, stelt acteur Loek Peters in Trouw. Hij is tevens cao-adviseur van belangenorganisatie ACT.
Bij Het Zuidelijk Toneel (HZT), het grootste gezelschap in Noord-Brabant, staan twintig namen op de medewerkerslijst, van wie zestien (parttime) in vaste dienst. Een zakelijk en een artistiek leider, drie theatermakers, vier technici, een artistiek coördinator, vier pr/marketingmensen en ondersteunend personeel. Geen namen van acteurs, die staan bij de producties. Heeft Loek Peters gelijk en zijn de makers belangrijker dan de acteurs? “Dat vind ik een oneigenlijke vraag”, reageert Piet Menu, artistiek leider van HZT. “Alsof je zou zeggen: wat vind je belangrijker, eten of drinken? Je hebt beide nodig en beide werken als freelancer bij ons, dus zijn ze ook op arbeidsrechtelijk vlak gelijkwaardig.”
Kaalslag
Piet Menu stelt dat bezuinigingen wel degelijk een kaalslag veroorzaken onder acteurs met een vast contract. Vergeleken met vijftien jaar geleden is van HZT slechts een derde over: van groot toneelgezelschap naar middelgroot. HZT heeft anno 2016 een rijkssubsidie van 1,6 miljoen, aangevuld door geld van provincie en gemeente Tilburg. In ruil eist het rijk dat HZT 34.000 bezoekers per jaar trekt. Dat betekent – zo rekent de artistiek leider voor – dat een acteur in vast dienstverband tweehonderd keer per jaar moet spelen. Dat kan niemand. “Dus ik ben economisch gedwongen om het zonder een vaste acteurskern te doen.”
Artistiek leider Menu kent de voordelen van vaste acteurs. Het komt de herkenbaarheid van het gezelschap ten goede, jonge mensen kunnen zich ontwikkelen en spiegelen aan ervaren acteurs, er ontstaat een onderlinge wisselwerking. Bovendien zijn vaste acteurs makkelijker in te zetten voor bijvoorbeeld een theatrale toespraakbij een opening.
Toch, zegt hij eerlijk, zou hij ook bij een groter budget twijfelen om vaste acteurs aan te trekken. De artistiek leider ervaart dat makers zoeken naar flexibiliteit. Zij zoeken de acteurs die zij in hun hoofd hebben: de ene keer is dat een acteur die goed danst, de andere keer is dat een tekstgeoriënteerde persoon met uitzonderlijke tekstbehandeling. Flexibiliteit maakt het mogelijk om vaker andere grote namen aan te trekken. Bovendien, aldus Menu, kiezen veel spelers voor het vrije bestaan van een freelancer. Hij stipt nog een ander effect aan. Stel dat alle grote gezelschappen met vaste acteurs werken, dan is dat nog altijd een klein aantal. Hoe meer mensen bij de happy few gaan horen, hoe minder plek er is voor de freelancers. “De muren worden hoger.”
Sluitpost
Er is veel aanbod van acteurs. Zijn zij de sluitpost bij een productie? Niet bij HZT waar volgens de cao wordt betaald, zegt Piet Menu. Elders zal dat soms wel zo zijn, maar dat geldt voor meer theaterberoepen. “Er is wel tweehonderd miljoen verdwenen uit de cultuursector terwijl het aantal producties niet is afgenomen. Het kan niet anders dan op de kap te leven van een ander.” Elk jaar leveren theateropleidingen nieuwe ladingen acteurs. Te veel? Menu doet daar geen uitspraak over, dat pas niet bij zijn levensinstelling. Hij vindt dat iedereen de kans moet krijgen zijn passie te volgen. “Dan heb je geïnvesteerd in je droom en ben je een paar jaar gelukkig geweest. Leef niet oogklepgewijs en kijk verder. Dat geldt ook voor anderen: een archeoloog heeft ook weinig kans op een baan. Afgestudeerden komen wel vaker op andere plaatsen terecht. Ik ben opgeleid tot pedagoog en journalist. Ik heb nooit als pedagoog gewerkt en slechts korte tijd geschreven.”
De belangstelling voor een carrière op het podium is groot. Zowel hbo en mbo opleidingen als particuliere scholen spelen daar op in. Piet Menu van HZT hekelt het financieringssysteem van het ministerie van Onderwijs. Scholen worden betaald naar uitstroom en daardoor ontstaat het gevaar dat er minder eisen aan de afgestudeerden worden gesteld. Menu: “Opleidingen moeten de lat hoger leggen bij de instroom. Zorg voor een goede opleiding en wees realistisch naar de leerlingen, dat het moeilijk is. Van de afgestudeerden aan het mbo zal negentig procent geen acteur worden.”
Jan van Gemert is docent aan het Koning Willem I College in ’s-Hertogenbosch. Dit ROC heeft een driejarige acteur/theateropleiding op mbo-niveau. Van Gemert weet dat zijn leerlingen vaak geen professioneel acteur zullen worden. “De werkgelegenheidssituatie zou droevig zijn als het werkveld niet breder zou zijn. Onze leerlingen zijn meer uitvoerend bezig, meer in het entertainment, soms achter de coulissen.” Massamedia geven een vertekend beeld van de sector. Leerlingen staren zich blind op spelen in een soap of in een musical. Van Gemert: “Wij geven een realistisch beeld. De leerlingen moeten een passie hebben en daar iets mee willen.” De docent ziet het vak veranderen en hybride vormen aannemen. “We leiden op voor een tijdperk dat we niet kennen. Waar de leerlingen uiteindelijk terechtkomen? Dat is ons niet bekend. Het zou interessant zijn om daar onderzoek naar te doen.”
Dagprijs
Het is sappelen voor acteurs. Caspar de Kiefte van FNV KIEM zegt in Trouw dat de dagprijs voor een acteur met tweederde is gedaald. Er gebeurt steeds meer in de vorm van stages en vrijwilligerswerk. Mensen die werkloos zijn geraakt, doen soms hetzelfde werk als vrijwilliger. We vragen het een ervaren actrice die uit vrije keuze freelancer is, omdat ze de regie over haar werk wil houden en ook als maker actief is. Zij herkent het beeld.
Zij wil liever niet met naam en toenaam genoemd worden. Ze is bang haar werk te verliezen. Haar werk bestaat uit uiteenlopende freelance opdrachten voor veel opdrachtgevers: van entertainment tot serieus acteerwerk. Haar conclusie: “Opdrachtgevers willen voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. De eisen worden opgeschroefd zonder dat de beloning omhoog gaat.” Ze voorziet een “uitzichtloos bestaan voor de bergen jonkies die nu slecht betaalde stageplaatsen vullen, waardoor een professional het veld moet ruimen.” Ook zij vindt dat kritisch naar de vele opleidingen gekeken mag worden. Die studenten wordt in de stages ook vaak een worst voorgehouden die zij vervolgens nooit krijgen.
Aan Piet Menu van HZT de vraag of de situatie op de arbeidsmarkt ten goede zal veranderen. Hij schudt het hoofd: “Het is een maatschappelijke tendens dat menselijke arbeid als kostenpost wordt gezien, drukkend op de winst. Menselijke arbeid wordt ondergewaardeerd terwijl de kunstensector bij uitstek arbeidsintensief is. Ooit zal dat omdraaien, maar ik weet niet op welke termijn. Ik zie dat de komende tien jaar zeker niet gebeuren.”
© Brabant Cultureel – oktober 2016