Katjuscha Otte is alweer enige tijd directeur van Museum De Wieger in Deurne. Maar van een interview was het nog niet gekomen. Zaterdag 9 juli 2022 opent de expositie Vrouwenpalet waarvan zij de curator is. Reden voor een gesprek. Verrassend aan de tentoonstelling zijn de onbekende kunstenaars. Waarom kennen wij deze vrouwen niet?
door Irma van Bommel
De voorganger van Katjuscha Otte, Lex van de Haterd, was jarenlang onbezoldigd curator van Museum De Wieger. Met Katjuscha Otte is er weer een directeursfunctie. Maar zij is niet ook de vaste curator. Het museum werkt voortaan regelmatig met gastcuratoren. Otte heeft voor haar aanstelling in Deurne zelf enkele malen als gastcurator gewerkt voor het museum, onder andere voor de expositie Nachtlicht in 2011, over de invloed van gaslicht en elektrische verlichting op de kunst.
Voor Vrouwenpalet selecteerde Otte de kunstenaars en de werken. Dit in samenwerking met Annemieke Keizer, de conservator van Museum Dr8888 in Drachten. Deze samenwerking met een ander museum is haar goed bevallen. Niet alleen kun je de praktische taken en het onderzoek en schrijfwerk verdelen, ook blijkt het makkelijker om via fondsen geld binnen te halen wanneer je samenwerkt met een ander museum.
Inhaalslag
De Wieger en Museum Dr8888 zijn niet de enige musea die vrouwelijke beeldend kunstenaars voor het voetlicht brengen. Het is een trend, een soort inhaalslag. En terecht. Want hoe komt het dat veel werken het podium niet hebben gehaald of in vergetelheid zijn geraakt? Het werk van mannelijke kunstenaars is altijd meer gewaardeerd. Dat heeft alles te maken met de ondergeschikte rol van de vrouw waaraan pas enkele decennia geleden een eind kwam. “Stelselmatig was er voor vrouwelijke kunstenaars minder belangstelling dan voor mannelijke”, vertelt Otte.
Vrouwenpalet toont werk van Nederlandse vrouwelijke avant-garde kunstenaars uit de periode van 1900 tot 1950. Daar zitten bekende namen bij, zoals Else Berg, Charley Toorop, Jacoba van Heemskerck en Charlotte van Pallandt. Vrouwen die wij altijd hebben gezien als gelijkwaardig aan hun mannelijke collega’s. Waarom lukte het hen wel en andere vrouwen niet? De publicatie Vrouwenpalet geeft daar antwoord op door met verhalen over de kunstenaars context te bieden aan de expositie. Want de grote verrassing van deze expositie zijn de onbekende namen. “Waarom kennen wij deze vrouwen niet? Want het is gewoon hartstikke goed werk”, roept Otte uit.
“Waarom kennen wij deze vrouwen niet?
Want het is gewoon hartstikke goed werk”.
“Vanaf 1870 mochten vrouwen lessen volgen aan de academie. Maar pas vanaf begin twintigste eeuw mochten zij ook dezelfde lessen volgen als hun mannelijke collega’s, zoals tekenen naar naaktmodellen.” Mannelijke kunstenaars werden lange tijd serieuzer genomen. Voor vrouwen, vooral vrouwen van adel, was kunst maken heel lang een hobby. “In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw waren er ineens vrouwelijke beroepskunstenaars. Dat was wennen, zowel voor mannen als voor vrouwen, want er waren ook veel conservatieve vrouwen die dat maar niets vonden.”
“Het is mooi om te zien hoe vrouwen hun weg gingen zoeken in de kunst. Aan welke exposities deden zij mee, bij welke kunstenaarsverenigingen sloten ze zich aan? Van bijvoorbeeld Cobra kennen we alleen de mannelijke kunstenaars, terwijl er ook vrouwen bij zaten die prachtig werk maakten, zoals Lotti van der Gaag.”
Stijlen
De expositie toont werk van vrouwen in stijlen als luminisme, kubisme, expressionisme, magisch realisme, nieuwe zakelijkheid, cobra en abstract expressionisme. De expositie beperkt zich tot de beeldende kunst. Maar via verhalen in het boek krijgen we ook inzage in contacten van de kunstenaars met vrouwelijke schrijvers en fotografen. En zo krijgen we een beter beeld van het kunstenaarsmilieu. Tevens bevat het boek een artikel over het opkomend feminisme.
Veel vrouwen in de kunst blijken uit socialistische en communistische hoek te komen. Van de vierentwintig geselecteerde kunstenaars is de helft nooit getrouwd geweest, of weer gescheiden. Dat bleek de enige manier om de vrijheid te bewaren. Immers, wie trouwde werd geacht thuis te blijven om voor man en gezin te zorgen, haar baan en haar rechten op te geven. “Vrouwen moesten toen veel bewuster dan nu nadenken over het maken van een keuze.” Sommigen wilden wel trouwen, maar wilden geen kinderen krijgen. Andere kunstenaars stopten met werken, tijdelijk of definitief. In het boek gaat Otte hier dieper op in in het hoofdstuk ‘De strijd tussen vrijen en werken’ dat zij schreef samen met Edwin van Onna.
Charley Toorop groeide op in een kunstenaarsmilieu waar het er veel vrijer aan toeging dan in de rest van de samenleving. Haar werk is net zo bekend en gewaardeerd als dat van haar mannelijke collega’s. Zij was getrouwd, maar om haar zelfstandigheid te bewaren is ze gescheiden. ‘Ik geloof niet, dat je je werkelijk aan een man kunt geven, met hem kunt meeleven, als je een eigen sterk creatief leven hebt’, staat in het boek te lezen.
De naam Alida Pott is minder bekend. Toch was zij betrokken bij de oprichting van de Groninger Ploeg, weet Otte. Ze was getrouwd met de schilder George Martens en cijferde zich weg voor haar gezin. Haar man vond haar weliswaar de betere kunstenaar van hun twee, maar toch kreeg zijn werk meer aandacht. Zij overleed als jonge moeder. Waarom Martens haar werk voor zich zelf hield en er niet mee naar buiten trad, is voor Otte een raadsel.
Suriname
Met deze tentoonstelling brengt Museum De Wieger vergeten en onbekende kunstenaars onder de aandacht, naast bovengenoemden is dat onder meer ook Jemmy van Hoboken die met schilderijen van arbeiders en boeren met een doodse blik in de ogen kritiek geeft op het harde bestaan van de gewone man. Opvallend is de aandacht voor de handen die veel zwaar werk moeten verrichten. Ook is werk te zien van Nola Hatterman, die naar Suriname afreisde om daar zwarte mannen en vrouwen te portretteren, in hun kracht, als zelfbewuste burgers, om zo een tegenwicht te bieden aan de portretten van blanke mensen. En er zijn tekeningen te zien van Anneke van der Feer, die met haar man, de bekend filmmaker Joris Ivens, naar de Sovjet-Unie reisde en daar fabrieksarbeiders documenteerde. Niet allen mannen, maar ook vrouwen. Deze tekeningen stuurde zij op naar kranten in Nederland die ze afdrukten met een verhaal erbij.
Zo’n veertig bruikleengevers hebben de expositie mogelijk gemaakt. Werken komen uit tal van musea en particuliere collecties. Via een audiotour zijn reacties van hedendaagse kunsthistorici en schrijvers op het werk van de kunstenaars in de expositie te horen. De tentoonstelling is tegelijk in Deurne en Drachten te zien. Halverwege vindt een wissel plaats zodat uiteindelijk alle honderd werken op beide locaties te zien zijn.
‘Vrouwenpalet 1900-1950. Haar kunst, haar verhaal’, van 9 juli t/m 20 november 2022 in Museum De Wieger in Deurne en in Museum Dr8888 in Drachten.
Het zelfportret op de omslag van het boek en affiche is van Lou Loeber, 1921, olieverf op doek > collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort. Foto voorpagina > detail van dit portret.
Diverse auteurs, Vrouwenpalet 1900-1950. Haar kunst, haar verhaal. Zwolle: Waanders 2022, 160 pp., ISBN 978946262398 9, pb, € 26,95. www.waanders.nl
Ook te zien in Museum De Wieger:
– ‘Een ode aan vrouwelijke kunstenaars en muzen uit de collectie van De Wieger’, t/m 31 december 2022.
– ‘In de ban van de Aa’, met werk van Emelie Jegerings en Jolanda Tielens, t/m 18 september 2022.
© Brabant Cultureel 2022
Reacties (1)