Atelierbezoek Wijnand van Lieshout

Beeldend kunstenaar Wijnand van Lieshout woont zes hoog in Tilburg-Noord. Zijn woning is tevens opslagplaats en rariteitenkabinet. Hier heeft hij zijn werkplek. Nog bijna dagelijks put hij uit de grote verzameling objecten voor het creëren van zijn assemblages, die hij vervolgens fotografeert.

door Irma van Bommel (tekst) en Piet den Blanken (foto’s)

Het is er nog voller dan in 1998, toen ik Wijnand van Lieshout (1940) opzocht in zijn flat voor een artikel in het lexicon Geschiedenis van de Nederlandse fotografie. ‘De opslag van mijn verzameling hier in de woning is noodgedwongen’, legt hij uit. Hij huurde een loods bij een boer, maar daar moest hij uit. Hij vond een nieuwe opslagplek in de stad. Daar zijn de grote objecten opgeslagen en de collectie ijzer. Het kleinere werk staat in huis.

Wijnand van Lieshout

‘Ik ben echt een verzamelaar’, vertelt Van Lieshout. ‘Dat heb ik van mijn vader, van hem heb ik het virus gekregen.’ Hij wijst op een kleine tafel bij het raam. ‘Daar maak ik mijn kistjes. Table Top zou je het kunnen noemen.’ Maandenlang ben ik bezig met composities, maar steeds moet ik het wegzetten, want aan deze tafel wordt ook gegeten.’

Verval

‘Vroeger ging ik met rekwisieten sjouwen en maakte ik installaties in oude fabrieken. Ik zoek het verval, maar mooie plekken zijn er steeds minder. Het is eigenlijk allemaal te clean. Daarom maak ik nu thuis kleine composities in kisten en lijsten.’ 

Assemblage en collages van Wijnand van Lieshout

De werken van Van Lieshout gaan over verval. Je kunt ze beschouwen als eigentijdse vanitas stillevens. Vaak zit er ook humor in zijn werk. Zo hangt er een 17de-eeuws tegeltje met een afbeelding van een kruisdragende Christus. Van Lieshout vindt de tekening mislukt omdat de kop van Christus geen uitdrukking heeft. Het is een tragisch figuur op weg naar zijn einde. Dit tegeltje heeft hij in een lijst gecombineerd met vliegenvangers. De symboliek is duidelijk: ook deze vliegen zijn op weg naar hun einde. ‘Een beetje Gerard Reve-achtig is het wel.’

Compositie met tegel (kruisdragende Christus) en vliegenvangers

Van Lieshout verzamelt vooral voorwerpen uit de eerste helft van de twintigste eeuw, waaronder etalagepoppen, protheses, ziekenhuis meubilair, voorwerpen uit de Eerste en Tweede wereldoorlog, dierlijk materiaal en ijzer, veel ijzer. In zijn opslagruimte in de stad toont hij landbouwwerktuigen en werktuigen voor het brouwen van bier. De haardhaal is nog uit de tijd van de Romeinen. ‘IJzer wordt bijna niet verzameld door antiquairs, wat jammer is, want van ijzer zijn hele mooie dingen gemaakt.’ Hij laat een ruiterspoor zien, gevonden in de buurt van Maaseik, Tongeren, mogelijk van een zeventiende-eeuwse Spaanse cavalerist. 

Objecten in de opslag van Wijnand van Lieshout

Toen hij weg moest uit de loods, heeft hij heel wat ijzer weg moeten doen. ‘Van ijzer word je niet wijzer’, verzucht hij. ‘Ik heb dingen weggegooid waar ik nu spijt van heb, sommige voorwerpen waren zo mooi verweerd.’ Ter illustratie laat hij een wieltje van een kinderfiets zien. ‘Door oxidatie krijgt het een mooie huid. Het is interessant geworden door de tand des tijds.’

Happening

Van Lieshout volgde zijn opleiding aan de RK Leergangen te Tilburg. Twee keer per week kreeg hij vrij schilderen, bij Nico Molenkamp. Vervolgens ging hij naar het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij begon als schilder. Enkele schilderijen uit zijn academietijd hangen nog aan de wand. Eind jaren zestig stapte hij over op happening-achtige installaties, ‘narratieve tableaux’. Lachend vertelt hij dat hij eens bij de opening van een expositie zelf als een Neptunus in een oud, geëmailleerd bad ging liggen dat tot over de rand was gevuld met mosselschelpen. Het trok wel de aandacht. Deze schelpen waren in de loop van veertig jaar verzameld. En de mosselen door hem zelf geconsumeerd. 

Werk uit de academietijd hangt nog aan de wand

In de BKR-tijd besloot hij een keer geen schilderij in te leveren bij de gemeente maar een installatie met een kunstbeen aan een vleeshaak. Van Lieshout hield wel van een beetje provoceren. ‘Het mocht niet te braaf worden.’ Op dat kunstbeen had hij schimmels laten groeien, om er een luguber tintje aan te geven. Met leedvermaak denkt hij aan de ambtenaar die, om er een inventarisnummer op te kunnen zetten, ongetwijfeld het kunstbeen grondig heeft schoongemaakt. De installatie hing aan het plafond van het oude stadhuis. ‘Bruiloftgangers op weg naar de trouwzaal moesten onder het been doorlopen’, lacht Van Lieshout.

Decadentie

Vanaf eind jaren zeventig construeerde hij bizarre, op de jaren dertig en veertig geïnspireerde taferelen, vaak met een erotisch accent. Daarin figureerde zijn partner Renée. Ook liet hij oude etalagepoppen figureren, te midden van in onbruik geraakt ziekenhuis meubilair. Die taferelen fotografeerde hij vervolgens. De foto’s, de uiteindelijke kunstwerken, ademen een unheimliche sfeer. Van Lieshout was in zijn jeugd al geïnteresseerd in decadentie en het tijdsbeeld van de jaren dertig. Vooral de excessen die oorlogssituaties teweeg kunnen brengen fascineerden hem. Met bizarre, soms lugubere installaties wilde Van Lieshout de meest donkere, dierlijke kant van de mens laten zien. 

Een gedreven verteller

Deze foto’s hebben in diverse galeries en musea gehangen, maar ook op een onverwachte locatie: in Roermond, in een opleidingscentrum van justitie, waar een speciaal team werd opgeleid om op te kunnen treden bij calamiteiten. ‘Mijn foto’s hingen er ter illustratie, om een beeld te geven van het extreme waartoe de mens in staat is.’ Een beetje verbaasd is Van Lieshout nog altijd wel. Zijn foto’s tonen immers geen gewelddadige acties. Het zijn slechts bizarre ensceneringen. 

Sinds midden jaren tachtig maakt hij poëtische assemblages, eigentijdse vanitas stillevens. Die hij ook weer fotografeert. Bewust laat hij een laagje stof op de voorwerpen ontstaan. Dat geeft een mooi sferisch effect met fotograferen. Het verbindt als het ware de objecten zoals op een zeventiende-eeuws schilderij. ‘Een laag stof op de objecten hoort er gewoon bij. Dat is de tand des tijds.’ Van Lieshout werkt nog steeds. ‘Ik sterf in het harnas.’ Graag zou hij nog eens een grote overzichtstentoonstelling zien van zijn werk. Hij heeft fotomateriaal genoeg.

Leven, werk en werkplaats vallen samen in het atelier van Wijnand van Lieshout

© Brabant Cultureel 2015/2022

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *