Op zijn Tilburgs spotten en schelden met Ed Schilders

Schelden is een eerste stap op weg naar beschaving, en het doet minder pijn dan een steen naar je kop. En spotten kan ook een spel zijn, een sociaal spel waarin de onderlinge pikorde op zijn kop kan worden gezet, of juist bepaald. Ed Schilders schreef een onderhoudend boek over spotten en schelden in Tilburg en omgeving.

door Lauran Toorians

Wie wordt uitgescholden voor ‘appetjoek’ heeft een Tilburger tegenover zich, of in elk geval iemand uit de allernaaste omgeving van die stad. Elders komen vergelijkbare termen voor als ‘habbetjoek’ en ‘habbetjap’, maar de appetjoek is typisch Tilburgs. Ed Schilders heeft iets met Tilburg en ook iets met taal en publiceert met regelmaat over beide onderwerpen, vaak in combinatie. Hij besprak het woord ‘appetjoek’ dan ook al eerder, maar als titel voor een boek over spotten en schelden in Tilburg diende zich geen woord aan dat mooier is, en kenmerkender voor de stad. Waar het woord vandaan komt, blijft overigens in nevelen gehuld. Wel is duidelijk dat ook niet-dialectsprekende Tilburgers het kennen en gebruiken.

bc201604-lauran_toorians-appetjoek-appetjoe_shirt-2

Appetjoek T-shirt uit de carnavalswinkel. Foto uit besproken boek

Freud

‘Schèène doe nie zeer, mar schuppe heddet hart nie!’ (Schelden – eigenlijk schenden – doet geen pijn (en voor) schoppen heb je het hart niet; vreemd genoeg meent Word dat dit zinnetje Duits is). Net als ondergetekende leerde ook Schilders deze uitdrukking kennen en gebruiken op de speelplaats van de lagere school. Schilders verwijst erbij naar een opmerking die Sigmund Freud maakte in een artikel dat hij samen met Josef Breuer in 1893 publiceerde in de Wiener Medizinische Presse:

Aber, wie ein englischer Autor geistreich bemerkte, derjenige, welcher dem Feinde statt des Pfeiles ein Schimpfwort entgegenschleuderte, war der Begründer der Civilisation, so ist das Wort der Ersatz für die That und unter Umständen der einzige Ersatz (Beichte).
(‘Maar – zoals een Engelse auteur geestig opmerkte dat degene die de vijand in plaats van een pijl een scheldwoord toewierp de grondlegger van de beschaving was – zo is het woord de vervanging van de daad en in sommige omstandigheden de enige vervanging (biecht).’)

Misschien had Freud, of zijn Engelse voorbeeld, hiermee wel gelijk. Het Tilburgse gezegde heeft dat natuurlijk niet. Woorden kunnen wel degelijk kwetsen en zeer doen, net zoals schoppen of wapentuig dat kunnen. Maar net zoals wapentuig kan worden ingezet in sport en spel, zo kan schelden tot een kunst worden verheven. De zeer ten onrechte vergeten dichter Willem Godschalck van Focquenbroch (1640-1670) bedreef die sport op Olympisch niveau en het is aardig te bedenken dat Focquenbrochs dichtersvriend Johannes Ulaeus (1640-1734) van 1684 tot aan zijn dood predikant was in Tilburg.

bc201604-lauran_toorians-appetjoek-061_Robben_politie-6_feb_1981-bew

Cees Robben, ‘Prent van de week’ van 6 februari 1981. Illustratie uit besproken boek

Schilders’ boek laat mooi zien dat beide aspecten, kwetsen en belachelijk maken, hand in hand gaan. Hij geeft mooie voorbeelden van pijnlijk kwetsende uitingen die aanleiding gaven tot een handgemeen en in een enkel geval zelfs een heus volksrumoer. Een heel hoofdstuk is gewijd aan de zogenaamde Malbroek-rellen die voortsleepten van 1883 tot in 1885. In andere gevallen gaat het om milde humor, al zal ook daarbij het lachen van het slachtoffer vaak dat van een boer met kiespijn zijn geweest.

Kaaibuuter
De bronnen waaruit Schilders kon putten, zijn rijk en over een lange periode verzameld. Handig is natuurlijk dat sinds enige tijd vele jaargangen oude kranten op internet doorzoekbaar zijn, en ook dat Karel de Beer in 2000 een Tilburgs bijnamenboek publiceerde. Het boek van Schilders biedt echter veel meer dan een opsomming. Het is thematisch opgezet en biedt achtergronden van allerlei aard. Soms worden woorden of uitdrukkingen verklaard en vaak geeft Schilders een beschrijving van de situatie of situaties waarin het scheldwoord werd gebruikt. Daarmee krijgt de lezer ook een inkijkje in de sociale geschiedenis, zoals de verhouding tussen bazen en arbeiders of de reputatie van de politie(man): juut, wout, vethol, vetwaaier, gruunjas, sjampetter, kaaibuuter, zuukerd, vetleer.

Het woord kaaibuuter kon niet alleen een politieagent worden toegeworpen. Het was ook het scheldwoord voor Tilburgers van ‘beneden de lijn’, de spoorlijn die de stad in tweeën splijt. Zoals Schilders beargumenteert, moet het vrijwel zeker worden begrepen als ‘keischijter’ – een scheldnaam die op tal van plaatsen voorkomt – en verwijst het naar de Heuvelstraat die al in de zeventiende eeuw werd bestraat en lang de enige verharde weg was in Tilburg en omgeving.

De bewoners van ‘boven de lijn’ werden Turken genoemd. Die spotnaam bestaat nog in de naam van de carnavalsvereniging de Goirkese Turken (in de wijk Goirke). Deze Turken waren in Tilburg al bekend lang voordat de eerste gastarbeiders naar de – toen nog – textielstad kwamen. Als scheldnaam voor wie ruw en onbehouwen, of gewoon vreemd is, kwam Turk al in de zestiende eeuw voor en dat hangt samen met de opkomst van het Ottomaanse rijk dat in die tijd een serieuze bedreiging vormde.

Ballenfrutters

Zoals al aangekondigd in de ondertitel, wordt ook aandacht gegeven aan Goirle en aan de andere dorpen en stad (Waalwijk) in Midden-Brabant. Bij Goirle gaat Schilders dieper in op de ‘Goirlese geit’ (‘uit Goirle komt nog geen goede geit vandaan’) die geuzenstatus heeft verworven en aan de veelgehoorde uitspraak ‘ik koom van Gôol, ik weet van niks’ die een variant is op ‘mijn naam is haas’. De schimpnaam ‘ballefrutters’ behandelt hij slechts kort, omdat daarover elders al uitvoerig is geschreven. Dat klopt, maar die literatuur is niet breed bekend en toegankelijk en een samenvatting zou hier best op zijn plaats zijn geweest.

bc201604-lauran_toorians-appetjoek-hoofdstuk-in-de-fabriek-470_bew_bij

Groepsportret van het personeel van de Tilburgse kamgarenweverij Janssens de Horion, circa 1900. In de onderste rij de draadmakers ofwel ‘vethollekes’; een typisch voorbeeld van kinderarbeid met een bijzonder lage status. Foto uit besproken boek

De huisnijverheid waarbij op grote schaal ballen voor balspelen werden gemaakt door schapenleren ballen vol te proppen met haar of gemalen eikenschors is in Goirle lang een belangrijke bron van inkomsten geweest. Wat de meeste mensen niet weten, is dat tot in de Tachtigjarige Oorlog juist Tilburg een groot productie- en exportcentrum van ballen was. Nadat dat was vergeten, kreeg Goirle de naam. Aardig is dat in Schotland enige tijd een familie Gourley (dat klinkt als ‘Goirle’) actief was in de productie van golfballen. Die naam komt in Schotland echter al in de middeleeuwen voor en een herkomst van de familie uit Goirle is bepaald niet zeker (maar ook niet volledig uitgesloten).

bc201604-lauran_toorians-appetjoek-GodZietMij

Met prenten als deze aan de muur werd geprobeerd het vloeken tegen te gaan. Illustratie uit besproken boek

De spotnamen voor de inwoners van de andere dorpen blijken vaak weinig origineel en getuigen van minder fantasie dan de Tilburgers in hun eigen stad aan de dag legden. ‘Zwevelsoppers’ zal niet slaan op de inwoners van Loon op Zand, zoals Schilders aanneemt, maar op die van Kaatsheuvel dat tot dezelfde gemeente behoort. In Kaatsheuvel woonden veel ambulante handelaren die met pantoffels, mandenwerk (Mandenmakers!), heibezems en zwavelstokjes het land door trokken. De inwoners van Loon op Zand zijn ‘theebuiken’, een bijnaam die zou zijn verdiend omdat de looiers en leerbewerkers in het dorp veel thee dronken om de giftige stoffen waarmee zij werkten te neutraliseren. Veel effect zal het niet hebben gehad.

Gvd
Uiteraard komt ook het ‘geestelijk leven’ uitgebreid aan bod. Ook dit – en dan vooral de aberraties ervan – zijn een geliefd onderwerp van Schilders. Hier gaat het van ‘vuile papisten’ tot scheldende fraters en krijgen we een uitgebreide verhandeling over ‘de grote Hollandse vloek’. Lezen, godverdomme!

Ed Schilders, Appetjoek! Berichten over spotten en schelden in Tilburg, Goirle en de ommelanden. Verzameld en gebloemleesd uit de beste bronnen van gekende Tilburgse en Goirlese schrijvers en taalkundigen. Verlucht met welgekozen prentkunst door Ronald Peeters en de auteur. In Tilburg 13. Tilburg: Gianotten Printed Media 2016, 120 pp.,ISBN 978-90-6663-075-8, pb., € 11,50.

 

© Brabant Cultureel – augustus 2016

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *