door Arnold Verplancke
Het is wat het is. Dat denk ik op zaterdagmiddag 18 december, nog onwetend wat Rutte c.s. gaan afkondigen die avond op hun zoveelste persconferentie. Ik lees op de NOS app dat er een run is op de kappers. Dat kerstbeluste kopers de winkelcentra overstromen. Instanties roepen mensen op om toch vooral niet meer naar de binnenstad te komen. Parkeergarages puilen uit. Wat een welvaart!
Natuurlijk vind ik het jammer als de horeca weer op slot gaat, schouwburgen en concertzalen moeten sluiten, ondernemers in zak en as zitten en mensen hun feestdagen deels in het water zien vallen. Maar ja, wat moet dat moet. Ik hoor het vanavond wel.
Theaterstoelen
Een avond eerder heb ik nog kunnen genieten van een buitenkansje. Ik had kaartjes voor de opera La Bohème in Antwerpen. Maar die bleken plotseling te vervallen omdat de nieuwe Belgische coronamaatregelen maximaal tweehonderd mensen toestaan in een zaal. De Vlaamse Opera heeft, geloof ik, zevenduizend mensen moeten teleurstellen: kaartjes ongeldig, geld terug en opnieuw boeken voor het beperktere aanbod aan theaterstoelen. En ziedaar: ik had geluk nog twee stoelen op rij drie. Wel een beetje omhoog kijken naar de boventiteling, maar dat is niet erg. Het verhaal is overbekend. De muziek trouwens ook. Het was de derde keer dat ik deze opera live zag. In 1992 met Anja, in 1996 met Joke, beiden overleden. En beide keren in Amsterdam in de regie van Pierre Audi.
De Vlaamse versie dateert eigenlijk ook uit die tijd (1993) en heeft veel furore gemaakt, tot in Tokio toe. Regisseur is Robert Carsen (1954), die zijn productie al voor de vierde keer hernomen ziet in Antwerpen. Wie haar nog wil zien, kan tot eind van het jaar terecht in Antwerpen en begin volgend jaar in Gent – als er tenminste plaatsen vrij vallen. In de orkestbak leidde een vrouwelijke dirigent, Kristiina Poska (1978) uit Estland, de bewerkelijke opera waarin naast solisten en orkest soms ook het koor, een kinderkoordoor en figuranten door elkaar wervelen. In de belangrijkste rollen stonden gelukkig jong uitziende en sterk zingende solisten op het toneel: Eleanor Lyons uit Australië (Mimi), Galeano Salas uit Mexico (Rodolfo) en Vuvu Mpofu uit Zuid-Afrika (Musetta, haar roldebuut).
Dat was gisteravond en nu dus thuis in afwachting van het vonnis dat op de corona persconferentie wordt geveld vanavond. In ieder geval de kaartjes voor de Messiah staan op het spel voor vierde Kerstdag in het Concertgebouw. Naar buiten kijken levert ook weinig op. Symbolisch misschien. Door de mist heb ik in mijn hoge appartement slechts een zicht van pakweg drie meter.
Judith
Om in de stemming te blijven, zet ik thuis de cd’s op van Juditha Triumphans, het enige oratorium van Vivaldi (1678-1741) dat is overgeleverd. Het gaat over de joodse weduwe Judith. Zij papt aan met de Assyrische legerleider Holofernes die haar stad belegert en haar volk met uitroeiing bedreigt. Als hij overweldigd door haar schoonheid genoeg gedronken heeft en in slaap valt, onthoofdt zij hem en keert ze als heldin terug met zijn hoofd als bewijs. Onverhoeds schiet een werkje van Lucebert in mijn herinnering: een onthoofding, getekend in 1956 denk ik, nog ver voor ISIS en hoogst waarschijnlijk niet geïnspireerd door de joodse heldin. Het verhaal van Judith is in de katholieke bijbel te vinden als deuterocanoniek boek. In de Torah en de protestantse Bijbelvertaling van het Oude Testament ontbreekt het.
Ik herinner me dat ik regisseur Johan Simons sprak in 2000, vlak voordat hij de leiding kreeg over het fusiegezelschap ZT Hollandia in Eindhoven. Zijn eigen gezelschap Hollandia zou in Amsterdam de première gaan spelen van Judith, op de tekst van Friedrich Hebbel uit 1840. Simons regisseerde zelf. Paul Koek en zijn Veenstudio maakten er een muziekproductie van. Bert Luppes en Elsie de Brauw speelden de hoofdrollen en onder anderen Fedja van Huêt nam bijrollen voor zijn rekening. ‘Jullie katholieken kennen dat verhaal wel’, schatte hij de journalist uit Brabant in. Het werd een aangrijpende voorstelling in een decor met enorm veel grote balen papier als speelvlak in de Westergasfabriek.
Juditha
Drie jaar geleden pakte de Nationale Opera de oratoriumversie van Vivaldi op en wist daarvan een spannende operaproductie te presenteren in de regie van Floris Visser. Een bravourestuk om van een ogenschijnlijk statisch oratorium een spannende, bijna filmische productie te maken.
Ik was er zo van onder de indruk, ook van de muziek natuurlijk, dat ik de dubbel-cd van het werk bestelde. Het bleek een opname uit 1997 van The King’s Consort met vier mezzosopranen en een sopraan als solisten. Vivaldi schreef het werk immers voor uitsluitend vrouwen van de Ospedale della Pietà, een klooster, weeshuis en muziekschool tezamen in Venetië.
Terwijl een groot deel van Nederland over elkaar heen buitelde om de laatste koopjes te bemachtigen, luister ik weer naar de prachtige aria’s. Onder meer van de bediende van Holofernes waar zij wordt begeleid door maar liefst vier theorbes (een groot snaarinstrument uit de luitfamilie) en van Juditha als haar stem samen klinkt met een chalumeau (een houten blaasinstrument uit de barok). Wachtend tot Juditha de vijand het hoofd afhakt en daarmee de slachting onder haar volk afwendt.
Zou er een manier zijn om de coronadreiging met één welgemikte slag te keren? Ik kijk straks naar de persconferentie op tv, in de hoop op een wonder. Ik weiger een einde als Mimi in La Bohème, waar zij sterft aan de tering, maar hoop op iets als Judith die triomfantelijk terugkeert met minstens een hoofd van het veelkoppige Coronamonster dat Omikron heet.
La Bohème in Antwerpen 2021:
Judith bij Hollandia in 2000:
theater.openbeelden.nl > media > Judith
Juditha Triumphans in Amsterdam 2019:
© Brabant Cultureel 2021