door JACE van de Ven
Hij trekt de notenbalken zelf op papier, kalligrafeert ze en maakt tekeningen tussen de maten of rare figuren van de muzieksleutels. In een van zijn composities beginnen de notenbalken zelfs te golven en verdrinken ze aan het eind. En dit zijn niet zomaar curieus uitgewerkte partituren, ze worden ook echt uitgevoerd door musici en zangers die er iets van kunnen. Het resultaat is een soort van eenentwintigste-eeuwse polyfonie vol renaissance- en barokkenmerken, overgoten met een uit de romantiek stammende melancholie die tegelijk weer wordt gerelativeerd door zelfspot en humor, Frans van Hoek, een rondlopend anachronisme, of beter gezegd: het levend bewijs dat de ontwikkeling van de kunst ook heel anders had kunnen lopen dan zij gedaan heeft. Frans van Hoek heeft zo zijn eigen lijntjes met de middeleeuwen, renaissance, barok, romantiek en de verschillende ‑ismen van de moderne tijd.
Toevallig kreeg ik een boekje van zijn compositie ELEÏSON – een kleine lamentatie van zelfbeklag van hem, want toevallig was Frans van Hoek zijn oudste broer Bart, de beeldhouwer, tegengekomen. Toevallig, want Frans ziet zijn familie nooit. Hij ziet sowieso bijna niemand. Zijn broer Bart, over wie ik als kunstredacteur van het Brabants Dagblad vroeger wel eens geschreven heb, had hem een boek gegeven van diens zoon Barend die ook kunstenaar is. Om aan mij te geven…
Dankjewel, mooi. Een experimenteel stripboek, een geschilderd verhaal zonder woorden. Maan, heet het. Ik blader het vluchtig door en kijk dan weer naar Frans. Lang niet gezien, denk ik. Hij is zelf misschien wel het interessantste lid van de kunstenaarsfamilie Van Hoek. En in een impuls zeg ik: “Mag ik eens een keer een stuk over jou schrijven?”
“Jij vond destijds mijn lied Scèlélé leuk, zei je”, glundert hij. Dat klopte, ik was jaren geleden ooit bij een concert waar een ensemble een motet uitvoerde waar ik eens serieus voor ging zitten tot ik in de gezongen tekst tot mijn verbazing plotseling Midden-Brabantse dialect- en scheldwoorden begon te herkennen. ‘Líllíke schèèle’, verstond ik heel duidelijk en ‘schèèlen bats’. Het deed me glimlachen, omdat het met de diepe ernst gezongen werd die barokensembles meestal eigen is.
Later, in 1997 geloof ik, botste ik nog eens op Frans van Hoek toen hij voor de Goirlenaren die niet wilden fuseren met de gemeente Tilburg het protestlied Gôol moet blèève had gemaakt. In 2006 was ik getuige van Van Hoeks volksopera Rapunzel, opgevoerd in en bij het Paleis-Raadhuis van Tilburg. Verder wist ik dat hij een zoon is van de dichter, glazenier en beeldend kunstenaar Luc van Hoek (1910-1991) die zich voor de oorlog voornamelijk bezig gehouden had met kerkelijke kunst die duidelijk een link had met de tijd van het Hertogdom Brabant. Na de jaren vijftig maakte hij steeds meer profaan werk, vaak abstract en complementair aan de architectuur van gebouwen. Ook wist ik dat zijn moeder, Lena Sieben (1910-1996), van Scherpenheuvel kwam en zeer muzikaal was en volgens mij ook verhalen heeft geschreven.
“Ze was een goeie violiste, maar zo lang ik thuis woonde, heb ik haar nooit horen spelen, dat is ze pas na 1970 weer gaan doen”, antwoordt Frans als ik hem na een keer of drie tevergeefs bellen eindelijk spreek. Hij blijkt maar tweehonderd meter van mij vandaan te wonen. “Gek dat ik je nooit tegenkom”, zeg ik. Maar dat blijkt toch niet zo raar, Frans komt overdag alleen buiten voor noodzakelijke zaken en leeft verder ’s nachts.
Na een mislukte middelbareschoolcarrière ging Frans (1952) al op zijn zestiende jaar op zichzelf wonen. “Als mij iets aangeleerd wordt, dan gaat er dat bij mij niet in”, verklaart hij. “Ik moet het wiel zelf uitvinden, anders gebeurt er niets. Tussen 1968 en 1992 is er in mijn leven dan ook niets gebeurd, alleen dat ik depressief was.”
Tussen 1968 en 1992 is er in mijn leven niets gebeurd.
Gaandeweg het gesprek merk ik dat wat hij niets doen noemt niet geheel zonder uitkomsten is geweest. Ten eerste was hij medeoprichter en lid van Cabaret Zonder Filter, een Tilburgse kleinkunstgroep die tussen 1969 en 1980 naam had in heel Nederland en gemiddeld tachtig optredens per jaar verzorgde. Ook ontwierp en maakte hij – zichzelf aangeleerd uiteraard – prachtige kasten met mooi gebogen vormen, op maat aangepast aan interieurs. Noem dat maar niks.
Ongeveer vanaf zijn veertigste kreeg zijn muzikaliteit, die tot dan toe voornamelijk uit improviseren bestond, meer basis. “Ze hebben me toen op het conservatorium gezet”, verklaart hij, zonder uit de doeken te doen wie die ‘ze’ zijn. Hij volgde een tijdje lessen aan het Amsterdams Conservatorium, onder anderen bij Ton Koopman. Ook is er al snel een eerste muziektheateruitvoering onder zijn leiding, Venus en Adonis van John Blow, leermeester van Henri Purcell, door het gezelschap Zwierige Zaken waarmee hij met veel succes nog enkele Engelse barokopera’s uitvoert.
Ongeveer tegelijkertijd wordt Van Hoek componist, tekstschrijver en muzikaal leider van Zanggroep Onder De Douche (ODD). Hij schrijft voor hen zijn typische liederen, motetten in barokstijl met verwijzingen naar latere muziekstijlen, in een soort potjeslatijn, Frans, Duits, Engels of dialect. Vaak ontstaat een compositie uit een improvisatie of een gezamenlijke improvisatie met een lid van de zanggroep. Van Hoek zet dat later op papier, ‘puur vanuit een impulsief gevoel’, waarbij accenten als dictie en sfeer waarin de improvisatie tot stand kwam een rol spelen. Heel aparte muziek.
Intussen nam hij ook het tekenen weer op. Dat deed hij vanaf zijn vroegste jeugd. Zijn moeder vond zijn kindertekeningen zo verrassend dat zij die altijd bewaard heeft. Onlangs vond Frans die terug en maakte er met de tekeningen die hij na 1992 gemaakt heeft een boek van met de titel Munne kop die rolt’r aaf, meer voor zichzelf dan om het in de handel te brengen.
Met de opvolger van ODD, het koor De WINDh – “de ‘h’ staat voor het geluid dat je hoort als je over je hand blaast” – bereikte Frans het eerste decennium van deze eeuw grote hoogte. Alles klopt er, zijn muziek, de stemmen die het uitvoeren, de theatrale aanpak onder leiding van Oda Buijs en de vormgeving van Veroon Vaes. Met De WINDh wint Frans van Hoek in 2010 het Nederlands Koorfestival (NKF). Hun Nederlands Koor van het Jaar krijgt alle lof van de jury en wint ook de publieksprijs. Frans krijgt een aanbod om een kinderopera te componeren voor een gage waar hij twee jaar van zou hebben kunnen leven, maar hij doet het niet. Waarom? “Ik ben altijd iemand geweest die er tussenuit knijpt”, is het antwoord. Wel maakt hij met De WINDh twee cd’s, Delirium Cordis en Dag en Nachtvogels.
Ach, zegt hij, aan mij zit een steekje los, maar ik kan er goed mee leven
Toen Frans zo’n tien jaar geleden aan een hersentumor moest worden geopereerd en hij ook nog een hartoperatie moest ondergaan, stopte hij met zijn drukke muzikale werk, maar intussen leidt hij weer twee zanggroepen, waaronder Driest, dat voorkomt uit de kern van De WINDh. Met deze groep bracht hij het boekje ELEÏSON – een kleine lamentatie van zelfbeklag uit. Hij schreef dat aanvankelijk voor het afscheid van DE WINDh, Tweeëndertig pagina’s Jeroen Bosch-achtige partituur, full color gedrukt, bruikbaar als zangpartituur maar ook als sierraad op de salontafel of de piano. Het boek is te bestellen à € 14,50 via een e-mail naar d.r.i.e.s.t.vocalgroup@gmail.com.
Ondanks zijn enorme talenten zal Frans van Hoek altijd een kunstenaar in de marge blijven. Hij verdient meer, maar voelt zich alleen thuis in zijn eigen wereld waarin middeleeuwen en moderne tijd naadloos in elkaar overvloeien. “Ach”, zegt hij, “aan mij zit een steekje los, maar ik kan er goed mee leven.”
© Brabant Cultureel 2021
Ja inderdaad een prachig mens en zijn daden ook chapeau! Mooi stuk Jace!
Fantastisch interview met Frans. Frans was inderdaad de pianist van Kabaret Zonder Filter. Ik mocht jarenlang samen met hem optreden en het was duidelijk dat wij de beste cabaretpianist hadden van Nederland. Sommige recensenten -die verstand hadden van muziek- hoorden dat en prezen de composities en de begeleiding van Frans. Hij kon ook Bach spelen op een kinderpianootje en dat klonk dan als een klok.
Frans was ook een beetje familie van mij. Zijn moeder was een zus van mijn Tante Paula die trouwde met mijn peetoom Frans (oudste broer van mijn vader). Kunt u het nog volgen? Frans is ook genoemd naar Oom Frans.
Frans van Hoek komt uit een uitzonderlijke, artistieke familie. Zijn vader Lucas van Hoek was een geniale man, beeldend kunstenaar en ook de ontwerper en regisseur van de spectaculaire H. Hartstoet en de St. Jansstoet in Goirle. Alle kinderen uit het gezin Van Hoek waren buitengewoon begaafd. Oudste zoon Bart als beeldend kunstenaar; zoon Jan als beeldend kunstenaar; Paul als musicus; oudste dochter Mieke als ballerina en choreografe; dochter Monica als beeldend kunstenaar en Magdalena als beeldend kunstenaar. Maar Frans kan álles: tekenen, schilderen, pianospelen, componeren, meubels ontwerpen, regisseren, dirigeren, arrangeren, noem maar op. Daarbij is hij een uitermate ontwapenende persoonlijkheid, volstrekt authentiek en boordevol humor. Een onafhankelijke geest.