Van Herbert Mouwen verscheen de bundel gedichten ‘De tuinen en het licht’. Het zijn mooie gedichten, helder van taal. Je leest wat er staat en dat is duidelijk. Onderhuids is er van alles aan de hand. Wanneer de man en de vrouw het geluk in de tuin ervaren, worden onderhuidse gevoelens niet uitgesproken.
door Hein van Kemenade
Herbert Mouwen debuteerde als dichter in 1991 met de bundel De zon is kapot. Hij schreef ook verhalen, waarvan twee bundels zijn uitgegeven. Het verleden lijkt een ver land werd in 2000 bekroond met de Johan Diepstratenprijs en later verscheen De donderdagen. Poëzie publiceerde hij vooral in (digitale) tijdschriften waaronder Brabant Cultureel en in bundels waarin meerdere dichters publiceerden. Ook werkte hij mee aan het project Poosplaatsen van Pien Storm van Leeuwen.
In 2015 verscheen zijn bundel De handen van de tijd. Hierover schreef Jan Smeets ‘De dichter van de simpele dingen verleidt zijn lezer met speels taalgebruik, met woorden die als een fuga dansen, springen en om hun as wentelen. Maar in die speelsheid klinken naast vrolijkheid van verbazing en verliefdheid ook de donkere tonen van thema’s als aftakeling, verlating en dood.’
Liefdeslijm
In de afdeling ‘De tuinen’ in de nieuwe bundel De tuinen en het licht is de plaats van handeling steeds een tuin. Eerst is de tuin leeg van mensen, maar wanneer die komen opdagen is er van alles aan de hand. Zij worden ouder. Is het een leugen of toch de waarheid die wordt uitgesproken? En wat doet er echt toe? Een wilde tuin wekt begeerte op, maar… zij ziet de confituur als liefdeslijm en hij zwijgt en negeert. Het verlangen blijft.
Van de moestuin uit vroeger tijden, die dagelijks smakschoffel en vezelkrab met smetschor opleverde, ga je pas houden als je er niet meer komt. De straaljagerpiloot gaat tuinieren bij wijze van zelfreiniging. Het zevenblad woekert voort onder de grond. Bij het vuur van de barbecue nipt de zondagsdichter aan zijn wijn, maar verslikt zich in haar leeftijd. Er klinkt muziek, bonkende beats van Iron Butterfly en het melancholische ‘Les feuilles mortes’. Steeds is er die donkere ondertoon. In de afdeling ‘Voedingsbodem’ wordt het grimmiger:
De man roept de vrouw maar
de echo van zijn stem heeft niet
de nagalm van wat zij hoort
Het lijkt wel of alles misgaat. Man en vrouw praten langs elkaar heen. Er is ziekte en naderende dood. Heel intens beschrijft Mouwen de hersentumor, alsof hij het van dichtbij meemaakt. Zo ook klinkt bij het smalmeisje dat vel over been is een fragiel kinderlied. In het late licht van de nazomer zwaaien de vanillemeisjes naar de oude man. En de beschrijving van de duivenmelker doet mij deugd.
Uitweg
In de laatste afdeling ‘Het bodemloze’ verandert de toon. Het licht verschijnt. De taal wordt programmatisch en de dichter komt in beeld. Hij schrijft als in de rockopera Tommy van The Who. Een vrouw valt door de spiegel en vormt een kiem naar een uitweg, een ander bestaan. Onder het toeziend oog van Kairos komt de man op een plaats waar hij echt is. Het geloof dat hij vindt is niet oud- of nieuwtestamentisch, maar hij kijkt zichzelf aan. Uit de onderwereld kwam hij gekropen, ontmoette eenzaamheid en leegheid en de dichter sprak over bomen.
De achtertuin ingelopen
na jaren weer geklommen
in een hoge boom geen hut
Gebouwd maar gezocht naar
een dikke tak in de kruin om
in de ochtend met de vogels
In koor de wereld wakker
te zingen zo hoog mogelijk
De gedichten van Herbert Mouwen zijn zorgvuldig gecomponeerd en vertellen een duidelijk verhaal. Het is echt en doorleefd. Bij herlezing vonken smeulende woorden, die ondergeschoven leken maar dan oplichten. Ze vervolmaken het beeld dat de dichter schetst.
Herbert Mouwen, De tuinen en het licht. Amsterdam: Brave New Books 2020,
52 pp., ISBN : 9789464350890, pb., € 12,76.
Meer van en over Herbert Mouwen via de zoekfunctie in Brabant Cultureel.
© Brabant Cultureel 2021