Met ‘De ontdekking van het heden’ toont het Singer Museum in Laren een bijzondere collectie werken uit de moderne Europese kunst. De tentoonstelling komt in december 2021 naar ’s-Hertogenbosch en heeft ook door de anonieme verzamelaar een Noord-Brabants tintje. Ongeveer tachtig werken van hoge kwaliteit leiden de bezoeker hier langs de toppen van de twintigste-eeuwse avant-gardes.
door Lauran Toorians
Particulieren en grote bedrijven – vaak banken – die kunst verzamelen doen dat veelal vanuit een dubbele motivatie. Enerzijds is het een vorm van belegging die in wezen niet meer of minder garanties voor de toekomst biedt dan een aandelenpakket en anderzijds speelt liefde voor de kunst en esthetisch genoegen altijd een rol. Die twee zijn niet per se strijdig met elkaar en elke verzamelaar bepaalt zelf waar het accent ligt. Zeker bij particuliere verzamelaars is vaak ook de persoonlijke smaak doorslaggevend bij het aankoopbeleid. Dat kan tot een eclectisch geheel leiden, in het uiterste geval met letterlijk kunst & kitsch. Anderen verdiepen zich in de materie of laten zich leiden door een deskundig adviseur en dat kan resulteren in een weloverwogen verzameling van werken uit een bepaalde periode of stroming in de beeldende kunsten.
JK Art Foundation
Dat dit tot verrassende gehelen kan leiden, is nu te zien in een prachtige tentoonstelling in het Singer Museum in Laren en met als titel ‘De ontdekking van het heden’. Hier hangt een selectie van zo’n tachtig werken uit een ruime eeuw Europese schilderkunst, van eind negentiende eeuw tot nu, met topstukken van grote namen. De verzamelaar blijft anoniem en de collectie is ondergebracht in een stichting, de JK Art Foundation, maar het is niet vreselijk ingewikkeld om te vinden dat het gaat om een ondernemer in Vught. Na de presentatie in het Singer Museum zal deze tentoonstelling dan ook niet heel toevallig ook nog te zien zijn in het Noordbrabants Museum. Een Chagall uit deze zelfde collectie is momenteel te zien in Museum Krona in Uden.
De verzameling is weloverwogen opgebouwd als een hoog kwalitatief overzicht van de recente kunstgeschiedenis. Daarbij zijn overwegend werken aangekocht uit het vroege oeuvre van elke kunstenaar, uit de tijd waarin die nog zoekend is of net zijn eigen idioom heeft gevonden. Dat wordt al geïllustreerd met het portret dat de affiches en de voorkant van de begeleidende catalogus siert. Dat is een werk in tempera en potlood van Constantin Brancusi (Brâncuși) uit circa 1918. Niet meteen een vroeg werk, maar wel opvallend voor de man die we vooral kennen als grote vernieuwer in de beeldhouwkunst.
Vooraan in de tentoonstelling hangt wel een vroeg werk uit de abstracte periode van Mondriaan. Geen olieverf op doek, maar geschilderd op een ongebakken soepbord van Regout. Beide werken zetten ook op een andere manier de toon voor de verzameling. Het gaat om vrij kleine werken waardoor de tentoonstelling een verfijnd karakter heeft. Steeds wordt de kijker uitgenodigd om afwisselend dichtbij te komen als ging het om prenten en tekeningen en dan weer afstand te nemen om het werk de ruimte te gunnen. Dat lukt ook goed doordat de tentoonstelling in Laren uitgekiend is ‘gehangen’ en uitgelicht. Soms hangt een werk alleen aan een wand, soms samen met een of twee andere werken waarbij een soort beeldrijm ontstaat dat tot vrije associaties kan leiden.
Gefragmenteerd
Vrije associaties hadden te tentoonstellingmakers en de samensteller van de catalogus ook en dat zien we terug in wandteksten die soms wat al te gewild de moderniteit van deze kunstwerken willen benadrukken. De gefragmenteerde werkelijkheid van symbolisten, kubisten en magisch-realisten lijkt mij toch wezenlijk anders dan het split screen of de naast elkaar geopende tabbladen op een digitaal scherm. Ik elk geval op mij komt die ‘link’ nogal geforceerd over. De ordening die Mondraan zocht, is niet die van Wikipedia. Maar die wandteksten zijn bijzaak, de werken verdienen alle aandacht.
Bij binnenkomst loopt de bezoeker meteen een verstilde ruimte van René Daniëls binnen: Memoires van een vergeetal (1985). Het is een van de weinige echt grote formaten in de tentoonstelling en trekt je als het ware binnen in een museumzaal in een museumzaal. Daarna is het vijf zalen lang smullen alsof je in een snoepwinkel bent belandt, of beter: in een goede patisserie. Zo moet ook de verzamelaar zich hebben gevoeld bij het aankopen van deze werken.
De ondertitel van de tentoonstelling belooft de grote namen van Picasso, Dalí, Mondriaan, Klee, Brancusi, Miró en Daniëls en die zijn er dus allemaal. Maar ook Renoir, Toorop, Léger, Vuillard, Mankes,Van Dongen. Modigliani, De Lempicka, Schwitters, Picabia, Delaunay (en echtgenote), Van der Leck, Morandi, Ernst, De Chirico en Vasarely.
Het klinkt als een catalogus van de twintigste eeuw, en dat is het ook. Misschien niet allemaal topstukken bij deze namen, maar vaak wel. En dikwijls onverwacht en verrassend doordat het overwegen vroeg werk is. Zo is er een Willink uit de periode dat deze magisch realist nog experimenteerde met abstractie en kubisme. Ook de meer hedendaagse kunstenaars zijn goed vertegenwoordigd, met een opvallend felrode Armando, een bijzonder mooie Schoonhoven, Bob Bonies, JCJ Vanderheyden, Leon Adriaans, Jan Dibbets, Marlene Dumas en Klaas Gubbels. Die laatste uiteraard niet met een theepot, zoals de zaaltekst zegt, maar met een koffiekan. En deze opsommingen zijn niet compleet.
Behouden
Opvallend zijn ook een aantal mooie werken van symbolisten en magisch realisten als Redon, Osbert, Khnopff, Spilliaert, Ensor, Magritte en de al genoemde Dalí. Léon Spilliaerts Femme au bord de l’eau, pêcheur uit ongeveer 1907 is dan wel niet het beste werk van deze Oostendenaar, maar het is wel kenmerkend voor zijn dromerige stijl en van zijn hand is in Nederlandse museumcollecties vrijwel niets (misschien wel niets) te vinden. Ook Ensor is in Nederlandse collecties niet bepaald goed vertegenwoordigd en dat geldt voor wel meer van de symbolisten. Het is dan ook te hopen dat deze collectie ook in de toekomst voor Nederland behouden kan blijven.
Een bijzonder werkje is de potloodtekening van een vrouwengezicht (Étude de femme) uit 1890-1892 door Fernand Khnopff. Nog zo’n hier vrij onbekende Belg die een sleutelrol speelde in de vernieuwing in de kunst rond de voorvorige eeuwwisseling. Hij had contact met de broederschap der Prerafaëlieten in Londen en was in 1883 medeoprichter van de belangrijke Brusselse Groupe des XX die zowel in Frankrijk als in Nederland contacten onderhield en zorgde voor een vruchtbare uitwisseling van ideeën. Khnopff staat te boek als symbolist en hij exposeerde onder meer op de Parijse Salons de la Rose-Croix van Joséphin Péladan en bij de Weense Secession. Het ogenschijnlijk simpele vrouwenportret dat nu in het Singer Museum hangt, niet groter dan een briefkaart, is bijzonder kenmerkend voor zijn hypnotiserende stijl. Wanneer de expositie straks in het Noordbrabants Museum is te zien, is de samenstelling niet exact dezelfde als nu in Laren. Maar als Khnopff er dan ook weer is, is alleen dit intrigerende werkje al een bezoek waard.
Dat laatste is natuurlijk persoonlijk en lichtelijk overdreven. De hele verzameling is het bekijken meer dan waard. Neem er de tijd voor en bedenk als het druk wordt: kunst kijken is ellebogenwerk. Deze werken vragen tijd en innerlijke rust en doen de mens beter dan mindfulness, zen.nl of een lifestylecoach.
‘De ontdekking van het heden’, tot en met 28 november 2021 in Singer Laren en van 18 december 2021 tot en met 26 februari 2022 in Het Noordbrabants Museum.
De gelijknamige catalogus met teksten van Edo Dijksterhuis en Loes Visch verscheen bij Waanders in Zwolle (ISBN 978-94-6262-371-2, pb., € 21,50).
© Brabant Cultureel 2021