Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam heeft sinds kort een ‘Eregalerij van de Nederlandse fotografie’. Bij gelegenheid van de opening verscheen een boek met dezelfde titel. Werk van vijf uit Noord-Brabant afkomstige fotografen kreeg een plaats in de eregalerij: Martien Coppens, Paul de Nooijer, Toon Michiels, Willem Popelier en Anne Geene.
door Joep Eijkens
Sinds juni heeft het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam een ‘Eregalerij van de Nederlandse fotografie’ – een wereldprimeur. Een commissie van curatoren en fotografen kreeg de opdracht honderd foto’s uit de afgelopen honderdtachtig jaar te selecteren. Honderd foto’s ‘die onderscheidend zijn, die overtuigen en een iconische waarde hebben’, zoals directeur Birgit Donker het formuleert. De commissie selecteerde negenennegentig foto’s en laat de keuze van de honderdste over aan ‘de beschouwer’. In de begeleidende publicatie – een kloek, mooi uitgevoerd boek – is daarvoor een lege bladzijde gereserveerd.
Aankijken
De galerij opent heel mooi met een portret dat de Amsterdamse amateurfotograaf Eduard Isaac Asser in 1842 maakte van zijn dochtertje Charlotte. Dat was dus drie jaar na de officiële introductie van de fotografie en het gaat om een daguerreotypie. Dat het portret ook bijna honderdtachtig jaar na dato nog zo sterk spreekt, zelfs ontroert, komt misschien vooral doordat je het gevoel krijgt dat het meisje je aankijkt. Het is tegelijkertijd ook de magie die fotografie kan bezitten. (Zie detail van het portret boven dit artikel)
Daarna volgen achtennegentig andere foto’s, in chronologische volgorde en steeds begeleid door een beknopte, maar verhelderende tekst van de hand van Frits Gierstberg, voorzitter van de selectiecommissie.
Plaats je tegenover het meisjesportret uit 1842 de kleurenfoto die de voorkant van het boek siert, dan betreden we een totaal andere wereld. Het is een foto van een man met een enigszins griezelig beschaduwd gezicht uit de serie ‘This Surely Must be Paradise’, in 2019 gemaakt door Gilleam Trapenberg op het Caraïbische eiland Sint Maarten. Trapenberg is voor mij een onbekende, net zoals een paar andere hedendaagse fotografen van wie werk is opgenomen in het laatste deel van de Eregalerij. Zij behoren tot de uitzonderingen, want voor de rest gaat het bijna uitsluitend om bekende namen, vooral van na de Tweede Wereldoorlog, van Paul Citroen tot Hans Aarsman en van Ed van der Elsken tot Rineke Dijkstra.
Toearegvrouwen
Wat dat betreft, is dit dus een min of meer voor de hand liggende selectie. Wel werd ik verrast door een paar bijzondere foto’s die ik nooit eerder zag. Daaronder ook een foto van drie jonge Toearegvrouwen die Violette Cornelius in 1964 portretteerde in Mali. ‘Drie gratiën’ noemt Gierstberg ze treffend. Cornelius is vooral bekend van het prachtige boekje dat zij in 1956 samen met Ata Kando maakte van Hongaarse vluchtelingen aan de Oostenrijks-Hongaarse grens. Wanneer verschijnt er nu eens eindelijk een monografie over deze te weinig bekende fotografe? Gelukkig dat zij in elk geval een plaats kreeg in de Eregalerij.
Voordat ik Eregalerij van de Nederlandse fotografie onder ogen kreeg, vroeg ik mij enigszins chauvinistisch af of er ook uit Noord-Brabant afkomstige fotografen geselecteerd zouden zijn. Martien Coppens vanzelfsprekend. Maar verder? Ik dacht onder anderen aan Paul den Hollander, Michel Szulc-Krzyzanowski en Paul de Nooijer. Die laatste staat er inderdaad in. Net zoals Toon Michiels, Willem Popelier en Anne Geene.
Zoals altijd bij dit soort overzichten en bloemlezingen staat ook ditmaal de selectie ter discussie bij deze en gene. Het is jammer dat de selectiecommissie geen toelichting geeft over haar werkwijze en keuzes. In elk geval niet in het boek. Duidelijk is wel dat niet gekozen werd voor negenennegentig fotografen maar voor evenzoveel foto’s. Diverse fotografen, onder wie Piet Zwart en Erwin Olaf, zijn vertegenwoordigd met twee foto’s, Cas Oorthuys zelfs met drie.
Berssenbrugge
Ongetwijfeld zullen sommige fotografen teleurgesteld zijn omdat zij geen plaats hebben gekregen in de Eregalerij. En wat mij betreft had met name de afdeling hedendaagse fotografie er interessanter uit mogen zien. Maar ook uit het min of meer verre verleden mis ik een paar namen. Niet op de laatste plaats Henri Berssenbrugge – en echt niet omdat hij in Tilburg zijn carrière begon aan het begin van de vorige eeuw.
Zou ik hem zelf als honderdste fotograaf opnemen? Of zou mijn keus toch uiteindelijk vallen op die merkwaardige einzelgänger binnen de Nederlandse fotografie Gerard Fieret? Zeker, de selectiecommissie zal het niet altijd gemakkelijk hebben gehad.
Frits Giersteberg, Loes van Harrevelt & Birgit Donker, Eregalerij van de Nederlandse fotografie. Eindhoven: Lecturis 2021, 248 pp., ISBN 9789462263970, hb., € 30,00.
© Brabant Cultureel 2021