door JACE van de Ven
Een aantal weken geleden presenteerde ik in café De Troubadour in Tilburg een gedicht. Ik droeg het op aan Athanasius Kircher (1602-1680), Jean-François Champollion (1790-1832) en Anton Dautzenberg (1967-2049). Het gaat over biljarters en de macht om dingen in beweging te zetten als een God. Vandaar dat ik zomaar een sterfjaar voor Anton Dautzenberg toevoegde aan zijn geboortejaar. Ik had hem graag een langer leven gegund, maar God heeft ook zijn grenzen. Bij het gedicht hoort een nieuw biljartspel, 013-en, gespeeld met een blauwe, gele, rode en witte bal. Het spel beleefde onmiddellijk na de presentatie van het gedicht zijn première.
Een en ander had te maken met de manier waarop Anton Dautzenberg invulling geeft aan zijn stadsdichterschap van Tilburg dat duurt van eind augustus 2019 tot eind augustus 2021. Niet door bij bepaalde gebeurtenissen de loftrompet over Tilburg en/of de Tilburgers te steken, maar door maandelijks een collega-kunstenaar uit te dagen iets te maken naar aanleiding van een gedicht dat Dautzenberg hem of haar toestuurt. Nou ja, gedicht. Elke uitverkorene kreeg een andere geheime tekst vol omgekeerde t’s en T’s, leestekens incluis, zie de afbeelding Stadsgedicht XIX. Op allerlei manieren reageerden kunstenaars daarop. Voorbeelden daarvan zijn te vinden op de website www.detaovandet.nl.
Ik had Dautzenberg graag een langer leven gegund, maar God heeft ook zijn grenzen
Zelf hield ik zo eenvoudig mogelijk. Ik ging de tekst reconstrueren. Wat zou er gestaan kunnen hebben als ik, alle t’s en T’s en alle leestekens respecterend, een nieuwe tekst zou presenteren. Tot in detail. Er was in het t’s- en T’s-gedicht bijvoorbeeld een regel waar na een vraagteken een zin begint met een kleine letter. Dat deed ik ook, al zou je er een hoofdletter verwachten. Ook stonden er in het gedicht drie woorden met drie Ttt’s waarvan de eerste een hoofdletter was. Een eigennaam?
Dat reconstrueren bleek nog niet zo gemakkelijk als ik op het eerste gezicht had gedacht, zeker niet als je ook nog een soort van ritme en eindrijm overeind wilde houden. Hoe moet je bijvoorbeeld een woord van zestien letters in een logische zin inpassen en wat doe je met drie woorden van twee letters achter elkaar? Uiteindelijk maakte ik er het volgende van:
Keus
De bal draait met lepe regelmaat
Slinks effect, puur genot
Meer dan eens; hij rolt nu delicaat
Dan machtig, vals als God
Driebanden is beroering
Als je ziet hoe op en af
Een bal over de groene voering
Snelt; een paard in gezwinde draf
Je zegt draf? in een razernij
Van het begin zonder enig hiaat
Caramboles, nog ruimer het tij
Opwaarts dan het God bestaat
Vier lui samen in woest conflict
Een strijd, een hel, een twist
Erger dan vuur dat hevig fikt
Maar ondanks alles geen man mist
Ergo, dit zijn driebandenkampioenen
Met knowhow, foutloos shot,
En lol halend uit de visioenen
Dat zij mens spelen en God
Tijdens het gezwoeg om een enigszins acceptabele tekst uit het vuur te slepen die ook nog ergens over gaat, dacht ik herhaaldelijk aan hiërogliefen vertalen, aan de ontcijferaar van dit oudtijdse schrift, de te vroeg gestorven Jean-François Champollion. Champillion kon in 1822, na jaren de steen van Rosetta bestudeerd te hebben, zeggen dat hij de sleutel tot het vertalen der hiërogliefen gevonden had. Op dat door Napoleon geroofde artefact stond eenzelfde tekst in hiërogliefen, in demotisch schrift en in het Oudgrieks. Wat moet die arme Jean-François met slechts een pen en papier als hulpmiddel hebben zitten zwoegen! En wat brutaal dat ik mijn werk met dat van hem lijkt te associëren.
Maar meer nog dan naar Champollion gingen mijn gedachten uit naar Athanasius Kircher, een zeventiende-eeuwer, de laatste homo universalis die de wereld heeft gekend. Hij wist alles van wat boven de aarde, op de aarde en onder de aarde was. Zo zei hij ontdekt te hebben dat de Vesuvius en de Etna ondergronds met elkaar verbonden waren. Tot een heel eind in de vorige eeuw bestond in Rome het Museum Kircherianum dat helemaal aan hem en zijn wetenschappelijk werk was gewijd.
Als kunstliefhebber – maar het mag ook zijn als lezer van het Bernini Mysterie van Dan Brown, we zijn niet elitair – kent u waarschijnlijk de obelisk op de Piazza Navona, in de beroemde Fontana dei Quattro Fiumi van Bernini. Nou, voordat Champollion de hiërogliefen ontcijferde, had Athanasius Kircher de tekst op deze obelisk al vertaald. Wat zeg ik, ook de teksten op heel wat andere obelisken. Hij had zelfs hier en daar, waar stenen beschadigd waren, ‘herstelhiërogliefen’ toegevoegd, nog mooier dan de Egyptenaren ze zelf ooit hadden uitgevonden.
Dat de spannende hiërogliefenvertalingen van Kircher na Champollion teruggebracht zijn tot saaie mededelingen als ‘ter herinnering aan de heerschappij van Amenhotep IV’ of iets dergelijks, vind ik nog steeds jammer. Je gaat toch geen monoliet van tonnen uit een gebergte hakken, hem met louter mankracht honderden kilometers vervoeren en hem op een belangrijke plek overeind zetten om er alleen maar ‘ter nagedachtenis aan …’ op te zetten!
Na een half jaar treinen naar Leiden kwam ik er achter dat mij het hiërogliefen lezen waarschijnlijk nooit zou lukken
Zo tussen 1980 en 1995 hield ik mij veel bezig met de Egyptische oudheid. Vooral Echnaton en Nefertete hadden mijn belangstelling. Omdat ik geen Egypte-expositie in het Museum van Oudheden in Leiden voorbij liet gaan om er een groot artikel over in de krant te schrijven, werd ik door het museum op een gegeven moment uitgenodigd om mee te doen aan een cursus hiërogliefen lezen. Ik schafte enkele belangrijk ogende boeken aan en treinde een half jaar lang elke zaterdag naar Leiden om er achter te komen dat mij het hiërogliefen lezen waarschijnlijk nooit zou gaan lukken. Wel beleefde ik voor ik ermee ophield nog een moment van glorie. De laatste les waar ik aan meedeed, was in het museum zelf waar de inscripties op een tempel moesten worden bestudeerd. Ik weet nog dat bezoekers, die nota bene gewoon een kaartje hadden gekocht om binnen te mogen, bewonderend naar mij keken als ik begripvol knikte nadat ik een tijdje naar wat hiërogliefen had staan kijken.
Net als bij de hiërogliefenvertalingen van Kircher heeft de reconstructie van Stadsgedicht XIX met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niets te maken met de betekenis van het oorspronkelijke gedicht dat schuilgaat achter de omgekeerde t’s en T’s. Het probeert wat interessant te doen met dubbelzinnigheden in woorden als ‘keus’, ‘God’ en ‘hij bestaat het’ en is daarin zelfs oneerbiedig naar Kircher toe. Hij was niet zomaar enige dagen bezig met het oplossen van een soort cryptogram, maar had zich de eervolle opdracht gesteld de universele taal der mensheid te herontdekken, u weet wel, die van vóór de Babylonische spraakverwarring.
Terug naar Dautzenberg. Hij houdt ongetwijfeld ook van hiërogliefen, want in zijn werk duiken regelmatig pictogrammen op in plaats van woorden. Dat is zo in de bundel Na de punt waarin woorden vervangen zijn door snookerballen en in de bundel Niet het krassen van de kraaien waarin hij flarden van woorden over de pagina’s uitstrooit. Ook in zijn roman Geestman bestaat een volledig hoofdstuk uit zesentwintig pictogrammen die lijken te zeggen: Ik zoek naar nieuwe manieren om dit verhaal verder te vertellen, maar moeten we daarvoor niet op zoek naar een nieuwe taal?
Tot slot: Een nieuwe taal zal er ten gevolge van de computer waarschijnlijk wel ooit komen. Net als de hiërogliefen zullen onze letters in onbruik raken, omdat ze op een te omslachtige wijze de dingen verwoorden. Bloemen verwelken, scheepjes vergaan, maar hopelijk blijft het biljartspel 013-en eeuwig bestaan.
© Brabant Cultureel 2021
Prachtig Jace, vooral natuurlijk jouw vertaling. Ik vind hem eerlijk gezegd beter dan het orgineel..