Filmmaker Bob Entrop maakte een serie over Brabantse verzamelaars die ooit besloten om van hun verzameling een museum te maken. Het resulteerde in 17 afleveringen, uitgezonden door Omroep Brabant. Het Bredase Bierreclame Museum mocht het spits afbijten, direct gevolgd door het Wasch- en Strijkmuseum in Boxtel.
door Joep Eijkens
Lekker naar een museum zit er al tijden niet in vanwege corona. Hoogstens kun je er online terecht. Of via de televisie. Zo loopt er momenteel bij Omroep Brabant een hele leuke serie met de titel Mijn eigen museum. Deze nog tot 17 juni 2021 lopende serie telt zeventien afleveringen waarin evenzoveel kleine Brabantse ‘hobbymusea’ geportretteerd worden, van het Nationaal Varkensmuseum in Eersel tot het Grafisch Museum in Wouw. Het Bredase Bierreclame Museum mocht het spits afbijten, direct gevolgd door het Wasch- en Strijkmuseum in Boxtel. Filmmaker Bob Entrop legde onlangs de laatste hand aan de slotaflevering waarin zijn eigen ‘privémuseum’ in de schijnwerper staat.
Filmcollectief
Bob Entrop (Den Haag 1946) studeerde in 1972 af aan de filmafdeling van academie St. Joost in Breda. Het jaar daarvoor al stond hij samen met anderen aan de wieg van wat onder de naam Kritiese Filmers de geschiedenis inging als het eerste Nederlandse filmcollectief. Hij werkte daar tot 1974 als regisseur en scenarioschrijver. In 1975 richtte hij het Volksteater op dat ‘totaaltheater’ bracht, oftewel theater in combinatie met muziek en film. Hij trad overigens diverse malen zelf op als acteur.
In 1979 was Entrop medeoprichter van SOL Filmprodukties. Dit nog altijd bestaande bedrijf heeft de afgelopen decennia zo’n 375 documentaires, praatprogramma’s, dramaproducties en speelfilms geproduceerd voor diverse omroepen, van VPRO tot EO. Ze gaan over zeer uiteenlopende onderwerpen, van jongeren en gokverslaving tot zorgboerderijen en een liefst achtenzestig afleveringen tellende serie over vijfenzestigplussers die terugkijken op hun leven. Het SOL in de bedrijfsnaam staat voor solidariteit. En solidariteit met de minder bedeelden op deze aarde is altijd een belangrijke drijfveer geweest voor Entrop.
Sinds 2011 werkt de in Hooge Zwaluwe wonende filmmaker samen met Raoul de Zwart onder de naam ENTROP&DEZWARTFILMS, gevestigd in Breda. Tot nog toe maakten zij negenenzestig films, documentaires en series. Meestal gaat het om eigen, soms om coproducties. De onderwerpen variëren van het wrede lot van Sinti en Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog tot de suikerindustrie in West-Brabant en Omroep Brabant is op dit moment de belangrijkste afnemer. Die zendt sinds eind februari ook de nieuwe serie Mijn eigen museum uit. Zeventien wekelijkse afleveringen van steeds tien minuten over evenzoveel ‘hobbymusea’ in Noord-Brabant.
Sneeuwbollen
Dat de laatste aflevering over het ‘privémuseum’ van Bob Entrop zelf gaat, hoeft niet te verbazen. Zijn huis aan de Havenstraat in Hooge Zwaluwe kun je omschrijven als een schatkamer vol mooie, verrassende of anderszins interessante dingen. Alles staat netjes gerangschikt in grote wandkasten en vitrines. Twee specialisaties vallen direct in het oog, ook kwantitatief gezien. Enerzijds de afdeling blikken speelgoed, anderzijds de ‘sneeuwbollen’ – van die met figuurtjes gevulde, glazen of plastic bollen waarin het gaat sneeuwen wanneer je ze omdraait.
Entrop zet zijn bezoeker een kop koffie voor en vertelt enthousiast dat hij zojuist weer nieuwe gegevens gevonden heeft voor de speurtocht naar zijn grootvader. “In de jaren dertig is die in Batavia terechtgekomen. Maar nu heb ik ontdekt dat de naam Entrop ook in Papua voorkomt. Daar is onder meer een brug naar genoemd en een winkelcentrum.” Het fijne weet hij er nog niet van, maar het moet iets te maken hebben met de wonderlijke reis die de gebroeders Gerrit en Nico Entrop in 1937 maakten van Haarlem naar het Verre Oosten en waarover zij een boek schreven met de titel Met onze kano naar Indië. “Daar moet ik echt iets mee doen”, zegt de filmmaker. “Maar ja, dan moet ik ook daar naartoe en zal ik eerst een rijke figuur moeten vinden voor de financiering.”
Scheerapparaat
In een hoek van zijn woonkamer staat een aparte vitrine die gevuld is met een bonte verzameling kleine spullen die stuk voor stuk te maken hebben met de persoonlijke levensgeschiedenis van Entrop. Van zijn eerste scheerapparaat tot een bijzondere schelp die officieel genoemd is naar zijn vader met wie het eigenlijk begonnen is.
Het verzamelen zit Bob Entrop in de genen. Zijn vader had een schelpenmuseum aan huis.
“Het verzamelen zit in mijn genen”, vertelt Entrop. “Mijn vader verzamelde schelpen en dat liep dusdanig uit de hand dat ons huis – we woonden in Den Haag – een museum werd. Het museum zat op de begane grond, wij moesten boven gaan wonen. Ook mijn moeder raakte haar keuken beneden kwijt. Toen ons huis gesloopt moest worden, verhuisde het Schelpenmuseum naar Scheveningen. Het omvatte de grootste schelpenverzameling van Europa.”
Vader Entrop was van oorsprong portretfotograaf, maar verdiende de kost als biologieleraar. Entrop: “Na zijn overlijden is het museum ter ziele gegaan. Een groot deel van de verzameling ligt in het depot van museum Muzee Scheveningen. Dat is trouwens ook één van de vragen die ik steeds gesteld heb aan de museumdirecteuren in de serie: wat gebeurt er met de verzameling als je er niet meer bent? Sommigen hebben hun verzameling al ondergebracht bij een stichting met vrijwilligers, bij anderen neemt de familie het over of wordt gedacht aan een overdracht aan andere musea.”
Kindje
Hij heeft met heel veel plezier aan de serie gewerkt. “Dit is m’n kindje”, zegt hij. “Hobbymusea zijn een leuk onderwerp. Je hebt te maken met enthousiaste mensen die heel enthousiast hun verhaal vertellen. En je stapt vaak in je eigen verleden. Bijvoorbeeld als je die Puchs ziet in het Brommermuseum in Dongen. Ik had ook een Puch.”
Je stapt vaak in je eigen verleden. Bijvoorbeeld als je die Puchs ziet in het Brommermuseum in Dongen. Ik had ook een Puch.
Meer dan eens werd hij overdonderd door de grootte van de musea. “Toen ik voor de eerste keer het Koffie- en theemuseum in Steenbergen bezocht dacht ik eerst: is dit nu alles? Maar toen ging een deur open en lag daar een hal en daarachter nog een en dat ging maar door.. En je hebt maar tien minuten om het te laten zien, hè.” Elke aflevering is na uitzending door Omroep Brabant ook te zien via YouTube. Het Brommermuseum haalde tot nu toe de hoogste kijkcijfers (51.000), “en er komen er elke dag bij”. Direct gevolgd door het Miniatuurautomuseum, eveneens in Dongen. Het zijn twee musea van dezelfde eigenaar.
Bij de selectie van de musea hanteerde Entrop de volgende uitgangspunten: het moest om een eigen verzameling gaan, toegankelijk voor het publiek, en de oprichter moest nog in leven zijn. De opzet van de serie is heel rechttoe rechtaan: de museumdirecteur vertelt zijn verhaal, geeft een rondleiding en beantwoordt enige vragen. Zo krijg je in tien minuten tijd een heel aardige indruk van elk museum en bovendien vaak zin om zelf een kijkje te gaan nemen als de corona-ellende voorbij is.
De verzamelingen blijken vaak extreem groot en zitten vol verrassingen. Wie had bijvoorbeeld gedacht dat er duizenden verschillende varkensbeeldjes, -knuffels en -popjes bestaan? Of dat van sommige miniatuurautootjes maar één exemplaar op de hele wereld bestaat, dat te vinden is in een bedrijfshal in Dongen?
Ricard
Entrop herkent in de verhalen van andere verzamelaars vaak zijn eigen drijfveren. Hij heeft het over “de gekte, het hebben, het koesteren, bewaren, het om je heen willen hebben”. “Het gaat me daarbij niet zo zeer om het voorwerp, maar om de herinneringen die een voorwerp oproept, bijvoorbeeld de eerste camera van mijn pa of een flesje Ricard dat ik nog bewaard heb van een vakantie met de brommer in Frankrijk.”
Soms kom ik bij mensen die in een leeg huis wonen. Daar begrijp ik niks van. Wat heb je dan meegemaakt?
Beide voorwerpen zijn te vinden in de eerder genoemde vitrine in de hoek van de kamer. Entrop: “Ik snap niet dat sommige mensen hun verzameling in dozen bewaren.” Hij heeft het over “het levend houden van herinneringen”. Ook de talloze fotoalbums die hij over zijn eigen leven bezit, hebben die functie. “Ik wil die foto’s niet bewaren in de computer, ik moet ze zo kunnen zien, het liefst hing ik al die albums hier aan de muur. Soms kom ik bij mensen en zie hoe leeg het is in hun huis. Daar begrijp ik niks van. Wat heb je dan meegemaakt? Je kunt toch niet alles vasthouden in je hoofd?” Even later: “Films maken is trouwens ook verzamelen, namelijk het verzamelen van verhalen waar ik iets mee kan doen.”
Wie van zijn verzameling een museum maakt, wordt volgens Entrop niet alleen gedreven door het verlangen om al die dingen aan anderen te laten zien, maar wil ook een bijdrage leveren aan “het behoud van stukjes nostalgie, erfgoed”. Vrijwel alle directeuren van de in de serie opgenomen musea zijn man. Uitzonderingen zijn het Kermismuseum en Museum Dansant in Hilvarenbeek en het Kevermuseum in Wijk en Aalburg die door echtparen gerund worden. Bij dat laatste museum gaat het overigens niet om insecten, maar om auto’s. Entrop: “Vrouwen verzamelen ook, maar maken er geen museum van.”
Curry
De laatste aflevering is zoals gezegd gewijd aan het ‘museum’ van Entrop zelf. Hij geeft alvast een voorproefje door wat te vertellen over een aantal stukken uit zijn verzameling. Daaruit blijkt dat misschien wel het leeuwendeel op de kop is getikt tijdens de vele buitenlandse reizen die hij in zijn leven gemaakt heeft. “Kijk”, zegt hij en laat een mooie blikken pop zien, “met deze Russische pop is het begonnen. Ik kocht hem denk ik in Moskou. Hij kan ook dansen. Ik heb veel in Oost Europa gekocht, het kostte niets toen.” Hij pakt een prachtige blikken auto. “Die komt uit New Delhi. Ik was daar voor een filmfestival. Er stonden zes van die auto’s in het kraampje, ik heb ze alle zes gekocht. Nou, die verkoper sloot direct zijn winkel, want hij was binnen voor die dag.” Hij tilt de auto naar zijn neus. “Ik ruik de geur nog van de curry’s….. En zo heeft elk ding z’n herinnering.”
Bijzonder is ook de Brandenburger Tor, kunstig gemaakt van blik. “Ik kocht hem in Berlijn. Een man uit Madagascar had hem gemaakt, Hij had er meer, ik kocht ze allemaal.” Lachend: “Ik moet niet naar Madagascar, daar zou ik heel de fabriek opkopen.” We bekijken de kast vol sneeuwbollen. Met het verzamelen van die specialiteit is hij overigens al een tijd geleden gestopt. “Omdat de kast vol is. Ik zou best groter willen gaan wonen, maar ja…”
Films maken is trouwens ook verzamelen, namelijk het verzamelen van verhalen waar ik iets mee kan doen.
Naast de afdeling sneeuwbollen staat een prachtige flipperkast die helemaal opgetuigd is in de Playboy-sfeer. “Die heb ik in het Jukeboxenmuseum in Sint-Oedenrode gekocht. Die man had er twee te koop staan. Maar ik ga geen flipperkasten verzamelen, hoor! Er moet trouwens ook ergens in Brabant een Flipperkastenmuseum zijn.” Hij laat een mooie blauwe tegel zien, afkomstig uit Iran. “Ik zat begin jaren zeventig nog op de academie en wilde daar met vrienden heen. Maar ja, het geld. We vonden een mooie manier: we zouden voor DAF een film gaan maken over DAF-trucks in Perzië, zoals het toen nog heette. We kregen twee DAF-jes om er naartoe te rijden en de rest was gesponsord. Zo zijn we twee maanden weg geweest. Kijk: en dit is een stukje Berlijnse muur.”
Landelijk
Met de serie Mijn eigen museum is het onderwerp ‘hobbymusea’ volgens Entrop zeker nog niet uitgeput. “Ik zou nog makkelijk een tweede serie kunnen maken over veertien andere Brabantse musea. Ik zou het ook landelijk willen aanpakken, maar dan moet je de landelijke omroepen zien te interesseren.”
Hij heeft overigens bepaald geen gebrek aan plannen. “Ik wil een film maken over Joods Rotterdam. Ik heb er al een op de plank liggen over Joods Breda, maar vanwege corona is die nog niet vertoond. Hetzelfde geldt trouwens voor Requiem voor Auschwitz die gaat over de half miljoen Sinti en Roma die tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoord werden. Die geschiedenis heb ik gekoppeld aan het gelijknamige muziekstuk van Roger ‘Moreno’ Rathgeb dat in de Berliner Dom in Berlijn op Holocaust Memorial Day uitgevoerd werd door Roma en Sinti Philharmoniker en een Joods koor. Het is mijn mooiste film. Bij het maken ervan had ik echt het gevoel dat ik goud in mijn handen had.” Vol vuur begint hij te vertellen over het geluk dat ze hadden met de opnamen in Auschwitz en Birkenau in januari 2020, vlak voor de uitbraak van corona. “We konden nog net het laatste vliegtuig naar huis halen.”
Een laatste vraag. Is ‘Privémuseum Bob Entrop’ ook open voor publiek? “Als ze een goeie fles wijn meenemen, bij wijze van spreken… Maar nee, daar heb ik geen tijd voor. Misschien als ik met pensioen ga en groter kan gaan wonen.”
Mijn eigen museum. Een door Omroep Brabant uitgezonden serie over 17 hobbymusea in Noord-Brabant. Samenstelling, camera en regie: Bob Entrop. Producent: Raoul de Zwart.
De hele serie is eind van het jaar ook te zien via de landelijke tv-zender ONS, het regioblok van omroep MAX en op YouTube. Een DVD komt naar verwachting in augustus op de markt.
www.solfilmprodukties.nl Bob Entrop
Lees ook op Brabant Cultureel:
Bob Entrop retrospectief in Chassé Cinema en Stedelijk Museum Breda
© Brabant Cultureel 2021
Wat leuk om dit verhaal toevallig te lezen. Ik herinner mij namelijk uit mijn ver verleden een film die grote indruk op mij maakte: het ging over een blinde jongen die leerde fietsen. De film was zo invoelend en liefdevol gemaakt dat ik meteen sympathie voor de mens Bob Entrop, de maker van de film, opvatte.
In mijn werk als onderwijzeres en remedial teacher ging mijn belangstelling altijd vooral uit naar de “buitenbeentjes”kinderen. Dit verklaart mijn interesse mijn interesse destijds in bovengenoemde film.
Adry van Dam.
Ik ben als voormalig Duindorper Bob dankbaar voor de mooie documentaire Duindorp 100 jaar die hij heeft gemaakt. Een mooi overzicht vanaf de bouw in 1915 tot 2015 van deze Scheveningse wijk.
Youtube: Duindorp 100 jaar.
Lang geleden in het schelpenmuseum geweest op de Zuid-Hollandlaan. Vooral de enorme oester bij de ingang kan ik me nog prima herinneren.