Strijdom van der Merwe is een veelzijdige kunstenaar uit Zuid-Afrika. Zijn landgenote Carina van der Walt – tevens redacteur van Brabant Cultureel – schreef een uitputtend boek over zijn landkunst en plaatst die in de context van deze kunstvorm die ook aan Noord-Brabant niet vreemd is.
door Pieter Siebers
Wat wij kennen als landkunst of ‘land art’ heet in het Afrikaans ‘landkuns’. Werk dat in de natuur wordt gemaakt, met materialen die aan die natuur zijn ontleend en dus vrijwel zeker vergankelijk van aard. Over die kunstvorm, intussen zo’n halve eeuw oud, verscheen recent een studie van Carina van der Walt, aan de hand van het werk van de in 1961 geboren Strijdom van der Merwe. Het bijna 280 pagina’s tellende boek is geschreven in de moedertaal van de auteur en van de kunstenaar: het Afrikaans. Het heet Stilspraak, een wonderschone titel die het dichterlijke en paradoxale karakter van deze kunstvorm verenigt.
Een van de verdiensten van deze studie, voorzien van bronnen en een notenapparaat, is dat de aandacht wordt gevestigd op een kunstenaar uit Zuid-Afrika, een land dat zich om allerlei redenen leent voor land art, maar dat er tot nu toe nauwelijks mee geassocieerd wordt. Waarover later meer. Landkunst, daarover zijn de meesten het wel eens, ontstond in de Verenigde Staten aan het einde van de jaren zestig.
De VS ontpopte zich tot een laboratorium van de avant garde, met New York als een metropool die zich voor het eerste in de ‘nieuwe wereld’ bevond en niet langer in het oude Europa. Stromingen als abstract expressionisme, minimal art en vooral pop art maakten furore, met in het kielzog instellingen voor moderne kunst en machtige galeries die in de ogen van critici vooral een kapitalistisch doel dienen. ‘White cubes’ werden ze door sommige kunstenaars neerbuigend genoemd en het is begrijpelijk dat Carina van der Walt ze noemt in haar inleidende hoofdstuk, waarin de ontstaansredenen en ontwikkeling van landkunst worden geschetst.
Woestijnstaten
Niet louter als een vorm van verzet tegen commercialisering ontstond in de jaren zestig ook een ander soort kunst. In Europa introduceert de in 2020 overleden Italiaanse tentoonstellingsmaker Germano Celant de term ‘Arte Povera’ voor kunst die vervaardigd wordt uit wat de natuur te bieden heeft: ‘Koper, zink, aarde, water, rivieren, land, sneeuw, vuur, gras, lucht, steen, elektriciteit, uranium, hemel, gewicht, zwaartekracht, hoogte, groei et cetera.’ Celant zag kunst als iets rudimentairs, een uitdrukking van iets dat voorafgaat – of zich onttrekt – aan rationele concepten als logica of grammatica. In 1968, een jaar nadat Celant de term Arte Povera het licht deed zien, reisden – zo lezen we in de studie van Van der Walt – in Amerika Robert Smithson, Nancy Holt en Michael Heizer in een oude Chevrolet naar weidse, relatief ongerepte woestijnstaten als Nevada en Utah.
Het drietal zocht de natuur op in de geest van het minimalisme, een stroming die verwant is aan Arte Povera en waarin werd gezocht naar mogelijkheden om met simpele, natuurlijke middelen en materialen het landschap te benutten als ‘drager’ voor kunst. Als gevolg van die reis ontwerpt Smithson in 1970 Spiral Jetty – een van eerste en meest iconische voorbeelden van landkunst.
Spiral Jetty is een spiraalvormige pier (of steiger) in het Great Salt Lake in Utah, dat indertijd sterk vervuild was. De pier is opgetrokken van natuurlijke materialen: aarde, zoutkristallen en zwarte rotsblokken. Dat laatste is niet toevallig, want Smithson liet zich inspireren door Serpent Mound, een door Indianen gemaakte heuvel in Ohio in de vorm van een slang en waaronder een kruisvorm van zwarte stenen is aangetroffen. Utah besteedt op diverse manieren aandacht aan het vijftigjarige bestaan van Spiral Jetty, waarover conservator Whitney Tassie van het Utah Museum of Fine Arts heel toepasselijk zei: ‘We’ve seen the work change with the environment, we are a part of that landscape.’
Tijdelijkheid
De titel Stilspraak die Carina van der Walt aan haar boek gaf, is evenzeer toepasselijk omdat die raakt aan het wezen van land art en daarmee ook aan de ‘landkuns’ van Strijdom van der Merwe. Dat betreft de tijdelijkheid ervan, de vluchtigheid. Hoe ingrijpend de ingrepen in het landschap door kunstenaars soms ook mogen lijken, de meeste zijn gedoemd te verdwijnen. Door de getijden, de seizoenen, erosie. De natuur is onbarmhartig en geen museum.
Van der Merwe maakte in 2019 een zelfportret dat dit dilemma op een dichterlijke, frivole manier tot uitdrukking brengt. Hij fotografeerde de schaduw van een boom, waarachter hij zelf blijkt schuil te gaan, met uitzondering dan van zijn arm, die uit de boom lijkt te ontspruiten en er in de donkerte van de schaduw welhaast een eenheid mee vormt. Dat beeld bestaat dus werkelijk, al is het slechts kortstondig en is het uitsluitend bewaard doordat er een foto van is gemaakt. Het is het lot, zo men wil, van veel land art of omgevingskunst dat die uiteindelijk alleen wordt vastgelegd op foto of video om zo, via de ooit zo vermaledijde ‘white cubes’, toch een koperspubliek te vinden.
Bedagsaamheid
Het boek van Van der Walt is ook een vorm waarmee de bijna tot verdwijnen gedoemde landkunst in zekere zin wordt verduurzaamd. Stilspraak draagt welhaast het karakter van een catalogus – als bij een tentoonstelling van het omvangrijke oeuvre dat Strijdom van der Merwe sinds het begin van de jaren negentig heeft opgebouwd. Uit de inleidingen over landkunst en over Strijdom van der Merwe zelf leren we dat hij een breed gevormde kunstenaar is, opgeleid als graficus en beeldhouwer in onder meer Zuid-Afrika, Nederland en Engeland. Hij maakt kennis met het werk van kunstenaars als Smithson, Andy Goldsworthy en Richard Long (van wie De Pont in Tilburg enkele werken in eigendom heeft). De kunstenaars die hem inspireren hebben met elkaar gemeen, zo schrijft Van der Walt ‘hulle bedagsaamheid teenoor die natuur’.
In het boek wordt in die context uitvoerig aandacht besteed aan het werk am/pm Shadow Lines dat Van der Merwe in 2010 maakte in Koingnaas, een mijndorp in de Noordkaap, in Namaqualand, dat zich uitstrekt tot in Namibië. Dat was (of is) het land van de Nama, een bevolkingsgroep die behoort tot de Khoi, door Nederlanders ooit Hottentotten genoemd. Zij hebben hun land goeddeels moeten verlaten door de komst van De Beers, een mijngigant die in het gebied diamant aantrof. Sindsdien zijn grote delen van de kuststreek afgegraven en verworden tot kale, rotsachtige vlakten.
De ironie wil dat de verdreven Nama, net als de Indianen in Utah, slachtoffer zijn geworden van wat wij vooruitgang noemen, terwijl beide groepen een beginsel huldigden dat het westen lang uit het oog verloren was: circulariteit. In beide culturen werden cirkels en spiralen afgebeeld, symbolen die we ook terugzien in het werk van Smithson en Van der Merwe. Diens werk in Koingnaas is cirkelvormig en verhoudt zich zowel tot die oudere cultuurconcepten als tot de eigentijdse ingrepen die het landschap zo dramatisch veranderd hebben.
Permanent
De cirkel is opgetrokken uit mijnbouwafval en alluviaal gesteente, met als een aantal langwerpige verhogingen strakke, geometrische vormen die steeds opnieuw verrijkt worden door de schaduwwerking die zij zelf teweegbrengen. Het is een prachtig werk waar ogenschijnlijk afgeleefd materiaal opnieuw vorm krijgt. Het is de eerste landkunst in Zuid-Afrika – zo schrijft Van der Walt – met een in permanente status. De aanleiding is wrang, maar heeft geleid tot een werk van historische betekenis. Ook omdat het niet op zichzelf staat in een land waar goud-, koper- en diamantmijnen gehouden zijn om beschadigde landschappen te herstellen. En zich vaak aan die plicht onttrekken.
Van vergelijkbare zeggingskracht is het werk Die Aarde uit 2018 dat de voorzijde van het boek siert, een eenvoudige cirkel met kruis van koolzaad, aangeplant in een korenveld. Het werk is inmiddels vergaan, maar de ingetogen zeggingskracht ervan blijkt zelfs uit de foto’s die van het project zijn gemaakt. Datzelfde geldt voor zijn uitvergrote vingerafdruk die hij in 2010 maakte uit zand, aan het strand in het zuidelijke Heroldsbaai.
Poëzie
Strijdom van der Merwe heeft een oeuvre dat vele honderden werken telt. Land art, maar ook beeldhouwwerk, grafiek, fotografie en installaties die zich over de hele wereld bevinden. Van der Walt heeft deze veelheid in haar boek min of meer geordend aan de hand van kleur, vorm en poëzie. Dat laatste is ongebruikelijk, maar het vestigt wel de aandacht op een de belangrijkste kwaliteiten van het kunstenaarschap van Van der Merwe. Dat heeft niet alleen te maken met het letterlijk gebruik van (Afrikaanse) dichtregels, zoals die van Gert Vlok Nel, of formele overeenkomsten in vorm zoals met sommige gedichten van Van Ostaijen, maar evenzeer met de poëtische kracht van het werk zelf. Dat op zijn best lijkt als het ingetogen is, ‘bedagsaam’, terughoudend.
In Nederland is Van der Merwe een relatief onbekende kunstenaar, al heeft hij in het kader van het Oerolfestival in 2009 een tijdelijk installatie gemaakt (een lijn van rode vlaggen door het duinlandschap).
Nederland heeft intussen wel een behoorlijke traditie opgebouwd als het gaat om land- of omgevingskunst, bijvoorbeeld in Flevoland waar kunstenaars in opdracht werken hebben vervaardigd zoals de intussen fameuze, uit bomen opgetrokken Groene Kathedraal van Marinus Boezem bij Almere, gebaseerd op het grondplan van de kathedraal van Reims.
Ook in Noord-Brabant zijn er initiatieven, zoals voorheen Land Art Diessen, Landkunst van KunstLoc en ook op LustWarande van de Tilburgse stichting Fundament zijn regelmatig werken zien in deze context. Strijdom van der Merwe openbaart zich in de lezenswaardige, goed gedocumenteerde studie van Van der Walt als een kunstenaar die met zijn ingetogen werk niet zou misstaan in de Oude Warande in Tilburg. Een lezing van de auteur zou daarbij aan te bevelen zijn.
Misschien in de open lucht, op de universiteitscampus, in het zicht van de landkunst van Brabander Piet Slegers? Wiens werk zelfs overeenkomsten blijkt te hebben met dat van Van der Merwe.
Carina van der Walt, Stilspraak. Strijdom van der Merwe en Landkuns. Stellenbosch: African Sun Media 2020, 278 pp., ISBN 978-1-928480-64-8, pb.
Het boek is momenteel – mede door corona – lastig te bestellen in Zuid-Afrika. Er is echter ook een eBook dat via diverse websites (Amazon bijvoorbeeld) kan worden besteld voor circa € 27,00.
Een boekpresentatie in Nederland is (onder voorbehoud) gepland voor de zomer van 2021.
De afbeeldingen van de werken van Strijdom van der Merwe (bij wie het copyright berust) zijn afkomstig uit het besproken boek, met dank aan de kunstenaar. De afbeelding van Spiral Jetty is afkomstig van Wikipedia, de afbeelding van het werk van Piet Slegers van Tilburg University.
© Brabant Cultureel 2020