Historicus prof.dr. Arnoud-Jan Bijsterveld is gespecialiseerd in de middeleeuwen, maar hij heeft zich afgelopen jaren toegelegd op de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef het boek ‘Ons Huis’ over het lot van een joodse familie in Tilburg tijdens de Duitse bezetting. Het is een boek met een missie, want Bijsterveld wil voorkomen dat de herinneringen aan die donkere periode langzaam vervagen.
door Emmanuel Naaijkens
Het zal een onderzoeker niet gauw gebeuren dat de koop van een huis het vertrekpunt wordt van een jarenlange zoektocht, resulterend in een omvangrijk boekwerk. Het overkwam historicus Arnoud-Jan Bijsterveld (Waalre 1962), bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan de universiteit van Tilburg. Samen met zijn echtgenoot Hans kocht hij in 2000 een karakteristieke, vrijstaande jaren dertig woning aan de Prof. Dondersstraat in Tilburg. In die wijk stond vroeger het plaatselijke ziekenhuis en in de omliggende straten woonden vooral welgestelde burgers.
Als nieuwe kopers wilden Bijsterveld en zijn man het pand renoveren. Ter voorbereiding brachten zij een bezoek aan het gemeentelijk archief, omdat ze de oorspronkelijke bouwtekeningen wilden bekijken. Als historicus heeft Bijsterveld van nature oog voor bijzondere details en toen hij op de bouwtekening de naam Polak las, was zijn nieuwsgierigheid meteen gewekt. Het kon niet anders dan dat in hun woning ooit een joodse familie had gewoond.
Verkenning
Daar wilde hij alles van weten, maar een eerste verkenning leverde niet veel informatie op. Als ervaren onderzoeker liet hij zich daardoor echter niet uit het veld slaan. Na jarenlang speuren in allerlei archieven, tot de registers van de Kamer van Koophandel toe, en het achterhalen van nazaten van de familie Polak, vrienden en buurtgenoten, kon hij dan toch grotendeels de puzzel leggen van de dramatische lotgevallen van het joodse gezin dat ooit woonde in het statige pand Prof. Dondersstraat 77. Het onderzoek resulteerde in een omvangrijk, wetenschappelijk verantwoord boekwerk met de titel Ons Huis. Op zoek naar een Joodse familie in Tilburg, dat in november 2020 verscheen.
De geschiedenis die Bijsterveld beschrijft, draait om de joodse jongeman Bertram Polak, zoon van Hans en Bertha Polak-Cohen die in 1928 het huis hadden laten bouwen. Vader Polak verdiende de kost met internationale handel in huiden voor de lederindustrie. Dat deed hij samen met zijn broer die een paar deuren verder in Prof. Dondersstraat woonde, en het ging hen voor de wind. Toch sloeg in 1931 het noodlot toe toen Bertha, de moeder van Bertram, op jonge leeftijd overleed. Zijn vader hertrouwde later met Lot Elias.
Voor de Tweede Wereldoorlog kende Tilburg een kleine, maar actieve Joodse gemeenschap van 159 burgers in 1930, met een eigen synagoge. In tien jaar tijd verdubbelde dat aantal bijna door de komst van buitenlandse joden op de vlucht voor de nazi’s. Onder hen was ook Helga Deen, die, net als Anne Frank, een dagboekje bijhield dat in 2007 gepubliceerd werd en haar postuum beroemd maakte. Helga Deen werd in 1943 vermoord in vernietigingskamp Sobibór.
Vluchtelingen
De gezinnen Polak hoorden van hun gevluchte geloofsgenoten over de vervolgingen van de Joden in Duitsland en toen in mei 1940 de Duitsers Nederland hadden bezet, aarzelden zij geen moment. Ze pakten de koffers en konden via de haven van IJmuiden naar Engeland ontsnappen. Later reisden zij door naar de Verenigde Staten waar ze zich vestigden. Bijsterveld beschrijft aangrijpend de angst en de chaos rond hun overhaaste vertrek om uit de handen van de nazi’s te blijven.
Alleen zoon Bertram bleef achter, hij was als soldaat in het Nederlandse leger krijgsgevangen gemaakt en had dus niet kunnen vluchten. Hij woonde na zijn demobilisatie alleen in de ouderlijke woning tot hij daar in 1941 door de Duitse bezetter uit werd gezet. Het huis, en ook de zaak, werden geconfisqueerd. In december probeert Bertam samen met drie joodse vrienden de wijk te nemen, via een schip in de haven van vermoedelijk Scheveningen. Maar er is verraad in het spel en het viertal, onder wie een vrouw, wordt gearresteerd en uiteindelijk worden ze na veel ontberingen allemaal omgebracht. De drie mannen in kamp Auschwitz-Birkenau, de vrouw in kamp Mauthausen.
Van de arrestatie is niets vastgelegd, wat opmerkelijk is want de Duitsers noteerden nauwgezet wie en waarom ze werden opgepakt. Het is tekenend voor de gedrevenheid van Bijsterveld als onderzoeker dat hij de tragische gebeurtenissen toch gedetailleerd heeft kunnen reconstrueren. Zo ontdekte hij bijvoorbeeld dat de vier na hun arrestatie waren opgesloten in het Oranjehotel in Scheveningen, de eufemistische bijnaam voor de beruchte gevangenis. De vier arrestanten hebben hun namen in de muur van hun cel gekrast, een tastbaar bewijs dat ze dat daar opgesloten zijn geweest.
Misdaden
Voor wie veel oorlogsliteratuur heeft gelezen, in het bijzonder over persoonlijke getuigenissen, komt veel in Ons Huis bekend voor. Zoals hoe misdadigers en meelopers na de oorlog de gerechtelijke dans ontsprongen, of er vanaf kwamen met een relatief milde straf. Maar het blijft schokkend elke keer als je dat leest.
De Duitser Herbert Kühnert bijvoorbeeld was al voor de oorlog eigenaar van een tricotagefabriek in Tilburg. Na de inval van zijn landgenoten zag hij kans zich te verrijken. Hij kocht via een nazi-partijgenoot onder andere de twee onteigende panden en inboedels van de familie Polak. Uiteraard voor een fractie van de werkelijke waarde. Toen duidelijk was dat Duitsland de oorlog zou verliezen nam Kühnert de benen naar zijn vaderland. Na enkele jaren zette hij opnieuw een tricotagefabriek op, nota bene mede gefinancierd met Marshallhulp.
De pas vierentwintigjarige Oostenrijkse arts en SS-Obersturmführer Georg Frans Meyer, onder meer arts in Auschwitz en kamp Vught, beging verschrikkelijke misdaden, maar werkte na de oorlog ongestraft tot zijn pensioen als huisarts in Wenen.
Voor de familie Polak was de ellende na afloop van de oorlog allerminst voorbij. Alfred en Fien, oom en tante van Bertram, keerden in 1946 terug uit New York. Toen ze bij hun oude huis aanbelden, bleken daar huurders te wonen en die lieten hen niet binnen. En Alfred moest vervolgens ook nog in gevecht met de bureaucratie om zijn firma weer in handen te krijgen. Je leest met plaatsvervangende schaamte over de kille bejegening van mensen die alles zijn kwijtgeraakt.
Vraag
Over de Tweede Wereldoorlog en de vervolging van de joden zijn boekenkasten volgeschreven. Voegt een boek als Ons Huis daar nog wat aan toe? Het is een vraag die Bijsterveld zich ook gesteld heeft en waar hij in zijn boek uitvoerig op ingaat. Voor hem stond op de eerste plaats dat hij door zijn onderzoek en het schrijven van Ons Huis slachtoffers van het naziregime aan de vergetelheid ontrukt en zo voor nabestaanden en hun nakomelingen een plek geeft in hun leven.
Het boek is er ook om inzicht te krijgen in hoe en waarom mensen in die bijzondere omstandigheden handelden en hun keuzes maakten. Soms moesten zij in een fractie van een seconde een besluit nemen dat uiteindelijk het verschil kon maken tussen leven en dood. En het boek draagt ertoe bij dat generaties van nu zich bewust kunnen zijn van de verschrikkingen van de Holocaust. De herinneringen aan die zwarte periode mogen niet vervagen.
Of Ons Huis in dat laatste slaagt, is wel een beetje de vraag. Want hoe vlot geschreven ook, het is een wetenschappelijke publicatie met een overvloed aan informatie. Alles wat geschreven staat, wordt ook verantwoord. Bijsterveld is soms zeer gedetailleerd in het beschrijven van de geschiedenis en hij slaat nu en dan zijpaden in, wat het voor een lezer soms lastig maakt om door de bomen het bos te blijven zien. Een populaire uitgave van Ons Huis zou dit boek voor een groter publiek toegankelijker kunnen maken.
Betrokkenheid
Tot slot nog een opmerking over de positie van Bijsterveld zelf als onderzoeker. Hij maakt er geen geheim van dat er een innige band is ontstaan met de familie Polak en hun nazaten. Dat hij met zijn onderzoek – hij noemt het zelfs een gezamenlijke zoektocht – eraan heeft bijdragen dat de familieleden naar elkaar zijn toegegroeid en zich dankzij een gedeeld verleden met elkaar verbonden voelen, geeft hem grote voldoening. In zijn boek beschrijft hij ook uitvoerig hoe het leven van familieleden in de VS en in Israël was, en van de generaties na hen. Hij is er zich van bewust dat zijn engagement met het onderwerp afwijkt van de gangbare opvatting in de wetenschap dat een al te grote persoonlijke betrokkenheid de objectiviteit van het historisch werk kan schaden.
En het heeft hem zelf soms ook een ongemakkelijk gevoel gegeven, schrijft hij. Maar juist die nabijheid heeft Bijsterveld in staat gesteld om mensen zover te krijgen dat ze hun verleden met hem wilden delen, is zijn conclusie. Hij heeft nu een andere kijk op zijn werk als historicus. “’Mensen verbinden door het verleden te bemiddelen’ is mijn missie geworden sinds ik betrokken raakte bij wat het ‘vererfgoediseren’ van de Holocaust kan worden genoemd […]”
Die opvatting over wat geschiedbeoefening is, lijkt mij voer voor discussie. Want de onderzoeker kan ook zozeer met zijn onderwerp vervlochten raken dat zijn geloofwaardigheid in het geding komt.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Bijsterveld met Ons Huis die grens niet overgaat, al zit hij er soms bijna tegenaan. Hoewel hij bewonderenswaardig veel informatie heeft kunnen achterhalen, is hij in zijn onderzoek, zoals historici vaak overkomt, ook geconfronteerd met leemten die alleen met speculaties zijn op te vullen. Dat gebeurt als hij beschrijft hoe Bertram en zijn vriend Bobby in Auschwitz – vermoedelijk – met een dodelijke injectie vermoord zijn. “Af en toe werden gevangenen twee aan twee binnengebracht, wat mogelijk ook Bertram en Bobby is overkomen.” Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze laatste opmerking als troostend bedoeld is voor de nabestaanden. In het uur van hun dood zouden beiden vrienden samen zijn geweest.
Maar hoe dan ook heeft Bijsterveld met Ons Huis een indrukwekkende prestatie geleverd en een waardig monument opgericht voor de slachtoffers van de Holocaust.
Arnoud-Jan Bijsterveld, Ons Huis. Op zoek naar een Joodse familie in Tilburg. Hilversum: Verloren 2020, 460 pp., ISBN 978-90-8704-871-6, hb, € 39,00.
Eerder verscheen een Engelstalige boek waarvan het hier bespoken boek een bewerking is:
Arnoud-Jan Bijsterveld, House of Memories. Uncovering the Past of a Dutch Jewish Family. Hilversum: Verloren 2019, tweede herziene druk. 488 pp. ISBN 978-90-8704-792-4, pb., € 39,00. Deze Engelstalige uitgave is ook als e-book te koop, € 20,00
© Brabant Cultureel 2020