In haar boek ‘Rumoer’ zoekt Florette Dijkstra aan de hand van denkers en kunstenaars uit het verleden naar het waarom van de kunst en naar de rol van de kunstenaar in de wereld. Dat levert boeiende en uitdagende inzichten op, en biedt de lezer een mooie rondgang door de geschiedenis van het denken over kunst.
door Camiel Hamans
Een tandarts die voordat hij begint te boren eerst een tijdje naar het plafond staart en zich hardop afvraagt waarom hij dit vak gekozen heeft en waarom hij nu juist wil gaan boren, kan op weinig begrip rekenen van de patiënt in zijn stoel. Die zal hem eerder manen op te houden met zeuren en te beginnen met de behandeling. Misschien dat hij nog wil weten waarom boren per se nodig is, maar waarom de tandarts voor dit beroep gekozen heeft, zal hem worst wezen, zolang de man met de boor hem maar van zijn pijn afhelpt.
Voor kunstenaars gelden andere regels. Voor sommigen althans. Zij vragen zich wel degelijk af waarom zij kunst produceren en wat dat is, kunst, waar die vandaan komt en waarom die gemaakt is en nog zou moeten worden. Zij willen weten wie het ooit bedacht heeft, dat er kunst zij. Of welke omstandigheid of oorzaak kunst voortgebracht heeft. Schrijver en beeldend kunstenaar Florette Dijkstra (1963), oud-redacteur van Brabant Cultureel, is zo iemand die in het voetspoor treedt van Nescio’s Bavink. Die had het gevoel een goddelijke opdracht te hebben om de zon op een doekie te vangen. Bavink werd mal, zoals Nescio meldt. Florette Dijkstra benadert de vraag pragmatischer. Zij heeft tientallen auteurs gelezen, filosofen, kunstenaars en schrijvers die zich met deze problemen beziggehouden hebben. Zestig grote en kleine namen vanaf de Griekse oudheid tot nu. Wat die gezegd en geschreven hebben, vat zij in korte essays welsprekend samen in een boek, getiteld Rumoer, over het begin van kunst.
Stilte
Het woord ‘rumoer’ heeft Dijkstra om twee redenen gekozen, schrijft zij in Lezing zonder begin en eind, een voordracht die bedoeld was uitgesproken te worden in Utrecht, maar die door de coronapandemie helaas niet verder is gekomen dan een uitwerking op papier in een door Berry van Gerwen perfect uitgevoerde privé-uitgave. De eerste associatie die Dijkstra had bij ‘rumoer’ was die van het murmelen van een beek. De op elkaar volgende meningen, visies, opvattingen en zelfs stellingen over wat kunst is of moet zijn die zij in de loop der jaren verzameld heeft, doen haar blijkbaar denken aan zo’n murmelende beek. ‘Rumoer’ is voor haar tevens verbonden met het roddelen dat samengaat met het doorvertellen van verhalen. Volgens het woordenboek is rumoer echter ‘dooreenmengeling van sterke geluiden’. Lawaai dus, of zoals de tweede betekenis volgens Van Dale luidt: ‘drukte, ophef’. Dat is nu juist niet wat een beekje doet, dat doorbreekt, eventueel klaterend, de stilte. En dat is evenmin zoals roddelen plaats vindt. Dat gaat via gefluister achter de hand. En laat die stilte nu ook net kenmerkend zijn voor vrijwel alle zestig stukjes van Florette Dijkstra.
Als zij bijvoorbeeld de kunstopvatting van de Vlaamse, door de dood gefascineerde filosofe Patricia de Martelaere bespreekt, heet het dat ‘van alles wat we doen, kunst nog het meest raakt aan de dood’. Wellicht, maar er zijn evenveel, zo niet veel meer auteurs die de coïtus en het daaruit voortvloeiende orgasme verbinden met de dood. Niet voor niets wordt het orgasme ook wel ‘la petite mort’ genoemd, de kleine dood. Hoe het ook zij, en misschien heeft De Martelaere meer gelijk dan wie ook, maar met rumoer heeft de dood nauwelijks van doen. Integendeel, de stilte van de dood is welhaast spreekwoordelijk geworden. De stelling in hetzelfde essay dat ‘de kunstenaar eigenlijk geen individu meer is, maar een medium dat bemiddelt tussen de wereld van de dingen en de wereld van de mensen’, nodigt evenmin uit tot rumoer, maar eerder opnieuw tot stilte. Zeker als de daaropvolgende zin erbij betrokken wordt: ‘Als medium tussen die werelden geplaatst, moet een kunstenaar zich vooral concentreren, of in elk geval de ruimte scheppen om de concentratie te laten plaatsvinden.’ Concentratie en rumoer, twee meer tegengestelde begrippen laten zich nauwelijks denken.
Het is jammer dat Dijkstra niet aangeeft wat zij zelf van deze ideeën vindt. Of ze de parallel met de oude Griekse, maar ook romantische gedachten over het kunstenaarschap in de opvatting van De Martelaere onderkent – de kunstenaar als Pythia, de kunstenaar als ziener – en of zij de harde kritiek van latere generaties die dit type kunstenaar als onmaatschappelijk hebben veroordeeld kent en hoe ze daarover denkt.
Onvoltooide
Natuurlijk biedt de keuze van de behandelde figuren een aanwijzing voor waar Dijkstra zelf in dit debat staat, of in elk geval waar ze zoekt. Zij heeft een voorkeur voor het onbereikbare en daarom onvoltooide, zoals grote namen als Cézanne, Mallarmé en Musil ons dat nagelaten hebben, of zoals de alleen aan wetenschappers bekende aartsverzamelaar Warburg. Die kon zijn ambitie om een allesomvattende boeken- en afbeeldingencollectie bijeen te brengen natuurlijk ook niet waarmaken.
Zij gelooft, naar het voorkomt, eveneens in een eeuwig herbegin. Malevitsj is voor haar de kunstenaar die dit met zijn Zwart vierkant niet alleen mogelijk maakt, maar daar ook toe oproept. Brancusi net zo, want zij legt de titel van diens werk Het ontstaan van de wereld: Sculptuur voor blinden met een slag om de arm uit als een bewijs voor een voortdurende herstart.
Was het maar zo, en klopte het maar ‘dat een kunstwerk, net als de wereld, altijd aan het beginnen is’. Helaas kan de wereld, of liever de mensheid, of alle levende wezens, niet telkens opnieuw beginnen. De geschiedenis loopt met ons mee. De schade die berokkend is aan de planeet kan niet met een herbegin ongedaan gemaakt worden. En ook een kunstwerk komt niet uit het niets. Het is een reactie op het voorgaande. Het is een afzetten tegen de omgeving of het is een conclusie van een lange voorafgaande redenering. En de mechanistische opvatting die Dijkstra hier aan Brancusi toeschrijft, klinkt onmenselijk. Het zijn geen krachten buiten de kunstenaar die haar of hem een nieuw werk laten produceren. Het is de maker die schept, maar niet vanuit het niets. Traditie en voorgeschiedenis spelen een rol, soms positief soms negatief.
Eerste ooit
Florette Dijkstra is zich terdege bewust van de historiciteit van de kunst. Dat blijkt uit haar Lezing: ‘In de loop van de tijd had ik er [het begin van kunst] veel visies en opvattingen over verzameld. Ze spraken elkaar deels tegen, maar soms kwamen de gedachten overeen, of ze nu vierhonderd of vier jaar geleden waren geschreven. Ik besloot ze bij elkaar te brengen in een boek. Daarin dacht ik het begin op twee manieren te kunnen opvatten: als moment ver terug in de tijd waarop kunst zou zijn ontstaan met het eerste kunstwerk ooit, en als het moment waarop iemand iets gaat maken, dus als een begin dat telkens opnieuw plaats vindt. Zouden de twee beginpunten iets met elkaar te maken hebben?’
Even voor deze passage schrijft zij: ‘Als je een tekst schrijft of een tekening maakt, dacht ik, begeef je je in de stroom van schrijvers en kunstenaars uit alle tijden en werelddelen. En omdat je het nu doet, bevind je je ook nog eens aan het einde van die stroom (…) (J)uist aan het eind van de stroom gekomen begin je ergens aan. Aan iets waarvan je niet weet wat het zal worden of hoe het zal aflopen. Misschien heb ik de neiging vanuit dat einde of aan het begin van wat komt geregeld achterom te kijken, om te weten waarmee het ooit begon (…).’
Dat achteromkijken gebeurt in Rumoer stilzwijgend. De denkers, schrijvers en kunstenaars worden geparafraseerd, samengevat en tot hun kern teruggebracht. Dat gebeurt voorbeeldig, zowel inhoudelijk als stilistisch, maar het weerwoord ontbreekt. Dijkstra roept de lezer impliciet op de aangeboden opvattingen tegen het licht te houden en waar nodig te weerspreken. Dat is enorm inspirerend, maar zij had daar zelf best een aanzet toe mogen geven. Ze houdt nu veel te bescheiden haar mond, waardoor dit waardevolle boek minder uitdagend is dan het had kunnen zijn.
Florette Dijkstra, Rumoer. Over het begin van kunst. Utrecht: IJzer 2019, 269 pp., ISBN 978-90-8684-193-6, pb., € 19,50.
Florette Dijkstra, Lezing zonder begin en einde. Eigen beheer. € 10,00. Bestellen via: https://florettedijkstra.nl
© Brabant Cultureel 2020