door JACE van de Ven
Deze zomer kreeg ik twee boeken toegestuurd waarbij ik twijfelde of ik er een stukje aan zou wijden of niet. Het betreft Abstracte compositie in wit, het romandebuut van Bas Jongenelen dat ik met veel plezier las, en Snakken en Gramlachjes, de perverse jeugdpoëzie van Bertus Barkas, verzameld en van commentaar voorzien door drs. G. de Keizer met een inleiding van de uitgever, dat op zijn minst curieus genoemd mag worden.
Vorig jaar schreef ik al over het proefschrift Comt sotten / helpt sottelijck sotheyt bedrijven. Humor in 1561 van Jongenelen en noemde hem in die bespreking een homo ludens. Na lezing van zijn romandebuut wil ik dat graag herhalen. Jongenelen speelt met zijn kennis van taal en literatuur en heeft daar zoveel plezier in dat hij dat ook op de lezer weet over te brengen. Het verhaal over een cocaïnecrimineel annex kunsthandelaar, compleet met een moord – en, ach, waarom die niet op Goeie Vrijdag om drie uur laten gebeuren – is boeiend om zijn talrijke allusies en spannend verloop. Entertainment van de bovenste plank, maar zo vlot en gemakkelijk opgeschreven dat het niet lang beklijft. Geen creativiteit met kurk, maar creativiteit met taal is het, zoals de sonnettenkransen die Jongenelen van tijd tot tijd het licht laat zien. L’écrivain s’amuse en de lezer die daar gevoelig voor is amuseert zich evenzeer, tot het boek uit is en kan worden weggelegd.
Jongenelen had de pech dat ik meteen na zijn Abstracte compositie de roman Het bezoek van de lijfarts van de Zweed Per Olov Enquist ter hand nam. Hoewel ik de geschiedenis die dat boek beschrijft tevoren al kende uit de film Een koninklijke affaire van Nikolaj Arcel raakte ik tijdens het lezen volkomen geobsedeerd door hoe Enquist zijn verhaal vertelt. Nog dagen nadat ik het uit had, knaagde het boek aan mijn brein. Vermaak tegenover diepgang, beide hebben hun bestaansrecht.
Met Snakken en Gramlachjes heb ik lang gezwoegd. Het gaat om een bundeling gedichten van wederom een neerlandicus, Gijsbert de Keizer uit Maastricht. Hij mag in dit Brabantse webmagazine, omdat hij er herhaaldelijk op wijst dat zijn gedichten zijn geschreven tijdens zijn studietijd in Tilburg. Met de titel van zijn bundel verwijst hij naar Piet Paaltjens, hetgeen hij ten overvloede in een uitvoerige ‘gebruikershandleiding’ uitlegt. En ook de Max Havelaar, volgens De Keizer het beste boek uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis, of liever de opbouw van dat boek, speelt een belangrijke rol bij de aanpak waarmee hij zijn verzen presenteert. Dat en nog veel meer is te lezen in een ‘Ter ingeleide’, geschreven door ene J. Keizerspek.
Dat zijn vaak heel grappige opstellen, jammer genoeg veel beter dan de meeste Snakken en Gramlachjes zelf. Ik denk dat De Keizer dat zelf ook wel weet en dat hij daarom een beetje de luwte zoekt achter de twee begeleidende teksten en het commentaar dat hij zelf, vijfentwintig jaar later, op de gedichten levert, want het moge duidelijk zijn dat én Barkas, én drs. G. de Keizer én J. Keizerspek, één en dezelfde persoon zijn.
Het interessantst in het ‘Ter ingeleide’ van J. Keizerspek vond ik dat hij ook nog ceo is van de onderneming Keizerspek Productions: ‘Keizerspek helpt muzikanten met meer talent dan vermogen bij het verwezenlijken van hun droom, het uitbrengen van een eigen elpee. Keizerspek staat garant voor 300 vinylschrijven, verpakt in een fraaie uitklaphoes, en dit zonder enige artistieke bemoeienis. Keizerspek betaalt, de muzikant bepaalt, en dit alles onder het motto “Voor iets hoort niets”.’ Volgens de inleider zijn er al drie platen verschenen waarvan die van Donna Volgbre met titels als Kom maar en kwel, Kater op komst en Onan de barbaar mij de interessantste lijkt.
Om de lezer een idee te geven in welke sfeer hij de hier voorgestelde boeken zou kunnen plaatsen, kwam even het woord absurdisme in me op, een absurdisme dat je door langer in Tilburg te verblijven kunt oplopen. Zeker in de tijd, de jaren tachtig en negentig, dat beide schrijvers in Tilburg studeerden. De tekenaars van het blad De bedenkelijk kijkende grondeekhoorn, van wie Gummbah landelijk het bekendst werd, maar van wie zeker ook Jeroen de Leijer, S. Lloyd Trumpsteins en Ivo van Leeuwen uniek werk gemaakt hebben. Jacq Palinckx met zijn muziek, Leonard Bedaux via performances en films, Chantal Rensen, in Tilburg kreeg hun bijzondere kijk op de wereld vorm. Zij troffen elkaar in alternatieve kunstenaarstempels als RUIMTE-X, Paradox en Kunstmaan.
Alle zaken die niet klopten in een stad als Tilburg waren een vruchtbare voedingsbodem. Neem de bomenbuurt waar in elke straat andere bomen staan dan de bomen waarnaar de straat vernoemd is, de Korte Schijfstraat die langer is dan de Lange Schijfstraat en noem maar op. Er is zelfs een volkstuinvereniging van oudjes om wier grondgebied gevochten wordt door aan de ene kant Begraafplaats-West en aan de andere kant het Crematorium. Als daar maar geen dooien bij gaan vallen.
Dat ik Jongenelen en De Keizer niet bij het absurdisme onderbreng, heeft te maken met een vingerwijzing van kunsthistorica en galeriehoudster Ingrid Luyckx, auteur van het boekje Tilburg Absurdistan? Daarin heeft zij het onder meer over het verschil tussen humor en absurdisme. Het laatste is meer van existentieel-filosofische aard en heeft te maken met een zeker gevoel van zinloosheid, het zeurende, aanhoudende dan wel dringende gevoel dat wij hier in dit ondermaanse maar voortjakkeren en voortploeteren zonder diepere zin of betekenis.
Luyckx legt mij uit hoe de secularisatie, WOI die een einde maakte aan het geloof in een verbeterbare samenleving, het vrijdenken in de jaren zestig dat zich niet alleen tegen imperialisme en Vietnam, maar tegen de hele westerse consumptiemaatschappij keerde met als ondertoon waarheen, waartoe, waarvoor en een naarstig zoeken naar nieuwe, bij voorkeur oosterse ‘waarheden’ en meditatietechnieken onder meer ten grondslag liggen aan absurdistische uitingen. ‘In een stad als Tilburg, in die “niksige stad” die niet kon bogen op een roemrijk verleden en de bouwkundige resultaten daarvan gedijden absurdistisch angehauchte kunstenaars en schrijvers uitstekend, daar staat mijn boekje vol mee’, verklaart Luyckx.
En hoe is dat nu, anno 2020? ‘Als ik erover nadenk, kom ik niet zoveel jongeren / studenten / kunstenaars of whoever tegen die vanuit een dergelijke mentaliteit denken en handelen.’ Maar zou je het werk van Jongenelen en De Keijzer niet een vorm van studentikoos absurdisme kunnen noemen? ‘Die twee lijken mij een soort contradictio in terminis, maar dat kan aan mij liggen.’ Geen studentikoos absurdisme dus. Daarom haal ik maar een oud woord van stal om Jongenelen en De Keijzer te duiden: Spielerei.
Abstracte compositie in wit is uitgegeven door Uitgeverij Geroosterde Hond, ISBN 9789402195149 prijs 20,01 euro.
Snakken en Gramlachjes is uitgegeven door Keizerspek productions, zie www.keizerspek.org
© Brabant Cultureel 2020