door Pieter Luykx
1
en alles is zoals het moet, de lente is
voorbij, de struiken zijn al uitgebloeid
men kijkt nu naar de gaten in de heg
en later zijn er de geluiden van de nacht
en alle licht is weg, alleen een kleine
maanschijf staat er onverstoorbaar slank
en dat zij hier nog is, nooit gaat dat weg
en telkens als het ophoudt, keert het weer
verleidelijker dan ooit, hoe zij wordt terug –
verlangd op deze plek
2
het wordt dag en de tijd is nog jong
het staat te gebeuren: het licht in de
tuin niet te stuiten, dit is hoe het wordt
zij kijkt en zij reikt om het beter te zien
zij omhelst en houdt aan, haar geur dringt
heel diep en achter haar schouders is niets
de zomer blijft zomer, de stille verrukking
gaat door, maar straks komt de maanloze
nacht, waar het uit is en over
3
het ruikt er naar zomer op het heetst van
de dag, het licht biedt zich aan en de tijd
rekt zich uit en het waait tussen rozen
men neemt in zich op en ontkomt niet:
een roerloze hals, die wacht op het strelen
een sierlijke hand, bewaakt door haar schaduw
en avond aan avond kijkt zij naar de wolken
naar vogels die ergens naar toe, zij zoekt er
naar woorden om altijd te blijven, waar stilte
zich buigt over dood
Pieter Luykx (Ginneken 1935) woont in Breda, waar hij werkzaam was als docent pedagogiek. Van hem verschenen verschillende dichtbundels en hij publiceert in literaire tijdschriften in Vlaanderen en Nederland, waaronder met enige regelmaat Brabant Cultureel.
© Brabant Cultureel 2020