door JACE van de Ven
Na 1987, toen ik met mijn vrouw Hetty naar Santiago de Compostela was gefietst, kreeg ik op de redactie van het Brabants Dagblad elk jaar wel een paar uitgaves toegeschoven die gemaakt waren door mensen die te voet of op de fiets naar deze bedevaartplaats gereisd waren. Uit die boekjes begreep ik vooral dat ik de file was voorgebleven. Na 1990 werd het erg druk op de camino naar Santiago, ook wel de oudste E-weg van Europa genoemd.
De meeste Santiagoreisverslagen wisten mij nauwelijks te boeien. Sommigen hielden maar niet op de loftrompet te steken over de geweldige afstanden die ze elke dag weer hadden afgelegd. Anderen gingen opeens voor de hand liggende overpeinzingen over het leven op de lezer loslaten waarbij ze ’s avonds naar de sterren keken. Eentje maakte zich zelfs boos op een klooster waar hij gratis had willen slapen en waar hij doorverwezen was naar een hotel. Een enkel boekje was leesbaar, meestal omdat het weinig pretenties had, soms omdat het creatief geïllustreerd was met eigen tekeningen of omdat het vol stond met goed vertelde anekdotes die boven de privésfeer werden uitgetild.
Nu ligt finis terrae, een bourgondische pelgrimage op mijn bureau. Het is geschreven door Theo Reijnders, oud-rector van het Jacob-Roelandslyceum in Boxtel, bijna twintig jaar nadat hij in 2001 samen met drie vrienden – toen allemaal rond de zestig – per fiets de camino aflegde. Een vijfde vriend begeleidde hen in een volgwagen. De heren, allemaal afkomstig uit Best, sliepen in prima hotels, fietsten achteloos in 21 bijna 2400 kilometer en genoten ’s avonds van een goed glas wijn waarbij ‘vele verrassende, boeiende, soms ook tragische of ontroerende verhalen loskwamen’.
Misschien heeft Reijnders om die verhalen zijn boek een roman genoemd, maar denk niet dat het fictie is. Naast een summiere routebeschrijvingen gaat het vooral om biografische fragmenten uit het leven van Reijnders en zijn fietsvrienden. Reijnders die Engels studeerde, vraagt onderweg aan elk van de andere ‘pelgrims’ naar het voorbeeld van The Canterbury Tales van Geoffrey Chaucer een verhaal over zichzelf te vertellen. Dat doen zij en samen vormen al die verhalen een goed portret van een generatie die net vóór of ín de oorlog geboren werd en in de jaren vijftig opgroeide in een Brabants dorp.
Voor alle vijf geldt wat een van hen verwoord: “Ik kom uit een arbeidersmilieu. Dat heeft mij in sterke mate gevormd. Dat heeft mij vooral geleerd dat hard en consciëntieus werken bij het leven hoort en dat je de kansen die je in het leven krijgt moet aangrijpen”. Op het moment van hun fietstocht zijn ze allen op hun eigen manier maatschappelijk geslaagd in het leven en vergeten, zoals gezegd, niet om daarvan te genieten.
Maar ooit was dat anders en dat levert de interessantste passages van het boek. Daarin komt het leven in de jaren vijftig aan bod. Het zijn verhalen van mensen met herinneringen aan de oorlog uit hun vroegste jeugd. Misschien ervoeren zij daarom de vrijheid die ze hadden, hoe beperkt die ook was, als ruim. Ze vinden zich bevoorrecht dat ze vervolgstudies mochten doen na de wettig verplichte schooljaren en voelen de plicht daar iets van te maken; de overtuiging om ergens recht op te hebben kwam pas op in de jaren zestig
Naast het werk en de studie komt uiteraard ook het vertier in de jaren vijftig aan bod. Dat zocht de jeugd bij elkaar, want privé hadden ze alleen zichzelf en een fiets om naar school of naar het werk te gaan. Wel speelde de bioscoop een belangrijke rol. “Biobest werd voor onze generatie een belangrijke en toegankelijke uitlaatklep”, schrijft Reijnders en hij vertelt als man op leeftijd nog steeds vol elan over de ‘in volle bloei verkerende’ Sophia Loren, over de ‘ras verleidster’ Silvana Mangano en over Brigitte Bardot in Et Dieu… créa la femme, ‘de ons de adem benemende fysieke glorie van Bardot overtuigde ons dat het inderdaad wel God zelf moest zijn geweest die het wonder van de vrouw had geschapen’.
Het zijn wat mij betreft de beste alinea’s uit het boek, omdat de steeds op de eerste plaats correcte en in een keurige stijl schrijvende Reijnders hier zijn tekst het meest leven inblaast. Je ziet meteen voor je hoe de pubers van de preutse jaren vijftig ademloos keken naar in onze ogen onschuldige vormen van erotiek. Jammer genoeg vergeet hij nog de uitstalkasten voor de bioscopen uit die tijd te vermelden. Of had Biobest die niet? Daarin hingen foto’s van de films die vertoond gingen worden waarop van de vrouwelijke hoofdrolspelers bepaalde lichaamsdelen waren afgeplakt. Dat was extra opwindend voor jonge kerels omdat het veel meer suggereerde dan wat er later in werkelijkheid te zien bleek te zijn.
Het verbeeldt de tijd van net voordat de televisie algemeen werd, een tijd van niet lullen maar poetsen die de vijf Santiagogangers heel hun leven met zich mee zijn blijven dragen. Het past bij hen dat ze met vaart aan al de hoogtepunten van de camino voorbij gaan. Er moet gefietst worden. Als Reijnders in Vezelay de basiliek van Maria Magdalena wil zien, antwoordt een van de anderen: ‘Die basiliek, ach, die zien we nog wel een keer, Theo.’ Wedden van niet? Denk ik dan als lezer.
Ook andere hoogtepunten van de camino, de beroemde stenen brug uit 1100 over de rivier de Arga in Puenta la Reina, de kip en de haan in de kerk van Santo Domingo de La Calzada, de kelk waaruit net als in Boxtel bloed stroomde in O Cebreiro…, de Bestse pelgrims schakelen een tandje bij en zijn verdwenen aan de horizon voor je het weet. Zelfs het Cruz de Ferro, het hoogtepunt van de camino, waarbij al meer dan duizend jaar elke pelgrim een steentje legt om symbolisch zijn zorgen en zonden af te leggen, wordt door hen niet aangedaan, het weggetje zou wel eens te slecht kunnen zijn voor hun banden.
Nou zijn die omissies niet zo erg, omdat ze in andere Santiagoboeken uit den treuren beschreven worden. De reis in dit boek is vooral de reis van Brabantse jongens die opgroeiden net na een alles vernietigende oorlog. Daardoor gaat hij van materieel weinig naar welvarend. Hoewel? Brigitte Bardot en Sophia Loren in volle bloei? Noem dat niet weinig.
Vergeet ik nog bijna te vermelden dat het boek werkelijk prachtig is vormgegeven door Reijnders’ dochter Susan.
Theo Reijnders, finis terrae, een bourgondische pelgrimage. Eindhoven: DATO 2020, 368 pp., ISBN 9789462263314,
pb., € 19,95. Zie ook: lecturis.nl/product/finis-terrae/
© Brabant Cultureel 2020
Theo, een geweldige verdiende recensie op een hoger level. Heb erg genoten van jouw boek en ben er van overtuigd dat het ook andere mensen een fijn leesgenot ten deel valt. Het resultaat en de waardering door anderen moet jouw ego toch geweldig strelen.?
Het boek heb ik met veel plezier gelezen. ik ken alle leden van het gezelschap. Dat maakt het extra interessant. Zoals Theo Reijnders het vertelt, lijkt het of ik er zelf bij was.
Harry Geraedts uit Herkenbosch
Prachtige recensies. Prachtig boek. In een ruk gelezen en daarna nog een keertje. Lekker gemakkelijk geschreven met humor en toch serieus.
De personages in het boek ken ik bijna alle persoonlijk wat het extra interessant maakt. Proficiat Theo, maar ook Susan. Mijn complimenten.