door Arnold Verplancke
Het is nog een beetje vallen en opstaan met het film-, theater- en concertbezoek. Menigeen lijkt nog zoekend. Dat is tenminste mijn indruk van de afgelopen weken. Ik heb sinds eind juni met in totaal vier mensen in de grote filmzaal van het Natlab in Eindhoven gezeten, een optreden op het buitenpodium van Theaters Tilburg preventief in het water zien vallen, een sterk gereduceerde filmclub bijgewoond en met honderd man in de kleine zaal van het Muziekgebouw Eindhoven een verrassende Wintererreise meegemaakt.
Ik weet het, een steekproef van vier is representatief noch betrouwbaar. Daar kun je statistisch geen chocola van maken. Daarom zal ik ook gewoon doorgaan met mijn bezoekjes om u een nauwkeuriger beeld te geven en tegelijk u aan te moedigen mijn voorbeeld te volgen.
Na mijn eerder beschreven goede ervaring met dertig mensen en een pianist op het podium van de Tilburgse concertzaal, heb ik op de laatste dag van de dertig-personenmaatregel nog de film La Vérité bewonderd in het grote auditorium van het Natlab in Eindhoven. Prachtig acteerwerk van Catherine Deneuve, die maar iets ouder is dan ik. En keurige coronamaatregelen in het Natlab, inclusief een looproute. We zitten met slechts vier mensen in de zaal, maar toch komt een vriendelijke medewerkster ons voorafgaand aan de film nog iets vertellen over de regels waaraan wij ons moeten houden. Braaf doen we dat na afloop ook en lopen rechts de zaal uit, terwijl zij zelf gemakshalve toch de linkerdeur heeft genomen.
Buitenpodium
Theaters Tilburg experimenteert in deze coronazomer met een buitenpodium op het terras aan de Schouwburgring. Ongeveer zestig mensen kunnen daar onder het genot van een hapje en drankje genieten van een zeer gevarieerd programma. Als ik daarvoor een kaartje heb besteld, benieuwd naar het jazzy optreden op zaterdag van het Rembrandt Frerichs Trio, krijg ik vrijdag in de namiddag al een telefoontje. Gezien de weersverwachting met harde wind en regenbuien moet het optreden worden afgelast. Tja, als de weergoden gaan samenspannen met het virus houdt het op. Maar de andere avonden zijn de optredens zeer geslaagd en goed bezocht, heb ik begrepen.
Voor de dinsdagse filmclub in het Tilburgse Cinecitta loopt de grote filmzaal meestal vrijwel vol. Daarom is de vertoning van Maiden maar in tweeën gesplitst: een ochtend- en een middagsessie voor steeds maximaal negentig mensen en met de nodige afgeblokte stoelen om afstand te handhaven. Ik tel die ochtend slechts iets meer dan dertig mensen. Kennelijk durft een deel van de grijze golf, die normaal overdag de filmzaal vult, het nog niet aan. Maiden blijkt trouwens een spannende documentaire over de geheel vrouwelijke bemanning die heeft deelgenomen aan de Whitbread zeilrace in 1990. De bijzondere documentaire is sinds deze week in de Nederlandse filmtheaters te zien. Soms slaan de golven zo hoog dat je bijna zeeziek wordt.
Eindhoven
Dan donderdag naar de kleine zaal van het Muziekgebouw in het centrum van Eindhoven. Daar zingt bariton Martijn Cornet de bekende liederencyclus van Schubert, Winterreise, op een heel verrassende wijze. Niet begeleid op piano, zoals gebruikelijk, maar door het Ragazze Quartet, vier strijkers voor wie een speciaal arrangement is geschreven door Wim Ten Have. De zanger en de vier musici zijn die week toch in Eindhoven om dat werk op te nemen voor een cd van Channel Classics. Mooie gelegenheid om het alvast ook aan publiek te presenteren. En daar is voldoende belangstelling voor. Er komen honderd mensen luisteren en dat is ook het maximum volgens het protocol. Hele rijen en tussenliggende stoelen moeten leeg blijven om afstand te houden. De zaal draait maar op iets meer dan een kwart van de capaciteit.
De compositie van Schubert dateert uit 1827 en gebruikt de gedichten Wilhelm Müller. Het gaat over een afgewezen geliefde die op reis gaat, zwervend door het leven zonder doel. Martijn Cornet zingt de cyclus heel dramatisch, met uitbarstingen van wanhoop en ingetogen weemoedige herinneringen. Ook dankzij de messcherpe en genuanceerde begeleiding door de vier strijkers klinkt het werk als nieuw. De cd zal begin volgend jaar te koop zijn.
Transsiberië
Ik kan er niets aan doen, maar alleen al de naam Winterreise roept bij mij herinneringen op aan mijn tocht per trein dwars door Siberië, eind vorige eeuw. Precies 9288 kilometer van Moskou tot Vladivostok. Met een tussenstop in Irkoetsk heb ik er negen etmalen over gedaan en ben ik door zeven tijdzones gereisd.
‘Hoe gaat de reis’, vraagt mijn vrouw als ze me dan eindelijk telefonisch te pakken krijgt in een voormalig Sovjethotel in Irkoetsk. Via het golvend geluid van de lange verbinding som ik op: ‘Dennenbomen, berkenbomen, dennenbomen, berkenbomen, geelbruine grassen, verveloze huisjes met golfplaten, lege en vervallen fabrieken met ingegooide ruiten en wegroestende kranen, modderpoelen en weer berkenbomen, dennenbomen.’ Zo begint ook mijn tweedelige reportage voor het Eindhovens Dagblad die de Kerstbijlage en de Oudejaarsbijlage van 1998 siert.
Het is gelukkig nog niet erg koud, die herfst als ik – kadoeng kadoeng – over het Transsiberische spoor voorthobbel. Mijn gevoerde groene parka houdt zich redelijk, al krijg ik van menigeen te horen dat die hoogst onvoldoende zal zijn als het echt koud wordt. ‘Fremd bin ich eingezogen, / Fremd zieh ich wieder aus‘, zou ik met Wilhelm Müller en Franz Schubert kunnen zeggen. Als een vreemdeling reis ik door Siberië, de taal niet machtig. Door de roebelcrisis van nog maar een paar maanden geleden daarvoor is de koopkracht van de gemiddelde Rus tot een derde gedaald. Weinig mensen kunnen zich een treinreis veroorloven, met als gevolg meer eten aan boord dan reizigers in de restauratiewagen.
Wanneer de trein stilstaat op een provinciaal stationnetje ga ik op ontdekkingstocht door de trein en stuit ik op een gesloten stalen tussendeur van de restauratiewagen. Op mijn harde bonzen doet een personeelslid onnadenkend open. Plotseling sta ik middenin een overvolle wagon. Goedgeklede en -gekapte mannen en vrouwen, de plaatselijke middenstand, doen inkopen uit de voorraad van de restauratiewagen en ongetwijfeld ook uit de illegale voorraad van de restauratiebeheerder. Stapels grote kazen, dozen met leverworsten, grootverpakkingen wafeltjes, blikken bier, koekjes, bonbons, alles wordt de trein uitgesjouwd. De beurs van de beheerder raakt wel steeds voller. Ook in het toeristenseizoen blijkt de restauratiewagen soms al dagen voor het eindpunt leeg verkocht.
Kinderwagens
Voor de attente treinreiziger hoeft dat nog geen probleem te zijn. Na de eerste nacht rijdt de trein bijvoorbeeld het zonovergoten stationnetje van Baljezino binnen. Vrouwen en meisjes staan er klaar om hun waren te verkopen: warme broodjes, kip, aardappelen, bier en frisdranken (meestal over de houdbaarheidsdatum heen). Dat zal zich steeds herhalen, al verschilt het assortiment per streek (vis, groente, fruit), en ook de wijze waarop ze hun waren uitstallen. Vaak op doekjes op de grond, of op krukjes en soms heel handig in identieke kinderwagens, allemaal uit dezelfde staatsfabriek. Het warme broodje wordt aangereikt met een reepje ruitjespapier uit een rekenschrift als servetje. Een volgende keer kan het een blad uit een boek zijn of een strookje dik pakpapier. Zo zorgenloos allemaal, pre-corona.
En dan gaan ze allemaal weer terug naar hun dorp: ‘Es schlafen die Menschen in ihren Betten, / Träumen sich manches, was sie nicht haben, / Tun sich im Guten und Argen erlaben: / Und morgen früh ist alles zerflossen…’, zo klinkt het in het lied Im Dorfe uit de Winterreise.
Irkoetsk
Na 5185 kilometer bereik ik Irkoetsk, waar ik een paar dagen blijf. Alexei (23) wacht me op. Hij is afgestudeerd als tolk/vertaler, studeert nog rechten, werkt in de zomer als gids voor Intoerist en is tevens tussenhandelaar in parfums, drogisterijartikelen en schoonmaakmiddelen. Met zijn vrouw woont hij noodgedwongen op één kamer in een studentenflat.
Die flats zien er vreselijk uit. Dat blijkt als ik bij Natalia op bezoek ga. Zij is achtentwintig, computerspecialiste en woont met haar man Sergej (33) en zoontje Iwan (9) op een klein tweekamerappartementje in een studentenflat. Binnenkort moeten ze er uit. De flats zijn vuil, verwaarloosd, uitgeleefd, onverlicht. Dikke stalen deuren moeten inbrekers buiten houden. De woonkamer dient tevens als keuken en ouderslaapkamer.
Als de taalbarrière is geslecht en de wederzijdse belangstelling oprecht bevonden, bloeit een hartelijke vriendschap op. Met Sergej en Natalia rijden Alexei en ik de volgende dag in hun oude Toyota Starlet naar het Baikalmeer, het grootste zoetwatermeer ter wereld, in oppervlakte vrijwel gelijk aan Nederland. We rijden het strand op en Natalia stalt de picknick uit op de motorkap van de auto: broodjes, kaas, worst, eieren, vruchtensap en natuurlijk een half flesje wodka, standaard bij de boodschappen.
De zon schijnt, de temperatuur ligt rond het vriespunt. Links en rechts raken auto’s vast in het zand. Ze vragen mij met mijn groene legerjas en hoge bergschoenen om hulp. Ik zie er kennelijk uit als een Rus. Met een paar man duwen we ze los.
De standaardreactie mag er zijn. Mensen stappen uit, nemen iets te eten en een half flesje wodka mee, zetten dat bij ons op de rode motorkap en schuiven aan. Eerst een directeur van een landbouwbedrijf met echtgenote. Die laat het niet bij één half flesje. Daarna een veel te jonge man met een veel te dure terreinauto en twee jongedames. De stevigste vrouw blijkt bij de politie te werken. En wat doet hij, haar smalle vriend? Dat wordt grinnikend afgedaan met een grapje: zij kan hém niet vinden.
Eenmaal in Vladivostok, dat niet meer tot Siberië wordt gerekend, maar geldt als Verre Oosten, breng ik een journalistiek bezoekje aan een kinderziekenhuis. In het donkere gebouw, met veel beton, graniet en vuile vloerbedekking, werken de artsen met liefde en inzet, verouderde apparatuur en een tekort aan verbandmiddelen en medicijnen. Behalve met de gewone patiëntjes en kinderen die gewond raken bij verkeersongelukken en liften in flats, krijgen zij steeds meer te maken met kogelwonden, messteken en alcoholvergiftiging.
Wat een chirurg in het kinderziekenhuis verdient? Omgerekend misschien een paar honderd euro per maand. Daarvoor draaien ze anderhalve dienst, dus na de dagdienst ook regelmatig nachtwacht. Hoger opgeleiden worden in Rusland vrijwel altijd slecht betaald wanneer zij in loondienst blijven.
Maffia
In een gezamenlijk gesprek met de journalist uit Nederland vertellen zij over een collega-arts. Die wilde toch wel iets bijverdienen en begon een half jaar geleden naast zijn baan een handeltje in autobanden. Startkapitaal had hij natuurlijk niet en bankkrediet bestaat niet. Dus klopte hij aan bij de maffia, geldverstrekker bij uitstek. Maar hij voldeed niet op tijd aan de afgesproken rente en aflossing en werd een paar maanden geleden doodgeschoten. De verslagenheid onder de collega’s is groot als ze dat verhaal oprakelen.
Als de Winterreise besluit met Der Leiermann, denk ik niet alleen aan het einde van ieders reis, maar ook aan al die harde werkers die op hun godvergeten plek op de aardbol ondanks alles doorgaan tot het bittere einde. Net zoals de oude man die eenzaam muziek staat te maken op zijn kleine orgeltje, zo goed als hij kan met zijn stramme vingers.
‘Barfuss auf dem Eise
Wankt er hin und her;
Und sein kleiner Teller
Bleibt ihm immer leer.
Keiner mag ihm Hören,
Keiner sieht ihm an;
Und die Hunde knurren
Um den alten Mann.
Und er lässt es gehen
Alles, wie es will,
Dreht, und seine Leier
Steht ihm nimmer still.’
Meer van Arnold Verplancke:
Na de culturele quarantaine eindelijk weer live theater
Over de Winterreise en de uitvoerenden
© Brabant Cultureel 2020