In het Van Abbemuseum in Eindhoven was maandenlang een overzichtsexpositie te zien van beeldend kunstenaar Ad Snijders. Als het museum na de coronacrisis weer open gaat zal de expositie daar niet meer te zien zijn, want die gaat naar het Danubiana Meulensteen Art Museum in Bratislava (Slowakije). Beide musea werkten samen aan een omvangrijke publicatie die een prachtig beeld geeft van deze kunstenaar en van het avant-gardistische kunstenaarsmilieu in Eindhoven.
door Irma van Bommel
Als Ad Snijders (1929-2010) begin twintigste eeuw had geleefd en gewerkt, zou je hem kunnen typeren als modernist, iemand die nieuwe kunststromingen absorbeert en daar zelf mee aan de slag gaat. Als een modernist experimenteerde hij vol enthousiasme met de nieuwe naoorlogse kunststromingen en introduceerde die in het Eindhovense avant-gardistische kunstcircuit.
Eindhoven had in die tijd geen kunstacademie. Wel werden er door docenten als Kees Bol lessen schilderkunst gegeven aan de Academie voor Industriële Vormgeving. Die lessen richtten zich op figuratieve schilderkunst, niet meer traditioneel maar onder invloed van vooral het fauvisme. Lyrisch abstract expressionisme zoals van Karel Appel, daar waagde bijna niemand zich aan. Ad Snijders wel. Om zich echter een decennium later te laten inspireren door Pop Art. En daarna weer terug te keren naar het pure, expressieve schilderen.
Eclectisch
In het Van Abbemuseum was de expositie van Ad Snijders ingericht rondom het trappenhuis met op iedere etage een andere stroming. Het was telkens een verrassing wat je op de volgende etage zou aantreffen. Je zou zeggen, als een kunstenaar zo eclectisch bezig is, steeds een andere richting kiest en niet in één richting doorontwikkelt, mist hij dan geen eigenheid? Snijders was autodidact. Als hij een academische opleiding had genoten, had hij waarschijnlijk wel meer een eigen signatuur ontwikkeld.
Steven ten Thije, curator van de tentoonstelling, ziet echter wel degelijk een consequente lijn in het werk. “Wat honkvast is in het oeuvre van Ad Snijders is zijn vormonderzoek op het platte vlak. Al vanaf 1956 zijn zijn composities vlakvullend, met aandacht voor het hele vlak. Zonder een duidelijk centrum of verdwijnpunt, want hij streeft geen ruimtewerking na. Sommige kunstenaars werken vanuit de lijn. Ad Snijders niet. Bij hem was kleur de bepalende factor. Eerst richtte hij zich op de expressionistische vormentaal, later meer op de inhoud. Erotiek, en dan vooral de seksuele vrijheid, is een belangrijk onderwerp, maar ook maatschappijkritische onderwerpen zien we in zijn werk terug. In zijn latere werk komen existentiële onderwerpen aan bod.”
Uit de biografie in de monografie Ad Snijders. Retrospective wordt duidelijk dat Snijders veel inspiratie haalde uit exposities van internationale avant-garde kunstenaars die te zien waren in het Van Abbe. Ook wordt duidelijk dat hij op goede voet stond met de directeuren en dat die contacten hem veel brachten. Via de directeuren kwam hij in contact met toonaangevende kunstenaars, met verzamelaars en met kunstinstellingen die hem een expositie of een beurs aanboden. Gedurende zijn lange werkzame periode had hij contact met achtereenvolgens Edy de Wilde, Jean Leering, Rudi Fuchs en Jan Debbaut.
Vrijheid
In het boek is een essay opgenomen van Steven ten Thije. Hij schrijft dat voor Snijders, die de oorlog heeft meegemaakt, geldt dat ‘vrijheid nooit zomaar als gegeven wordt ervaren. De vrijheid moet worden veroverd en gevierd, elke dag opnieuw.’ Ten Thije was de eerste conservator van het Van Abbemuseum die een tentoonstelling (de huidige) over Ad Snijders maakte zonder hem bij leven te hebben gekend. ‘Voor mij is het verhaal van Snijders het verhaal van de wereld die mijn ouders en grootouders gevormd hebben en die zij aan mijn generatie overdragen. Sommige dingen zullen een ander accent krijgen. Zo is de pendule van de seksuele vrijheid nu teruggeslagen naar het bestrijden van excessen met behulp van de hashtag #MeToo. Dit neemt echter niet weg dat de vrijheid die Snijders zo koesterde nog onverminderd het meest kostbare bezit is dat we hier in Nederland hebben. De durf en de kracht met een open blik naar de wereld te kijken – kritisch en vol passie – blijft een les die we nog elke dag kunnen leren als we blijven kijken naar de kunst van Ad Snijders.’ Een mooie verwoording van de betekenis van het oeuvre van Ad Snijders.
In het boek zijn interviews opgenomen van mensen die Snijders hebben gekend, onder anderen bevriende kunstenaars, medewerkers van het Van Abbemuseum, een ambtenaar van de gemeente Eindhoven en familieleden. Zij geven niet alleen een beeld van de kunstenaar, maar ook van zijn positie in het avant-gardistische kunstenaarsmilieu in Eindhoven. Bevriend kunstenaar Theo Kuijpers vertelde: ‘In de begintijd, jaren zestig dus, was Ad echt een man van de Cobra, École de Paris ook wel. Veel kunstenaars uit de regio hingen rond het Van Abbemuseum, rond Edy de Wilde; die bracht de École, Jean Bazaine, Serge Poliakoff naar het museum, en later Fernand Léger. Het Van Abbe was voor ons hét informatiecentrum. We kwamen niet zo snel in Parijs. Later werden daar ook de Brabant Biënnales en triënnales gehouden; erg mooi. Wij zijn, dat moet ik toegeven, opgevoed door het Van Abbemuseum. En Kassel, de Documenta’s, daar gingen we altijd samen naartoe. (…) Kunstenaars waar Ad tegenop keek? Willem de Kooning, Jackson Pollock, Robert Rauschenberg. De Amerikaanse expressionisten, de popart-jongens, en daarvoor de École de Paris. Ja tuurlijk, hij was een kind van zijn tijd – dat ben je altijd.’
Volksbond
Snijders was ook ondernemend. In Eindhoven organiseerde hij in de jaren zestig in café Het Wiel exposities, onder andere van Theo Kuijpers, Jan Roeland, Lukas Smits, Johan Lennarts. Door de kunstenaars werd ook samen muziek gemaakt, jazz. Ook Arie Berkulin deed daaraan mee. Later begon Snijders de Volksbond, een hippiecafé waar hij het culturele programma organiseerde. Ook zette hij zich in voor de Beeldende Kunstenaars Regeling. En toen hij verhuisde naar een oude boerderij aan de Oude Doornakkersweg aan de rand van Eindhoven begon hij daar in zijn atelier een galerie, Thornfield, waar hij naast eigen werk ook werk van jonge kunstenaars toonde.
Uit meerdere interviews komt naar voren dat het expressionistische werk, en dan vooral de krijttekeningen die hij midden jaren tachtig maakte, als zijn beste werk wordt gewaardeerd. Zoon Jeroen Snijders zei daarover: ‘Ik heb een sterke voorkeur voor zijn krijttekeningen, die vind ik echt heel erg mooi. Ze verkochten ook heel goed trouwens. Toen vader begon met de schilderijen waarvan de verf naar beneden droop en die het op de markt niet zo goed deden, heb ik hem weleens gevraagd waarom hij niet weer krijttekeningen ging maken. “Maar jongen, dat gaat niet, ik weet niet meer hoe dat moet, dat is voorbij en ik ben nu met andere dingen bezig.” Dat vind ik wel mooi; het is altijd op zijn manier gegaan. Hij heeft nooit onnodig compromissen gesloten.’
Beeldend kunstenaar Rik van Iersel zei over deze krijttekeningen: ‘Echt fantastisch. Daar laat hij zich in zijn ziel kijken.’ Hij vergeleek het werk van Snijders met dat van Jan Sierhuis, ‘een soort after-Cobra-expressionisme’. Zijn uitstap in de jaren zeventig naar Pop Art beschouwde hij als ‘een flirt met de tijd’.
Paradijs
Via interviews met Nel Snijders, de vrouw van de kunstenaar, en met Frank Lubbers, adjunct directeur van het Van Abbemuseum, leren we dat meerdere mensen Snijders hadden aangeraden naar het buitenland te vertrekken. Als hij dat had gedaan, was hij wellicht een groter kunstenaar geworden. Maar Snijders bleef het liefst thuis, in zijn boerderij aan de Oude Doornakkersweg, zijn paradijs.
De interviews zijn opgetekend door Rob Schoonen, chef kunstredactie van het Eindhovens Dagblad. En Rob Schoonen zelf? Hij begaf zich naar het atelier in de oude boerderij en gaf een impressie, een nauwkeurige beschrijving van wat hij daar aantrof. Alles lag en stond er nog net zo bij als de kunstenaar het had achtergelaten. Schoonen besloot zijn verhaal met: ‘Ik kijk naar het stilleven van een rijk geleefd leven.’
Van Gerard Meulensteen, verzamelaar die werk van Ad Snijders aankocht en initiatiefnemer van het Danubiana Meulensteen Art Museum, is de tekst opgenomen die hij uitsprak bij de begrafenis van Ad Snijders. Op zijn sterfbed had Snijders hem toevertrouwd: ‘Ik zou stapelgek worden als ik mijn hele leven hetzelfde had moeten doen. Ik heb alles gedaan waar ik zin in had. Rijk worden was mijn opzet niet. Ik wilde een vrij leven. Samen met mijn vrouw en muze, Nel.’
Gerard Meulensteen & Vincent Polakovic (red.), Ad Snijders. Retrosprective. Bratislava: Danubiana Meulensteen Art Museum 2019, 432 pp, ISBN 978-80-973417-0-1, hb., € 35,00.
Het tweetalige boek (NL/EN) is te koop in de Van Abbe museumshop.
Lees ook in Brabant Cultureel:
Danubiana, een duet in vriendschap [2015]
Danubiana Meulensteen Art Museum.sk
©2020 Brabant Cultureel
Mooie recensie ! Dank je wel .
Mooie recensie!Dank daarvoor.
Wie weet waar ik het schilderij van Ad Snijders met de titel ‘echtpaar B te Z’ kan vinden?