door Arnold Verplancke
‘… Het blijst van allemaal
word ik van Veenendaal.
Dat ik er niet vandaan kom
en dat ik er geen mensen ken
en dat ik er nooit naar toe zal gaan
omdat ik niet belazerd ben.
(….)’
Het liedje van Jaap Fischer (1938), later ook wel Joop Visser genoemd, speelt door mijn hoofd als ik voor Brabant Cultureel naar Veenendaal rijd. Niet dat die plaats plotseling in onze provincie ligt, maar omdat ik daar nog een voorstelling kan zien van een toneelstuk dat kort daarna in drie Brabantse schouwburgen komt. Je kunt maar beter schrijven over iets dat je werkelijk zelf hebt gezien.
Het gaat om Othello, waarvan mijn recensie inmiddels ook in Brabant Cultureel te lezen is. Bij het Nationale Theater in Den Haag hadden ze me al gewaarschuwd: Veenendaal is de slechtst verkochte voorstelling van de tournee. Dus weet je het wel zeker daar te gaan kijken? Tja die datum kwam mij gewoon het beste uit.
De schouwburg daar heet Theater Lampegiet. Als ik bij de vestiaire vraag waar die naam vandaan komt, krijg ik als antwoord: van de Lampegietersavond natuurlijk. Ja, dom van mij. De foyer ziet er best gezellig uit. In een zijzaal luisteren ruim dertig mensen naar de inleiding. Uiteindelijk zullen er ongeveer honderdveertig mensen in de zaal zitten die daarmee maar voor een kwart is gevuld. Jammer voor de acteurs, die aanvankelijk dan ook een beetje stroef op gang lijken te komen.
‘… dat ik er niet ben school gegaan
en me jeugd niet heb verpest
(…..)’
Niet alleen Fischer zeurt in mijn hoofd. Ik realiseer me in de auto dat ik pakweg veertig jaar geleden ook zo reed. Als toneelrecensent voor de Brabantse kranten naar premières in het land die voor Eindhoven, Tilburg of Den Bosch interessant waren. Toen functioneel en betaald, nu als vrijwilliger en nog steeds als liefhebber.
Vaker
Jaja, Othello heb ik natuurlijk al vaker gezien. In 1978 in een Engelstalige productie van WIKOR, in 1988 van Globe, in 1993 van Toneelgroep Amsterdam, in 1999 in het Edinburgh Fringe Festival en dan sla ik de Verdi-opera uit 1996 maar even over. Het voelt soms net ‘opa vertelt’, maar ik kan er ook niets aan doen dat ik al meer dan een halve eeuw toneel bezoek, al vóór de Actie Tomaat in 1969.
Dat ik Paul Steenbergen (1907-1989), Cruys Voorbergh (1898-1963), Ank van der Moer (1912-1983), Han Bentz van den Berg (1917-1976), Ko van Dijk (1916-1978), Ellen Vogel (1922-2015) vaak heb zien optreden. Oh ja, en Croiset en dan bedoel ik niet Hans of Jules, maar hun vader Max (1912-1993) onder meer als Galilei.
Wunschkonzert
Laatst is me gevraagd in een enquête wat het mooiste is dat ik ooit gezien of gehoord heb. Lastig, maar al denkend springt één voorstelling eruit die ik in 1999 zag in Edinburgh en waarin geen woord wordt gesproken: Wunschkonzert van Franz Xaver Kroetz. Een jonge alleenstaande vrouw komt ’s avonds thuis. Pakt de boodschappen uit. Wast haar ontbijtspulletjes af. Eet haar avondmaaltje. Wast opnieuw af. Ongelooflijk netjes, in een vaste routine, bijna dwangmatig. Telkens haar handen verzorgend met crème. Haar oma zou trots op haar zijn. Het publiek ziet lijdzaam toe. De actrice spreekt geen woord. Na het eten pakt ze haar borduurwerk en zet de radio aan: een verzoekprogramma met liefdesliedjes. Haar eenzaamheid schrijnt, maar de neiging om weg te lopen na drie kwartier ook. Ze kleedt zich uit, trekt nachthemd aan, poetst tanden en stapt in bed. Kan niet slapen, komt er uit, pakt potje slaappillen, overweegt iets wat ze kennelijk al vaker heeft bedacht. Schudt alle pillen er uit, eet ze een voor een op, drinkt tegelijk een aangebroken fles wijn leeg. Ze gaat haar dood tegemoet en lacht geluidloos, voor het eerst. Realiteit en verbeelding lijken elkaar te raken. Een voltooid leven?
Vind je het na al die jaren nog steeds interessant om over theater te schrijven, hoor ik nog wel eens. Dan moet ik denken aan wat de oude Volkskrant-recensent Kees Fens (1929-2008) zei, ik meen in een afscheidsinterview: ‘Dan trek ik ’s avonds mijn regenjas weer aan en ga ik naar het theater. Altijd weer benieuwd wat ze brengen’, of woorden van gelijke strekking.
Dat is nog steeds zo, ik ga nog even belangstellend naar het Festival Cement of Boulevard in ’s-Hertogenbosch of naar het Opera Forward Festival in Amsterdam om jonge makers aan het werk te zien en kennis te maken met nieuwe producties. Alleen moet ik bekennen dat ik vaak de namen van hun toneelgrootvaders beter ken dan van henzelf.
Zo reed ik dus ook goedgemutst van Veenendaal terug naar huis. Weer een bijzondere versie gezien van een klassiek stuk: Othello die ten onder gaat aan roddel en jaloezie. En weer klinkt Jaap Fischer:
‘… en dat ik er nooit heb bloot gestaan
aan de roddel en de mest
(….)’
Luister hier naar Jaap Fischer
© Brabant Cultureel 2020