Wat hebben wij stadse cultuurmensen toch dat we geen bosje of ven kunnen aanschouwen zonder aan iets heel anders te denken; een schilderij of een muziekstuk?
tekst & beeld Arnold Verplancke
Een winterse mist hangt nog over het ven als ik een mooie foto maak en die trots toestuur aan een vriendin. ‘Mooi decor voor Lohengrin,’ appt ze terug. Lohengrin?, denk ik bij mezelf, ik meen hierbij meer Sibelius te horen. Onmiddellijk verbaas ik me over onze reacties. Waarom kunnen we niet gewoon mooie bomen zien en een lieflijk watertje? Nee, wij moeten zo nodig de natuur aanvullen met Wagner of zijn Finse tegenvoeter.
Bussen
Mogelijk dat een binge-watchende zus bij zo’n panorama wel verwacht dat er achter de volgende bocht een lijk ligt en dat de shot daarna een politieafzetting zal zijn. Ik kan niet voor anderen spreken, maar ik ben ver van de natuur opgegroeid in een stad waar dieselende bussen rakelings langs je razen en de natuur vooral bestaat uit lieve huismusjes, schijtende duiven en over daken scherende meeuwen. Pas na mijn HBS-tijd leerde ik het verschil tussen een haas en een konijn kennen en hoe een koe die haas vangt, weet ik nog steeds niet.
Vorig jaar heeft een echte natuurvorser mij eens meegenomen naar bos en hei om me zodanig te bekeren dat ik zou toegeven dat natuur best mooi is. Niet dat ik twijfel aan de schoonheid van landschappen. Bergen bijvoorbeeld vind ik prachtig, ook al verwacht ik dan wel koeienbellen te horen, zoals soms bij Mahler.
Nee hij wees me op het kleine spul dat groeit en bloeit, op hoopjes omgewoelde aarde waarin hij sporen van wilde zwijnen herkende. Hij ontdekte ook een gladde slang waar ik nog niet eens gekeken zou hebben. Als een deskundige mat hij het beestje, maakte een aantekening in zijn logboek en verleende het diertje zijn vrijheid weer. Wonderlijk allemaal. Natuurlijk gaf ik na afloop oprecht toe dat de natuur heel wat te bieden heeft. En beschaamd vertelde ik hem van mijn gebrekkige opvoeding op dat punt. Dat fluitenkruid en berenklauw voor mij vooral lekkere woorden zijn, maar dat ik ze ongetwijfeld op de verkeerde plantjes plak.
Ingespeeld
Huisdieren? Ik? Nee geen denken aan. Los van het feit dat ik hoog in een woontoren huis, zullen die beesten en ik nooit op elkaar ingespeeld raken. Ja ik heb wel een dansende stier in mijn kamer en een gekronkeld insect, maar die behoren tot een kunstmatige fauna, natura morta.
Laat mij maar lekker wandelen door bos en langs ven zonder elk plantje te kunnen determineren of elk vogelgeluidje een naam te geven. Thuis geniet ik ook van de natuur met regels als ‘Ik ben geboren uit zonne-gloren / En een zucht van de ziedende zee, / Die omhoog is gestegen, op wieken van regen…’ Kortom Jacques Perk.
Al associeer ik die altijd met zijn tijdgenoot Willem Kloos: ‘Ik hou van de natuur maar ik moet er wat bij te drinken hebben.’
© Brabant Cultureel 2020
Zullen we nog een keer gaan genieten!?