“Er is nood aan polyfonie in onze maatschappij. Ik wil de noodzaak om samen te werken, samen te spelen, benadrukken. Kunst is een metafoor voor een meerstemmige samenleving.” Dat is wat Jan Raes (Antwerpen 1959), nog even algemeen directeur van het Concertgebouworkest, in de komende Pacificatielezing op 9 november 2019 te Breda wil benadrukken.
door Camiel Hamans
De Pacificatielezingen is een Vlaams-Nederlands initiatief dat vanaf 1981 jaarlijks een lezing organiseert, afwisselend in de Pacificatiezaal van het Gents Stadhuis en de Grote Kerk in Breda. De naam gaat terug op de Pacificatie van Gent, een op 8 november 1576 getekend verdrag tussen alle gewesten van de Lage Landen waarmee zij zich aaneensloten in het verzet tegen de Spaanse Habsburgs. Doel was niet alleen vrij te geraken van vreemde overheersing en om zelfbeschikking te verkrijgen, maar ook een zekere mate van godsdienstvrijheid. Bovenal echter was het een bewijs van de wil tot samenwerking.
Inspiratiebron
De Pacificatie, die helaas niet lang standhield, maakte veel indruk in Europa. Zo’n verdrag waarbij tot dan toe verdeelde en elkaar bestrijdende graafschappen, hertogdommen, prinsdommen en andere autonome gebieden zichzelf uit vrije wil aaneensloten tot meer dan een tijdelijke coalitie, was tot dan toe ongehoord. Vandaar dat de Pacificatie van Gent blijft dienen als inspiratiebron als het gaat over de relaties tussen Vlaanderen en Nederland op het gebied van politiek, cultuur, economie en andere maatschappelijke vraagstukken. Waren de Lage Landen in de zestiende eeuw uniek, nu vormen zij een onlosmakelijk deel van een verenigd Europa. Vandaar dat het Europese perspectief in de Pacificatielezingen zelden ontbreekt.
Jan Raes, Vlaming in Nederlandse dienst, maar aan het hoofd van een instelling met internationale uitstraling, is de kandidaat bij uitstek voor de 36e lezing. Eerdere sprekers waren onder meer Ludo Abicht, Wim van de Donk, Hella Haasse, Jan Hoet, Jerôme Heldring, Geert van Istendael, Gerard Mortier, Paul Scheffer, Edward Schillebeeckx, Rik Torfs en Frank Vandenbroucke.
Op de vraag hoe het komt dat iemand die is opgeleid als fluitist en vervolgens in het management van een conservatorium en daarna van orkesten verzeild is geraakt, zich nu ook begeeft op het terrein van de cultuurpolitiek, antwoordt Jan Raes: “Cultuurpolitiek heeft me altijd gefascineerd. Het is de spiegel van de context, een kind van de geschiedenis.” En na een korte pauze: “Meerstemmigheid is iets wat ik van huis uit meegekregen heb. Mijn ouders waren zeer verschillend, ik kom uit een polyfone familie. Mijn vader behoorde tot de zakenwereld en mijn moeder was musicus. Zij hebben ons opgevoed met het idee dat er meer was. In vakanties gingen we nooit naar bos en strand, maar naar musea, kerken en concerten en ik heb altijd veel gelezen. Tijdens mijn studietijd aan het Conservatorium van Antwerpen, volgde ik tevens colleges aan de Universiteit van Gent bij onder meer de moraalfilosoof Jaap Kruithof. Sindsdien heb ik altijd wel contact gehad met diverse denkers. De maatschappelijke rol van kunst en cultuur vind ik even belangrijk als de artistieke uitvoeringspraktijk.”
Debat
“Bij het Concertgebouworkest heb ik onder meer de serie Horizon geïntroduceerd. Dat is een interdisciplinaire serie waarin we niet alleen wereldpremières uitvoeren, maar ook de confrontatie aangaan. We werken samen met culturele partners, bijvoorbeeld de Hermitage waarmee we onlangs samen een concert organiseerden over Schatten en Schandalen. In een ander concert diepen we de figuur Oedipus uit en reflecteren we over het onverbiddelijke noodlot dat hem trof. Ik streef naar interdisciplinariteit, naar debat, naar dialoog.”
De maatschappelijke rol van kunst en cultuur vind ik
even belangrijk als de artistieke uitvoeringspraktijk.
“Eens in de maand mag ik op maandagochtend op Radio 4 een paar thema’s belichten uit de kranten van die dag. Meteen al ’s ochtends om tien over zeven. Ik moet dus op zijn laatst om zes uur beginnen te lezen. Het was vandaag toevallig weer mijn beurt en ik heb twee zaken kunnen aanroeren. Het feit dat België nu voor het eerst een vrouwelijke premier heeft, maar dat ze aan het hoofd staat van een regering die slechts steunt op 38 van de 150 Kamerzetels. Ik vond het nodig dit bericht voor het voetlicht te halen, omdat Nederlanders en Belgen erg weinig meer van elkaar weten. Dat was veertig jaar geleden anders. Toen keken de Vlamingen altijd naar de Nederlandse televisie, maar dat is niet meer. We denken dat er geen groot verschil is tussen Nederland en Vlaanderen omdat we elkaars taal verstaan, maar toen ik voor het eerst langdurig in het buitenland kwam te werken – dat was in 2004 toen ik directeur werd van het Rotterdams Philharmonisch Orkest – ervoer ik dat als een shock. Het is nog geen honderd kilometer verder, maar het bleek een totaal andere wereld. Hoe anders deze twee Lowlands zijn, terwijl ze beide toch slechts de omvang hebben van een voorschoot, dat fascineert mij. Maar dit daagt tegelijk uit tot meer samenwerking. Daarvoor pleit ik. Ook in de lezing op 9 november.”
Ik streef naar interdisciplinariteit, naar debat, naar dialoog.
“Het andere artikel dat ik besproken heb, is een interview uit Trouw met de Ghanees-Britse filosoof Kwame Anthony Appiah, die nu in New York doceert en samenleeft met zijn vriend Henry Finder, hoofdredacteur van The New Yorker. Appiah ageert tegen de exclusiviteit van identiteit. Waarom zou een blank kind geen rastavlechtjes mogen hebben? Cultuur is geen bezit, het is om te delen. Zijn stelling dat kunst en populisme niet samengaan, onderschrijf ik. Kunst en cultuur zijn altijd een gevolg van ontmoeting van reizen, letterlijk en figuurlijk. En Appiahs antwoord op de vraag van de schrijfster Karin Amatmoekrim hoe we de brullers zover kunnen krijgen dat ze naar de fluisteraars luisteren, is de moeite van het overdenken waard: ‘Uiteindelijk wint zand van steen. Blijf verhalen vertellen.’”
Compromis
“Samenwerking is iets wat onontkoombaar is bij een orkest als het onze. We hebben zesentwintig nationaliteiten in het Concertgebouworkest. Om daarmee één uniek geluid te kunnen vormen, moet er samengewerkt worden. Samenspelen is samenwerken én samenleven. In een orkest op wereldniveau als het onze is het compromis geenszins iets om te vermijden. Tegenwoordig heerst er angst voor het compromis. Het lijkt te gaan om het recht van de sterkste. Maximaal rendement is slechts wat telt. Dat voel je in de sociale zekerheid, in de kunst, in het onderwijs. Het leidt tot desintegratie van de gemeenschap. Kunst en cultuur kunnen daar een tegenwicht tegen vormen, als metafoor maar nog meer als middel. Voed kinderen op met kunst en cultuurverscheidenheid, niet als een one night stand, maar gedurende hun gehele onderwijstijd, twaalf jaar lang tot en met de universiteit.”
Ik spreek ook over hoop.
“Ik wil niet alles verklappen van wat ik in mijn lezing zal vertellen, maar een paar noties kan ik wel weggeven. De titel is Verdragen, waarmee ik natuurlijk refereer aan het Verdrag van de Pacificatie, maar dat ik ook meteen als werkwoord gebruik in de betekenis ‘tolereren’. Ik spreek over hoe kunstenaars maatschappelijke grenzen overschrijden en hoe wij daar lering uit kunnen trekken of zelfs ons voordeel mee kunnen doen. Verbeelding, polyfonie en interculturaliteit komen aan bod, net als luisteren, de spanning tussen democratische processen en dirigeren of leidinggeven en medezeggenschap, maar ik spreek ook over hoop.”
Jan Raes, Verdragen. 36e Pacificatielezing,
9 november 2019, om 15.00 uur in de Grote Kerk, Breda.
De volledige tekst van de lezing is na de presentatie beschikbaar.
© Brabant Cultureel 2019
Foto boven dit artikel is van Marco Borggreve