Expositie De Stad als Klooster ontzenuwt mythes over de middeleeuwen

Na een verbouwing en deels nieuwe inrichting is het Museum voor Religieuze Kunst in Uden klaar voor de toekomst. Kunst, klooster en kruidentuin vormen meer dan ooit een geheel en voor de komende jaren staan interessante tentoonstellingen gepland. Nu laat ‘De Stad als Klooster’ zien dat lezen en schrijven in de middeleeuwen was verweven met het dagelijks leven van de burgers. De expositie levert nog meer nieuwe inzichten op.

door Irma van Bommel en Lauran Toorians

Enkele jaren geleden nog, in 2014, werd het Museum voor Religieuze Kunst (MRK) in Uden als gevolg van bezuinigingen van de gemeente met sluiting bedreigd. In plaats van bij de pakken neer te zitten, ging conservator Wouter Prins aan de slag met een ambitieus plan. Het roer moest om. Via fondsen wist hij een half miljoen euro bij elkaar te brengen voor een verbouwing, nodig om het museum aantrekkelijk te maken voor een breed publiek. Er wordt momenteel nog hard gewerkt, maar de nieuwe opzet ziet er veelbelovend uit. Prins, die al twintig jaar werkzaam is als conservator bij het MRK, ging aan de slag met een vormgever, “tegenwoordig onontbeerlijk voor de herinrichting van een museum”.

In de vernieuwde opzet betreedt de bezoeker het Museum voor Religieuze Kunst via een poort in de lange kloostermuur. Foto MRK Uden

Kloostermuur
Het eerste wat de bezoeker opvalt, is de nieuwe looproute naar de entree van het museum, vertelt Quirine van Aerts, projectleider educatie en publieksprogrammering. Die route loopt voortaan vanaf de straat langs de oude kloostermuur en door de poort naar de kruidentuin. De bezoeker ervaart daardoor meer dan voorheen dat het museum sterk is verweven met de kruidentuin. En met het klooster dat nog wordt bewoond door zusters birgitinessen. Met de kloostermuur onderscheidt het MRK zich meteen van andere musea voor religieuze kunst die in steden liggen en de kruidentuin is letterlijk de voorhof van het museum geworden.

Via de tuin komt men binnen in De Refter, het nieuwe museumcafé dat er door de glazen pui uitnodigend uitziet en dat uitzicht biedt op de tuin. Het lunchcafé is ook toegankelijk voor wandelaars en fietsers die niet het museum willen bezoeken. Hier, bijna in de kruidentuin, begint het onthaasten. In De Refter wordt een nieuw gebakje geserveerd dat is geïnspireerd op de winnende taart van de taartbakwedstrijd die het museum organiseerde. De uitdaging was om in de taart een van de kruiden uit de kruidentuin te verwerken.

In de centrale ruimte op de begane grond van het museum is een expositie ingericht met middeleeuwse houten beelden van de Meester van Koudewater. Foto MRK Uden

Keuze
Na De Refter belandt de bezoeker in een zaal die de verbinding vormt tussen de oude abdijvleugel, waar nu de expositie De Stad als Klooster is ingericht, en de vernieuwde zalen op de begane grond en in de kelder. Als verbindende schakel is gekozen voor één soort vloer. Het meeste geld van de verbouwing ging zitten in de nieuwe refter en een nieuw trappenhuis dat toegang geeft tot de kelder. Daar, in de kelder, wordt telkens een keuze uit de vaste collectie getoond. Nu is er werk te zien van Paul van Dongen, Marc Mulders en Guido Geelen. “Doel is om via hedendaagse kunst opnieuw naar oude kunst te kijken. Het staat allemaal ruimtelijk opgesteld. We willen het niet volproppen”, verklaart Prins.

Ook worden in de kelder in een vitrine archeologische objecten getoond die in Uden zijn gevonden. Via deze zaal in de kelder heeft de bezoeker middels een zware kluisdeur toegang tot een heuse schatkamer. In de muren van de schatkamer zijn gaten gehakt die van roosters zijn voorzien en zo zorgen voor doorkijkjes naar de depots.

Kerncollectie
In de centrale ruimte op de begane grond is een expositie ingericht met laatmiddeleeuwse houten beelden van de Meester van Koudewater. Deze werken, heiligenbeelden, behoren tot de kerncollectie van het museum. De beelden zijn in de tweede helft van de vijftiende eeuw in opdracht van de zusters birgitinessen vervaardigd toen zij nog woonden in het klooster Mariënwater op het landgoed Koudewater bij Rosmalen. Na de val van ’s-Hertogenbosch in 1629 moesten de kloosters in de Meierij dicht. De birgitinessen kwamen terecht in een soort sterfhuisconstructie die zij wisten te rekken tot 1713. Toen moesten zij uitwijken naar het klooster in Uden. Hun heiligenbeelden namen ze mee. Later verkochten de zusters de beelden aan het toen nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam. Een aantal ervan kreeg het MRK alweer een flink aantal jaren geleden in langdurige bruikleen terug.

De vernieuwde expositieruimte in de kelder van het museum met links een middeleeuws kruisbeeld en rechts achterin een installatie van Guido Geelen. Foto MRK Uden

De centrale ruimte biedt ook toegang tot een zaal waar de expositie Feest in de abdij is te zien. Dat is een leuke educatieve presentatie voor jong en oud die al langer staat en die gaat over de feesten die in verschillende religies worden gevierd. De feesten worden toegelicht en waar mogelijk worden verbanden tussen de verschillende godsdiensten gelegd. Op tal van punten in deze tentoonstelling zijn er opdrachten die het geheel erg interactief maken en de bezoeker de gelegenheid geven zijn of haar kennis te testen en bij te schaven.

Publiekspoot
De tijdelijke expositie De Stad als Klooster is te zien in zeven zalen in het oudste gedeelte van het museum. Deze tentoonstelling is de ‘publiekspoot’ van een onderzoeksproject van de Rijksuniversiteit Groningen, getiteld Cities of Readers. Het gaat daarbij om de mate waarin de burgers in laatmiddeleeuwse steden lazen en de vraag wat zij dan zoal lazen. De titel van de tentoonstelling is er gekomen naar aanleiding van Desiderius Erasmus die in 1518 schreef: ‘Ik vraag je, wat anders is een stad dan een groot klooster.’ Dat was een polemische opmerking in een utopische tekst, maar Erasmus doelde ook op het gegeven dat steden in zijn tijd zoveel geestelijke instellingen – kerken, kapellen, kloosters, scholen – telden dat ook de stad in zijn geheel wel een geestelijke instelling leek en dat – in zijn ogen – ook moest worden.

Hedendaags werk van Marc Mulders en Paul van Dongen uit de eigen collectie van het MRK. Foto MRK Uden

In de vroegere middeleeuwen was lezen en schrijven voorbehouden aan geestelijken. De adel las niet, maar liet zich wel voorlezen of vertellen en voorzingen. Voor boeren – en dat waren de meeste mensen – waren deze vaardigheden niet nodig. Dat veranderde met de opkomst van steden waarin het uitoefenen van ambachten en handel de centrale bezigheden waren en die ook nog eens een eigen bestuur hadden. Dat vereist administratieve vaardigheden en dus lezen en schrijven. Hiermee ontstond in de veertiende en vooral in de vijftiende eeuw een echte stedelijke leescultuur. Boeken werden ook niet meer alleen in kloosters vervaardigd, maar ook in seculiere ateliers in de steden. En toen eind vijftiende eeuw de boekdrukkunst opkwam, was er meteen een markt van potentiële lezers voorhanden.

Wat de tentoonstelling vooral laat zien, zijn lezende burgers die aansluiting zochten bij wat in kloosters werd gelezen. Zo kwam er al in 1360-1361 op verzoek van een Brusselse patriciër een gedeeltelijke vertaling in het Middelnederlands van de Bijbel die later nog werd aangevuld. De vertaler was waarschijnlijk de kartuizer monnik Petrus Naghel in het klooster in Herne in (nu) Vlaams-Brabant. Ook getijdenboeken (in het Latijn en in vertaling), verzamelingen gebeden en stichtelijke teksten en heiligenlevens vonden gretig aftrek en het ideaal werd dat de gegoede burger thuis de vaste gebedstijden aanhield zoals dat ook in de kloosters gebeurde. In welke mate dat ook echt gebeurde, valt moeilijk na te gaan. Maar in het ideaal stond Erasmus niet alleen

Een zaal vol heiligen met boeken in de tentoonstelling ‘De Stad als Klooster’. Foto MRK Uden

Gestaag
De zeven zalen van de tentoonstelling belichten elk één van die gebedsmomenten die in de kloosters al eeuwenlang voor een strikte dagindeling zorgden. Met dit gestage gebed op vaste tijden markeerde de christelijke wereld de tijd en – zo geloofde men – hield men die ook gaande. In de eerste zaal wordt dit toegelicht. Hier vinden we ook een van de enige twee moderne kunstobjecten in de tentoonstelling, de video Catharine’s Room van Bill Viola uit 2001. Op vijf schermen zien we een vrouw die in een kamer een traag leven leidt met gebed, meditatie, rituele handelingen, schrijfarbeid en wat elementaire dagelijkse beslommeringen. Als tegenpool hang helemaal aan het eind van de expositie de animatie Weaving Time (2018) waarin Jasper Kuipers (Eindhoven 1985) op drie schermen de verwevenheid van tijd, ruimte en handelen in beeld brengt.

De zalen daar tussenin hebben gekoppeld aan een gebedsstonde steeds een eigen thema. Zo gaat de bezoeker van ‘religie in huis’ met aandacht voor de laatmiddeleeuwse privédevotie naar ‘kerk en kapel’. Plaatsen waar geloof juist gemeenschappelijk werd beleefd, maar die ook publieke ontmoetingsplaatsen en plekken van onderwijs waren. De grootste zaal is gewijd aan de vraag wat er dan werd gelezen. Hier dus de Middelnederlandse Bijbelvertaling en andere stichtelijke literatuur. De tentoonstelling bevat überhaupt veel laatmiddeleeuwse boeken en attributen die gelukkig niet allemaal mooi zijn. Boeken waren lang niet allemaal rijk versierd met dure miniaturen, maar waren veel vaker sobere gebruiksvoorwerpen die van zichzelf – om te maken – al duur genoeg waren.

Overzicht van de museumzaal die is gewijd aan lezen in de huiselijke omgeving in de tentoonstelling ‘De Stad als Klooster’. Foto MRK Uden

Ook uit de burgerij kwamen schrijvers voort. Die organiseerden zich in de steden in rederijkerskamers, een soort clubs of gildes van amateurschrijvers die elkaar stimuleerden in onderlinge wedstrijden. Ook hun productie was vaak religieus geïnspireerd en doordat hun werken ook openbaar werden voorgedragen of uitgevoerd bereikten zij een groot publiek. De rederijkers produceerden ook toneelspelen.

Oorsprong
Veel van deze lees- en leergierigheid kwam vanuit de burgerij zelf en het mag duidelijk zijn dat – al zegt de tentoonstelling daar niets over – ook de reformatie hier een vruchtbare bodem vond. Burgers die zelf de bijbel gingen lezen, kwamen vanzelf ook met theologische kwesties in aanraking en gingen vragen stellen over de gang van zaken binnen de Kerk. Dat leidde tot een kritische houding en de roep tot hervorming, zowel onder burgers als ook binnen kloostermuren. Zoals eigenlijk steeds in dergelijke situaties leidde dat tot een beweging ‘terug naar de oorsprong’, waarbij dan meteen onenigheid ontstaat over wat die oorsprong dan wel is geweest. Toen het de Kerk als instituut niet meer lukte om al deze bewegingen binnenboord en in het gareel te houden, was de reformatie een feit. Dat zorgde voor grote maatschappelijke onrust, want er kon maar één weg naar de verlossing zijn en plotseling was onduidelijk welke instantie die weg kon wijzen.

Een van de manieren om groepen die op eigen gezag een geestelijk gemeenschapsleven zochten, was om hen te dwingen zich in het gareel van de kerk te begeven. Dus aansluiten bij een kloosterorde of bijvoorbeeld bij de begijnen of begarden, de mannelijke tegenhanger. Een andere was om de ambachtslieden die routinematig en eentonig werk deden – met name wevers – ertoe te bewegen dit als meditatief te gaan beschouwen en bijvoorbeeld tijdens het werk geestelijke liederen te zingen of teksten op te zeggen. Het eentonige werk zou zo tot een ritueel kunnen worden. Erg effectief lijkt deze aanpak niet te zijn geweest, want juist onder wevers in de Zuidnederlandse steden vond de reformatie snel aanhang. Blijkbaar waren de wevers tijdens hun saaie werk in staat tot kritischer denken dan de moederkerk had gehoopt of gewenst.

Peter Daniels, getijdenboek met gebeden in het Middelnederlands. Op de miniatuur de heilige Birgitta schrijvend aan een tekst die haar door een engel wordt ingefluisterd. Peter Daniels overleed op 7 oktober 1471 in het klooster Mariënwater te Koudewater (dat toen ook nog mannen herbergde). Het handschrift bevat negen grote miniaturen. Foto MRK Uden

Audiotour
De tentoonstelling bevat veel fraaie objecten, zowel uit de eigen collectie van het MRK als bruiklenen, waaronder veel boeken. Even wennen – althans voor de meer traditioneel ingestelde bezoeker – is dat vrijwel alle informatie tot de bezoeker komt via een audiotour. In plaats van lezen (wat in een museum ook niet ideaal is) moet er dus in elke zaal worden geluisterd. Positief hieraan is dat deze manier van informeren sterk het tempo bepaalt waarmee de bezoeker van zaal naar zaal beweegt. Daarmee is rust ingebouwd in de tentoonstelling.

Een inhoudelijk minpunt is dat de tentoonstelling geen aandacht lijkt te hebben voor andere vormen van lezen dan in een religieuze context, en dan nog met nauwelijks oog voor de deur die dit opende naar de reformatie. Er werd natuurlijk veel meer gelezen en geschreven, van stedelijke verordeningen en contracten en handelscorrespondentie tot spannende verhalen en scabreuze liedjes die vervolgens samen in de kroeg werden gezongen. Dat Erasmus de stad als klooster voor zich zag, was een ideaal. Ook hij wist wel dat het vlees zwak is en dat de handelsman zijn neus het liefst in een kasboek steekt. Hij schetste een ideaalbeeld vanuit zijn eigen kerkelijke en religieuze achtergrond.

Het Groningse onderzoeksproject richt zich op de vraag hoe het lezen en schrijven van religieuze teksten was verweven met het dagelijks leven in de laatmiddeleeuwse stad en het museum gaat over religieuze kunst. In die zin is begrijpelijk dat deze tentoonstelling is wat ze is, en ze is ook zeker het bekijken waard. Maar de bezoeker moet wel beseffen dat de vijftiende en de vroege zestiende eeuw meer smaken kenden dan hier worden aangeboden. Door het utopische karakter van het Erasmus-citaat aan het begin van de expositie te verdoezelen, worden (wens)droom en werkelijkheid hier vermengd.

‘De Stad als Klooster’, tot en met 28 januari 2018 in het Museum voor Religieuze Kunst, Uden. De audiotour is beschikbaar in een versie voor volwassenen en een andere voor kinderen. Op gezette tijden zijn er ook lezingen, workshops en cursussen.

www.museumvoorreligieuzekunst.nl

www.rug.nl

 

 

© Brabant Cultureel 2018

 

Reacties (1)

  1. Arnold verplancke schreef:

    Ik zal graag weer eens gaan kijken na al die jaren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *