De Bredase Barbarakathedraal van de befaamde architect Pierre Cuypers werd van meet af aan achtervolgd door tegenslag. Geplaagd door technische mankementen en hoge onderhoudskosten – en ook omdat de rijke decoratie een tikje uit de mode was – werd het markante bouwwerk in 1968 na krap honderd jaar gesloten en vervolgens afgebroken. In CollectieLab van het Stedelijk Museum Breda kan de bezoeker kennismaken met bijzondere objecten uit de verdwenen kathedraal, hun betekenis en verhalen.
door Corien Ligtenberg
Door de reformatie raakten de Bredase katholieken in 1637 de Grote Kerk kwijt aan de protestanten. Zij moesten voor hun diensten uitwijken naar schuilkerken in de binnenstad. Pas na de oprichting van het Bisdom Breda in 1853 kon de katholieke gemeenschap zich weer manifesteren. Besloten werd toen om achter de Prinsenkade, aan de rand van de binnenstad, een grote, imposante kerk te bouwen. De opdracht ging naar de jonge Limburgse architect Pierre Cuypers die net in Roermond een atelier had gesticht voor christelijke bouwkunst. Cuypers en Breda waren geen vreemden van elkaar. Na zijn opleiding tot architect in Antwerpen moest Cuypers zich voor militaire dienst melden in Breda. Niet lang daarna, in 1854, kreeg hij de opdracht een eikenhouten bisschopszetel te ontwerpen voor het nieuwe bisdom Breda.
Cuypers ontwierp een neogotische, vijfbeukige kruiskerk met drie torens, waarvan er uiteindelijk door bezuinigingen maar één gebouwd zou worden. Het ontwerp, in de typisch neogotische stijl die Cuypers’ handelsmerk zou worden, had binnengalerijen van op zuiltjes gedragen spitsbogen, plafonds met ribgewelven van witte steen en een rijk gedecoreerd interieur. De bouw begon in 1865 en duurde vier jaar. Pas na de wijding in 1875 verhief de paus de Barbarakerk tot kathedraal.
Interieur
Het atelier van Pierre Cuypers moet het er druk mee hebben gehad. De jonge architect tekende niet alleen het ontwerp voor het Bredase kerkgebouw maar ontwierp ook het volledige interieur, inclusief al het beeldhouwwerk, het textiel, het zilver, de schilderijen en de andere decoraties. Voor Cuijpers was dat cruciaal, want alleen door de kerk en het interieur in nauwe samenhang te ontwerpen, kon de eenheid ontstaan die hij voor ogen had.
Hij zou uiteindelijk zo’n zeventig kerken bouwen en roem vergaren met onder meer het Amsterdamse Centraal Station en het Rijksmuseum. Ook ontwierp hij de troon waarop op Prinsjesdag de troonrede wordt uitgesproken. Nu worden de rijk gedecoreerde gebouwen van Cuypers en zijn tijdgenoten erg gewaardeerd – het Rijksmuseum bijvoorbeeld is inmiddels in volle glorie gerestaureerd – maar zo’n vijftig jaar geleden werden veel neogotische kerken gesloopt. De stijl was uit de tijd, het bezoek liep terug en de onderhoudskosten waren hoog.
Ook de Barbarakathedraal was dat lot beschoren. De kathedraal werd vanaf het begin geplaagd door tegenslag. Niet lang na de inwijding verzakte de fundering en kwamen tal van andere mankementen aan het licht. Die waren niet alleen te wijten aan de onervarenheid van de architect, maar ook aan bezuinigingen tijdens de bouw. Het markante kerkgebouw vroeg doorlopend om onderhoud, en in de tweede helft van de twintigste eeuw bleek weer een kostbare restauratie nodig. Daarop werd in 1968 besloten de kathedraal te slopen.
CollectieLab
Gelukkig werden veel objecten uit de kathedraal van de sloop gered en ondergebracht in de bisschoppelijke collectie die nu wordt beheerd door Stedelijk Museum Breda. Een selectie daarvan is te zien in de tijdelijke tentoonstelling in het CollectieLab. CollectieLab is gericht op het ontdekken en ontwikkelen van bijzondere objecten uit de depots van de stad en biedt de bezoeker een kijkje achter de schermen van het museum. Er wordt onderzoek gedaan naar de herkomst van objecten, de maker, eerdere restauraties en materiaalgebruik. Enkele dagen per week wordt op zaal gerestaureerd.
Een van de opvallendste stukken die worden tentoongesteld, is een kostbare koormantel van zijde en goudlaken met borduurwerk van gouddraad – een van een set van vier kerkelijke gewaden die destijds 20.450 daalders kostte, het equivalent van 370.000 euro. CollectieLab ontdekte onlangs dat de mantel vanwege zijn gewicht alleen op hoogtijdagen werd gedragen.
De tentoonstelling toont reproducties van ontwerptekeningen; foto’s van de feestelijke eerstesteenlegging – met wapperende vlaggen, priesters en misdienaars – en het trieste fotografische verslag in zwart-wit van de sloop, met hoog in de ruïne van de kathedraal nog intacte schilderingen als stille getuige. Persoonlijke getuigenissen zijn er onder meer van beeldend kunstenaar Clemens Merkelbach, een oud-misdienaar, die een reeks schilderijen, tekeningen en schetsen maakte voor en tijdens de sloop. En ook de plakboeken van kapelaan Pol Dogge, die van 1959 tot 1968 in de kathedraal werkte, liggen ter inzage.
Hand
En er zijn bijzondere objecten te zien, zoals zilverwerk, panelen voor het altaar, twee schilderingen van musicerende engelen die oorspronkelijk boven het orgel hingen, zijden vaandels, geborduurd met gouddraad, een indrukwekkende reliekbuste van de heilige Barbara. En dat alles ontworpen in Cuypers’ atelier. Daarmee koestert de tentoonstelling niet alleen de herinneringen aan de Barbarakathedraal, maar krijgt de bezoeker ook een fascinerend inkijkje in de machtige hand van Cuypers en de manier van ontwerpen in zijn tijd.
‘De verdwenen kathedraal van Cuypers’ is nog te zien tot 3 maart 2019.
© Brabant Cultureel 2018