door Huub van Esch
Schraapbeitel
Meestal spreek ik in karig, vaak bevestigend taalgebruik
om nooit te hoeven zeggen
wat ik werkelijk denk en zodoende
de gedachten díe ik denk
te beschermen tegen de boosheid
en de narigheid van de buitenwereld
en de oeverloze onjuistheid
van andermans onverdraaglijke meningen
die altijd veel te veel en veel te vaak
en veel te wollig en rondborstig worden uitgedragen
om te bewijzen dat de plank
door de spijker wordt gemist.
Edelmetaal
Al spreek ik met de zoete woorden
van een dichter, al blaf ik wild
en ook al grom ik als een hond,
wat groene dunne stront moet zijn
zal nooit veranderen in goud, of
mooier nog: in platina, of diamant.
Schatje
De droom stinkt vreselijk uit haar smoel
naar oud, verzuurd bier en tabaksrook.
Zij heeft gele, hele losse hoektanden en
een tong poreus door schimmel en bederf.
Haar lippen zijn uitgedroogd en leeg-
gebloed als een peulvrucht aan zonzijde.
Als zij hurkt, zeikt zij schoksgewijs en
zuigt zij haastig aan haar bruine sigaret.
Zij is het soort liefje dat je op een goede
zondagmiddag meeneemt naar je ouders.
En vandaag is zij verleidelijker dan ooit.
Partieel
Nadat ik je zag
is er geen dag
voorbijgegaan dat ik níet
aan je heb gedacht,
en in de nacht
de ogen open waken
dromen over jou
dat ik je zag
en ten volste vertrouw
op de dag waarop ik je zien
zal wederom
en zeggen
zal
Huub van Esch (Haaren 1970) werkt in deeltijd als productiemedewerker. De meeste tijd besteedt hij aan het schrijven van gedichten. Hij publiceerde eerder in ‘Schoon schip’, in de verzamelbundel ‘Echte inkt’ van uitgeverij Opwenteling en in enkele verzamelbundeltjes samengesteld uit wedstrijden van uitgeverij Kontrast. Winnaar finale Brabant Gedicht 2006 te Leuven.
© Brabant Cultureel 2018