Peter Paul Rubens (1577-1640) steelt gedurende het najaar van 2018 de show in Museum Boijmans Van Beuningen. In een grote tentoonstelling zijn daar veel van zijn olieverfschetsen te zien. Die tonen nog meer dan zijn bekende, grote schilderijen zijn meesterschap en brengen ons dichter bij de schilder dan ooit. De titel is dan ook terecht ‘Pure Rubens’.
door Lauran Toorians
Rubens is een naam die tal van clichés oproept die niet allemaal in zijn voordeel werken. Dat hij vaak naakte vrouwen schilderde die gezond genoeg zijn om in onze huidige tijd nooit als mannequin of fotomodel in aanmerking te komen, is er zo een. Een ander is dat zijn werk druipt van rooms katholiek pathos. Dat is lang niet altijd het geval, maar zijn altaarstukken bepalen vaak wel het beeld dat mensen van zijn werk hebben. Daarnaast maakte Rubens veel werk met historische of mythologische thema’s en dat is ‘moeilijk’. Wij kennen immers al die verhalen niet.
Een ander ‘probleem’ is dat het totale oeuvre van Rubens erg omvangrijk is en nog steeds niet goed ontsloten. Het feit dat Rubens ook in de zeventiende eeuw al de merknaam was van een atelier met steeds wisselende medewerkers, maakt het lastig vast te stellen wat nu precies van de hand van de meester is en wat van zijn medewerkers. Het vreemde is dat wij dat tegenwoordig als problematisch ervaren, terwijl we daar bij iemand als Damian Hirst of Ai Weiwei geen enkele moeite mee hebben. Het ‘probleem’ berust vooral op het romantische fantasiebeeld van de kunstenaar als individueel werkend genie.
Uitgewerkt
Om Rubens echt op de vingers te kijken en zijn meesterschap te zien, kunnen we nu terecht in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Daar is een tentoonstelling van een groot deel van zijn olieverfschetsen. Schetsen is hierbij een wat misleidende term, want het gaat om behoorlijk uitgewerkte olieverfschilderijen op paneel die Rubens eigenhandig maakte. Zij dienden om opdrachtgevers te laten zien wat ze konden verwachten en voor het atelier om de medewerkers als voorbeeld te dienen. Dat Rubens deze ontwerpen in olieverf maakte is niet uniek, maar de schaal waarop hij dit deed, is zeker bijzonder.
Bijzonder is ook dat hij deze schetsen strikt voor eigen gebruik hield en ze steeds bewaarde. Dat heeft ertoe bijgedragen dat ze voor een aanzienlijk deel in enkele grote collecties bij elkaar bleven. Boijmans heeft zo’n collectie en het Prado in Madrid heeft er ook een. Een langdurige en intensieve samenwerking tussen beide musea maakte de tentoonstelling mogelijk die nu in Rotterdam is te zien. Pure Rubens heet die tentoonstelling en dat is niet overdreven. Het is alsof je bij de schetsende meester op schoot zit en mag meekijken naar wat hij in zijn hoofd heeft.
Calvinist
Peter Paul Rubens werd in 1577 geboren uit vanwege het geloof naar het Duitse Siegen uitgeweken Antwerpse ouders. Rubens groeide dus op als calvinist. Daar kwam verandering in nadat moeder Maria Pypelinckx met haar kinderen – vader Rubens was inmiddels overleden – in 1590 terug naar Antwerpen verhuisde en ook terugkeerde in ‘de moederschoot van de Kerk’. Tot die tijd hadden Peter Paul en zijn oudere broer Philip in Keulen een gedegen humanistische scholing genoten die ervoor zorgde dat de toekomstige schilder zijn klassieken kende.
De jongens moesten hun opleiding afbreken omdat zus Baldina ging trouwen. Om het geld voor de bruidschat op te kunnen hoesten waren ze genoodzaakt te gaan werken. Peter Paul werd enige tijd page bij een hertogin waar hij het hofleven zal hebben leren kennen. Zijn hart lag echter bij de schilderkunst en zijn moeder zorgde dat hij in de leer kon bij Tobias Verhaecht, een familielid en een Antwerpse kunstschilder die ook in Rome en Florence werkte.
Later kon hij in de leer bij de veel beroemdere Otto van Veen en in 1598 trad Rubens toe als meester tot het Antwerpse Sint-Lucasgilde, het gilde van de beeldend kunstenaars. Twee jaar later reisde de jonge meester naar Italië waar hij in dienst kwam bij de hertog van Mantua. In deze periode verbleef hij ook enige tijd als diplomaat in opdracht van die hertog in Spanje. In deze periode leerde Rubens zowel in Italië als in Spanje de grote schilders van zijn tijd kennen, terwijl hij dus ook vaardigheden als diplomaat opdeed.
Hofschilder
Eind 1608 keerde hij terug naar de Zuidelijke Nederlanden waar hij al snel een aanstelling kreeg als hofschilder van de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje die hier als stadhouders namens de Spaanse koning regeerden. Rubens vestigde zich in Antwerpen waar hij een fraai renaissance huis met atelier bouwde aan de Lange Wapper, het pand waarin zich nu het Rubenshuis (museum) bevindt.
Opdrachten uit binnen- en buitenland stroomden binnen en de buitenlandse reizen die hij daarvoor maakte werden vaak gecombineerd met diplomatieke opdrachten van het hof in Brussel. Van een jongen die van school moest om bij te dragen aan de bruidschat voor zijn zus groeide Rubens in betrekkelijk korte tijd uit tot een succesvolle schilder-zakenman en een geslaagd diplomaat die tot de rijken der aarde behoorde. Hij werd twee keer geridderd. In 1624 in Spanje en in 1630 in Engeland. Hij heeft er hard voor gewerkt. Rubens was geen wonderkind, maar wist zijn talenten wel uitstekend uit te buiten, ook zijn zakelijke talent.
In zijn schildersatelier had hij uiteraard leerlingen. Dat waren er in totaal erg veel en enkele daarvan werden net zo beroemd als hun leermeester. Maar naar gelang het voor een opdracht opportuun was, schroomde Rubens ook niet om gevestigde collega’s in te schakelen. Zo ontstonden veel grote werken in coproductie waarbij elk lid van het team dat deel bijdroeg waarin hij het best was, het landschap, de kleding, een stilleven met jachtwild of een ander onderdeel van de totale voorstelling. Maar het was wel steeds Rubens die het totaal bepaalde en zijn olieverfschetsen laten zien in welk detail hij dat deed. Doorgewinterde medewerkers kregen soms in vertrouwen de vrijheid om een deel in te vullen, maar het geheel – de ‘inventie’ – was en bleef van de hand van Peter Paul Rubens.
Nauwkeurig
In de tentoonstelling is in enkele gevallen naast de olieverfschets ook het uiteindelijke schilderij te zien. Dan is goed zichtbaar hoe nauwkeurig Rubens plande en zijn atelier navolgde. In de catalogus, waarin de afbeeldingen natuurlijk kleiner van formaat zijn dan de originelen, is het soms goed opletten om te zien wat de schets is, en wat het definitieve schilderij. Wel zijn de schetsen door de snelheid waarmee ze zijn gemaakt, vaak losser van toets. Daarmee is de gesuggereerde beweging die Rubens’ werk zo vaak kenmerkt hier nog treffender dan in de groot uitgewerkte taferelen. Lichamen krioelen door elkaar, paarden stampen en snuiven en de blik van de kijker wordt altijd dwingend in die richting getrokken waar Rubens hem wil hebben.
De schetsen dienden niet alleen voor schilderijen, waaronder ook grote series zoals de plafondschilderijen voor Banqueting House, een deel van het paleis van Whitehall in Londen, die in het atelier in Antwerpen werden vervaardigd. Er zijn ook olieverfschetsen voor series wandtapijten, voor prenten en titelpagina’s in boeken, ontwerpen voor zilverwerk en voor de grote erepoorten en pronkwagens. Die laatste stukken waren bedoeld voor de intocht van kardinaal-infante Ferdinand van Oostenrijk, de nieuwe landvoogd van de Nederlanden die op 17 april 1635 in Antwerpen werd ontvangen. De stad spaarde zich daarbij kosten noch moeite, stak zich diep in de schulden en gaf de meest vooraanstaande kunstenaars in de stad opdracht dit feest op te luisteren.
Expressionistisch
Wie op de koop toeneemt dat wij uitleg nodig hebben bij de vele voorstellingen met mythologische, historische of Bijbelse voorstellingen en bij de verhalen van heiligen waarvan we nu zelfs vaak de naam niet meer herkennen, kan op deze tentoonstelling vooral genieten van het vakmanschap van Rubens. De olieverfschetsen vereisten veel meer tijd en werk dan een snelle schets met pen of zilverstift op papier. Er moest een paneel worden geprepareerd en olieverf stelt nu eenmaal andere eisen dan pen en inkt. De keuze om op deze manier te werken, moet dan ook een erg bewuste zijn geweest en het is duidelijk dat Rubens grote waarde hechtte aan zijn olieverfschetsen. Ondanks de bewerkelijkheid zijn die dan ook erg direct, op het expressionistische af, en tegelijk los – soms schijnbaar onaf – en toch nauwkeurig. Dat is fascinerend.
De tentoonstelling is erg ruim opgezet en biedt daarmee alle mogelijkheid om de werken afzonderlijk te genieten. Voor de nodige achtergrondinformatie, ook over de inhoud van de voostellingen, is er een gedegen catalogus en om extra duidelijk te maken dat het hier om een heel bijzondere presentatie gaat, is er een uitgebreid randprogramma. Of dat veel toevoegt aan de tentoonstelling is de vraag, maar als het extra aandacht genereert, is het zeker te waarderen. In het museum is er een crossoverprogramma met dans, poëzie en muziek en er is samenwerking met winkeliers en ondernemers in de Rotterdamse Nieuwe Binnenweg die tijdelijk Barokke Binnenweg heet. Met etalages in stijl en zowel nieuw ontwikkelde als aangepaste producten doet Rotterdam daarmee voor even ‘Rubensiaans’. Daarmee concurreert de stad met Antwerpen dat momenteel ook volop in het teken staat van de barok. Uiteraard speelt ook daar Rubens een rol, met extra exposities in het Rubenshuis en elders in de stad, maar ook met hedendaagse kunst die op de een of andere manier aanhaakt bij de barok. En dat alles terwijl er niet eens een Rubens-jubileumjaar wordt gevierd. Wie de echte Rubens wil leren kennen, moet dit najaar toch echt naar Rotterdam.
‘Pure Rubens’, t/m 13 januari 2019 in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
Friso Lammertse en Alejandro Vergara, Rubens. Schilder van schetsen. Madrid: Museo Nacional del Prado / Rotterdam: Museum Boijmans Van Beuningen 2018,
247 pp., ISBN 978-90-6918-304-6, pb., € 29,95.
© Brabant Cultureel 2018