door JACE van de Ven
Iedere Brabantse stad probeert zich op cultureel gebied eigentijds te presenteren.
’s-Hertogenbosch blijft maar lullen over een Theater aan de Parade dat iedereen moet verbazen, Helmond verbouwt kerken tot speelhuizen, Breda wil al jaren cultureel vooroplopen en zegt bijna te weten hoe dat moet, Eindhoven ‘glowt’ van de culturele ambitie en geeft creatievelingen de ruimte in oude fabriekscomplexen. En Tilburg had dit jaar toch maar mooi de Musicaldagen.
Musical, ik vind het nog erger dan operette. Bij operette weet je tenminste nog dat we een onwerkelijke wereld van suikergoed gaan betreden, musical probeert de schijn op te houden dat het ergens over gaat. Ooit zag ik in Keulen zelfs een musical over de excentrieke bouwmeester Gaudi, met zijn tragisch overlijden en al. Uiteraard werd elk moment dat naar diepgang neigde vlug afgewisseld met een liedje of een dansje, want tranen in musicals mogen alleen als het krokodillentranen zijn. Bijvoorbeeld als je de hoofdrolspelers na afloop luidkeels begroet met: “Wat GOEOEOED!!!”
De zang van musicalsterren is meestal verschrikkelijk, vooral van de vrouwen. Je kunt iets tegen opera hebben, maar operadiva’s hebben meestal wel aangename stemmen. Zij weten bij hoge tonen een sonore klank te behouden waar musicalmeiden ronduit gillen. Niet om aan te horen. Maar volgens de liefhebbers: GOEOEOED!!!
Nog nooit heb ik een serieuze recensie van een musical gelezen. Waar bij een toneelstuk ingegaan wordt op de inhoud en de verbeelding daarvan en bij een opera de interpretatie en vertolking van de muziek nog als extra maatstaf wordt ingebracht, wordt bij het schrijven over musicals alleen maar gekeken of de liedjes Eurovisiesongfestivalwaardig zijn en of de hoofdrolspelers onlangs nog op RTL Boulevard of SBS Shownieuws waren. Ik weet het, ik ben behept met enorme vooroordelen over musicals, maar jammer genoeg worden die, als ik ernaar ga kijken, telkens opnieuw bevestigd.
Dat in mijn woonplaats Tilburg de muziekschool op een gegeven moment een Musical Factory ging oprichten, was niettemin een goed idee. Zo geef je amateurs iets om hun hobby in praktijk te brengen, niet alleen saaie solfège, maar ook een optreden voor de familie met de juf in de coulissen die bemoedigend fluistert als het fout gaat: “Lachen, blijven lachen.”
Niks mis mee. Aandoenlijk zelfs. Maar toen moest het Brabants Conservatorium ook zo nodig. Bij gebrek aan succes als serieuze solistenopleiding werd daar opeens ook de musical centraal gesteld. En om maar meteen dik te onderstrepen dat die koerswijziging serieus zou worden aangepakt en men tegelijk aansluiting zocht bij RTL Boulevard en SBS Shownieuws werd niemand minder dan Barry Stevens als docent binnengehaald.
Als lui aangelegde columnist van het Brabants Dagblad die een gemakkelijke prooi zag, publiceerde ik enkele badinerende alinea’s over Barry, balletmaestro annex meervoudig panellid op velerlei gebied. Prompt werd ik gevraagd om op het conservatorium langs te komen. Op weg ernaartoe dacht ik nog: moet ik dat wel doen, een interview met het panelcoryfee. Als kunstredacteur behoor ik toch zelf te bepalen over wie of wat ik schrijf?
Maar op het muziekinstituut bleek het helemaal niet te gaan om de vraag om een interview. Muziekhoogleraar Stevens zat met droevige blik achter een groot bureau. Aan weerszijden daarvan, als paranimfen, stonden twee vrouwen van middelbare leeftijd die kennelijk een functie bij Fontys hadden. Alle drie keken ze mij zwijgend aan. Toen ik vroeg waarom ze me gevraagd hadden langs te komen, zei een van de vrouwen: “Wat wil je daar nou mee bereiken? Met zo’n beledigende column?”
Ik was even verrast, omdat ik nog nooit had meegemaakt, dat iemand mij voor een column ter verantwoording riep. Je hoorde wel eens dat iemand het leuk of waardeloos vond, maar dat men zich op een serieuze muziekinstelling geschoffeerd voelde door wat gratuite grollen van een plaatselijke entertainer, daar moest ik even aan wennen. Even hoopte ik nog op RTL Boulevard te worden vernoemd: Barry Stevens boos op Tilburgse onbenul. Maar zelfs dat niet.
Achteraf besefte ik dat Tilburg toen de moderne tijd is ingegaan en dat ik het was die achterbleef. Het conservatorium ging meesprinten in de vaart der volkeren en heette ook niet langer conservatorium, maar kreeg zowat elk jaar een nieuwe naam. Waar het gedepriveerde Tilburg zich tot dan toe had moeten behelpen met Louis Toebosch als directeur van het Brabants Conservatorium en wat vrije-muziek-jongens die experimenteerden in Paradox, kreeg het nu de Musicaldagen: GOEOEOED!!!
© Brabant Cultureel 2018
Haha Jace, helemaal mee eens. Ik krijg ook rode uitslag, jeuk en een droge mond van musicals.
Dat krijg ik altijd van een vrijblijvende mening van een columnist. Het Brabants Dagblad staat er tegenwoordig ook vol van, maar dit terzijde. Dit verhaaltje zou daar goed in passen.
Blij met je reactie. Wat is het toch een slap aftreksel van de opera, hoewel de operageschiedenis ook draken kent, maar ook juwelen die je dagen met je meedraagt. En die worden, ook nu nog, gemaakt.