Hieronymus B. is de titel van een voorstelling die choreografe Nanine Linning creëerde en die je letterlijk de wereld van schilder laat binnenstappen. Het spektakelstuk beleefde eerder dit jaar in Duitsland de première. 11 februari 2016 staat het pontificaal in Theater aan de Parade in ’s-Hertogenbosch. Een van de (eerste) mijlpalen van het Jeroen Boschjaar.
door Rinus van der Heijden
Zij woont en werkt in Duitsland, maar Nederland is haar nog zeer na aan het hart gewassen. Dat mag je althans concluderen uit het feit dat Nanine Linning initiatiefnemer en uitvoerder is van het megaproject Hieronymus B., waarin kosten noch moeite zijn gespaard om de productie levensecht te maken. In de wereld van de dans en het theater is het nog niet voorgekomen dat een productie zoveel levende elementen uit een statisch kunstwerk heeft getild. En ook is het uniek dat het publiek een wezenlijk deel uitmaakt van de voorstelling.
In Theater Heidelberg waar Nanine Linning artistiek directeur is van het dansgezelschap dat haar naam draagt, werd Hieronymus B. dit jaar zestien keer opgevoerd. Telkens voor een uitverkocht huis. Brabant Cultureel bezocht een van de voorstellingen en hoe dit werd ervaren is elders in deze editie te lezen. Feit is dat de duistere en macabere wereld van Jeroen Bosch tastbaar is gemaakt. De Tuin der Lusten proef je en de bittere smaak die dit werk van Bosch dient op te roepen, blijft je nog lange tijd bij.
Drieluik
Hieronymus B. is een voorstelling in de vorm van een drieluik. Het publiek heeft er een wezenlijk aandeel in, omdat het twee van de drie delen óp het podium en ín de voorstelling meemaakt. Het derde deel wordt beleefd vanuit de zaal. Nanine Linning nam Bosch’ bekendste werk, De Tuin der Lusten, als uitgangspunt voor Hieronymus B. Met dans, beeldende kunst, design, licht, video, afwijkende kostuums en decors en muziek worden de gruwelen van Bosch’ fantomische wereld verbeeld. Met daar tegenover gesteld deugden als liefde, vergiffenis en vooral hoop. De muziek stamt grotendeels uit de Renaissance en Barok, van componisten als Henry Purcell, John Dowland, Georg Friedrich Händel en Domenico Scarlatti, aangevuld met hedendaagse barokklanken van componist Michiel Jansen.
Het idee om een voorstelling te maken over Jeroen Bosch leefde al langere tijd bij de choreografe. De Nederlandse is sinds eind 2012 directeur van Dance Company Nanine Linning/Theater Heidelberg in Duitsland en in dat theater kregen haar ideeën langzaam vorm. ‘Ik ken het werk van Jeroen Bosch al heel lang. Ik ben er erg door gegrepen. Ik wilde er al geruime tijd iets mee doen, maar soms moeten zaken doorbroeden. Toen kwam het moment dat ik er de logistiek voor had. Ik realiseerde me dat als ik iets over Bosch zou maken de vijfhonderdste sterfdag van de schilder in 2016 het uitgelezen moment was.’
‘Hier in Theater Heidelberg kon ik alles doen wat elders niet kan. Elke voorstelling hier is uniek. Daaruit worden versies voor tournees over de hele wereld ontwikkeld. Daarom is het werk in januari 2015 hier in Heidelberg in première gegaan, een jaar voor de Nederlandse première. Die lange aanloop heb ik nodig om na te denken, het te laten groeien tijdens de Duitse voorstellingen. Maar ook op welke plek in de wereld het moet landen, zodat deze productie zo’n vijf, zes jaar kan bestaan. Hieronymus B. is zo’n succes gebleken, dat het kan doorevolueren naar de toekomst.’
Perspectieven
‘Ik werk nooit met try-outs, omdat ik altijd blijf werken aan mijn voorstellingen. Een première is bij mij geen eindstation, maar pas het begin. Daarna gaat de productie echt groeien. In Hieronymus B. werk ik ook met publiek, daarmee voeg je een onbekende factor toe. Het is nu een levend kunstwerk geworden. Een triptiek met mensen in de zaal én op het podium. Toen ik onderzoek deed voor de voorstelling merkte ik dat ik keek als buitenstaander, als wetenschapper. Dat is één blik: kijken. De andere: wat zou er gebeuren als ik ín dat schilderij zou staan, fysiek ondergedompeld zou worden. Om dit te ervaren ging ik observeren en beleven. Die perspectieven verschaf ik in het eerste uur van de voorstelling, door het publiek op het podium uit te nodigen tussen de dansers.’
Hoewel De Zeven Hoofdzonden van Bosch het uitgangspunt is van Hieronymus B., benadrukt Linning dat de productie háár werk is. ‘Ik vertel wel mijn verhaal. Alle beelden in de voorstelling komen uit het werk van Bosch. Ik heb vooral met de hoofdzonden vraatzucht, lust en woede gewerkt. Luiheid krijgt eveneens veel aandacht, dit waren lijfelijk de spannendste hoofdzonden. Jaloezie zit er een beetje in, terwijl het heel lastig was om daar fysiek iets mee te doen.’
‘Alles in de voorstelling draait om té veel willen. Er is al dat aardse genot, met boven je hoofd de bestraffing die kan volgen. In Hieronymus B. komt een Blauwe Engel voor. Die is er om de mens terecht te wijzen: beheers je. Ik heb in mijn choreografie eenentwintig verschillende handgebaren gebruikt uit de schilderkunst van Bosch tot 1800. Die handgebaren zijn nodig om de Blauwe Engel corrigerend naar de zondigende mens te laten optreden. De gebaren vormen een religieus thema uit die periode, maar je treft ze ook aan in het werk van Bosch.’
Linning heeft wat betreft samenwerking zoeken met kunstenaars uit andere disciplines, altijd visionaire inzichten gehad. Jarenlang vormde zij een team met de Arnhemse modeontwerpster Iris van Herpen. Deze legt zich vooral toe op innovatieve projecten, waarbij oude ambachten een belangrijke plaats innemen. De tandem Linning-Van Herpen werkte onder meer samen in de producties Madame Butterfly en Synthetic Twin, waarvoor de nog jonge Van Herpen de kostuums ontwierp.
Kunstenaarsduo
Nadien creëerde Linning Requiem, waarin zij voor het eerst een beroep deed op het kunstenaarsduo Les Deux Garçons uit het Limburgse Landgraaf. De twee kunstenaars die schuilen achter die naam zijn Michel Vanderheijden van Tinteren en Roel Moonen. Nu tekenen zij voor zowel de sculpturen die prominent in het toneelbeeld van Hieronymus B. staan als de overweldigende kostuums.
‘Les Deux Garçons kwamen meteen opdraven met maquettes en kleifiguren in plaats van met technische tekeningen,’ lacht de choreografe. ‘Les Deux Garçons werken met driedimensionale beelden, waanzinnig! Zij behoren tot de hotste kunstenaars van Nederland. Ik wilde voor de Boschvoorstelling met ambachtelijke kunstenaars aan de slag gaan. Bosch werkte ook uitermate plastisch: zijn wezens en dieren zijn zó driedimensionaal geschilderd. Na Iris van Herpen wilde ik op een heel andere manier verder. Iris representeert de connectie kunst-wetenschap anno nu plus toekomst; Jheronimus Bosch kunst-wetenschap jaar 1500. Ik had het gevoel dat ik daar een heel ander kunstenaarschap voor nodig had, een dat veel analoger is. Ik zocht naar kunstenaars die sculpturen konden maken en daar zijn Les Deux Garçons ontzettend goed in. Hun uitgebreide collectie installaties en beelden is ook gekte, een knipoog naar droevigheid. Er zitten heel veel bodems in.’
Met de muziek wilde Linning dezelfde effecten bereiken als met de choreografie: werk van vijfhonderd jaar geleden verbinden met kunst van nu. ‘Ik wilde Renaissancemuziek laten horen en ook hedendaagse muziek. Ik heb componist Michiel Jansen gevraagd om met oude instrumenten voor ogen een nieuwe visie te geven op de middeleeuwen en tegelijk op de maatschappij waarin wij leven. Ik wilde bestaande muziek van componisten die ruim gezien collega’s waren van Bosch, en daartussen nieuwe stukken. Met de typische warmte van viola da gamba en basso continuo en met muziek voor een countertenor voel je die tijdsperiode.’
Verlossing
Waren voor Linning de donkerte en waanzin van Jeroen Bosch de grootste inspiratie? ‘Ik denk minder als je ze vergelijkt met vorige voorstellingen van mij. Hier gaat het niet over de dood. De uitvoerders zijn wel op zoek naar een soort van verlossing. Vergiffenis, terechtstaan, schuld; dat soort woorden duikt op in de voorstelling. Dat zijn zaken die nu ook leven. Het is niet meer de religie, maar de druk van de westerse wereld die ons op zoek laat gaan naar geluk op deze aarde. De hemel is niet meer het streven naar, maar wel de zucht om succesvol te worden. Dat is de nieuwe hemel.’
Nanine Linning (38) is geboren in Amsterdam. Eind jaren negentig stond zij er ineens: een choreografe en danseres die aansprak, die iets nieuws kwam brengen en doorbraken forceerde in de wereld van de dans. Van 2001 tot 2006 was zij huischoreografe van Scapino Ballet Rotterdam, waar zij twaalf werken creëerde. In 2006 richtte zij haar eigen gezelschap naninelinning.nl op, waarin zij experimenteerde met gedanste opera, muziektheater en film. In 2009 werd zij artistiek directeur van Dance Company Theater Osnabrück, waar zij haar eigen gezelschap onderbracht, eind 2012 vertrok zij met haar dansgroep naar Heidelberg.
De Nederlandse choreografe heeft inmiddels grote faam opgebouwd in Europa. Maar zij staat ook bloot aan kritiek bij initiatieven die zij neemt. In 2012 maakte zij met haar dansers een reclamefilm voor warenhuis De Bijenkorf. Linning zou zijn gevallen voor de commercie, het grote geld. Maar daar heeft zij een heel andere visie op. ‘Ik ben er van overtuigd dat het maken van die commercial voor de kunsten op een aantal vlakken interessant is. Ik ben een creatief wezen en creativiteit is een specialiteit, maakt niet uit op welk gebied. Ik kan mijn creativiteit ook toepassen op het maken van budget. Budget creëren met creativiteit levert heel wat meer op dan dat je het doet zonder. Ik vind het idioot dat iemand zegt: als jij het betaalt, maak ik het wel.’
Commissies
‘In het begin van mijn carrière voelde ik me zo afhankelijk van mensen in commissies die moesten oordelen over geldverstrekking. Waarom heb ik niet het recht iets te maken zonder hen, zo vroeg ik mij af. Ik wilde daarom zo spoedig mogelijk zelfstandig worden. Subsidie is cruciaal voor jonge talenten. Ik ben er een enorme fan van, maar tegelijk weet ik dat geld hen afhankelijk maakt. Voor mijzelf bestaat er geen onderscheid tussen iets maken waar je geld mee verdient en waarmee niet. Daarom was er ook geen correlatie tussen geld verdienen en De Bijenkorf.’
‘Ik ben alleen maar gefocust op hoe ik kunst maak. Ik opende in 2014 met mijn dansers de Fashion Week Amsterdam in opdracht van Mercedes-Benz. Dit automerk en De Bijenkorf schiepen een heel nieuwe kans om publiek te bereiken dat je anders nooit treft. Zestien miljoen mensen hebben de commercial gezien. Waarom zou je tussen de idioterie van waskorrels en auto’s, niet een heel mooi pareltje plaatsen? Zij gaven mij een kader waarin ik vrij was om met regisseur Clara van Gool te doen wat ik wilde. Kunst en bedrijfsleven moeten samenwerken, ze horen bij elkaar. Ik ben goed in het slaan van bruggen. Ik ben enorm blij met subsidies, maar zij vormen niet het enige paard waar ik op wed. Je ziet op dit moment waanzinnige samenwerkingen. Cartier dat een eigen museum heeft dat opdrachten geeft aan kunstenaars. Louis Vuitton werkt ook zo.’
‘Ik hanteer nu drie jaar een businessmodel waarin een groot deel van onze inkomsten komt uit opdrachten en touring. Hierdoor kan ik mijn dromen als kunstenaar waarmaken. Actief duiken in de wereld van sponsors en privésponsoring vind ik leuk, omdat dit invloed heeft op mijn budget en ik daarmee bijzondere projecten kan realiseren. In artistieke projecten moet je over alles nadenken: over kostuums, decors, licht, video. En daarbij bedenk ik ook welk bedrijf ik er bij wil hebben. Bij Hieronymus B. was dat de Volksbank.’
Dansplek
Ideeën kunnen Linning niet worden ontzegd, werklust evenmin. Zij wil van Heidelberg een echte dansplek maken. ‘Amsterdam, Berlijn en Frankfurt waren dat lange tijd. Op dit moment staan de steden onder zware druk. Amsterdam als freelance-scene stelt niet veel meer voor ten opzichte van twaalf jaar geleden. Ik zie nu hier in de regio kansen om dans te vestigen. Ik wil een structuur bouwen met veel handschriften van dansers. Ook dat ze zich hier gaan vestigen. Choreografen moeten hier een plek krijgen. In ons theater hebben we zangers, dansers, een orkest, een jeugdensemble. Ik heb de kans met al die kunstenaars te werken in mijn producties. Daar open ik deuren mee. Ik geniet nu van wat ik hier kan verwezenlijken. En wel zodanig dat als ik een andere uitdaging zou aanpakken, ik hier wel iets achterlaat. Of Heidelberg mijn eindpunt is? Nee hoor, dat gaat het niet worden.’
©Brabant Cultureel – december 2015