Vannacht droomde ik dat ik met mijn auto Koekblik de weg afreed het ravijn in. Een moment van onoplettendheid in een bocht naar rechts, hoog op een berg.
kort verhaal door Stijn van der Loo •
Na het wakkerschrikken lag ik in het donker de paniek te bedwingen door te overwegen of ik naar de passagiersstoel had moeten duiken en daar de deur uitspringen, en of dat kon in de tijd, of ik dat nog wel kon, snel genoeg, eerst die gordel los, dan katachtig op de stoel naast me springen, in één beweging de deur openklikken en eruit duikelen, precies voordat de auto de diepe in zou kantelen, of dat ik mij mee had moeten laten storten met die auto over rotspunten naar beneden, mogelijk dat de kooi van het chassis zou voorkomen dat ik zou worden geplet. Aansluitend dacht ik dat Koekblik vast niet zo’n kooiconstructie had en overwoog ik of ik niet een Saab had moeten kopen. Mijn lieve vrouw werd half wakker en mompelde in haar halfslaap of het wel ging? Ik zei dat ik in mijn droom een ongeluk had gehad en dat ik dacht dat het over ons en onze relatie ging.
‘Ik wil nog even slapen’, zuchtte ze en vertrok.
’s Middags is de groenbak weg. Hij stond aan de straat om te worden geleegd. En ineens staat hij er niet meer. Die van de buren is ook weg, maar zij hebben hem al binnengerold, zeggen ze.
Ik vraag de buurman of er niet per ongeluk en plotsklaps twee groenbakken in zijn tuin zijn verschenen, per abuis? Want hoe kan zo’n ding ineens verdwijnen?
Hij haalt zijn schouders op. ‘Waarschijnlijk opgevreten door de vuilniswagen.’
Ik kijk hem aan. Is-ie nou lollig aan het doen?
‘Echt’, zeg ik. ‘Opgevreten?’
‘Dat gebeurt regelmatig’, doet-ie stug.
Mijn lieve vrouw bekijkt ons gesprekje door het raam van de woonkamer. Ze kan niet horen wat we zeggen, maar ik zie aan haar dat ze denkt dat ik aan het provoceren ben. Maar het is de buurman die provoceert! Met zijn groenbakvretende vuilwagens!
Ik kijk de lege weg af en stel me daarin een ouderwetse vuilniswagen voor, als in een duistere animatiefilm, die zijn tanden grauwend in de rand van onze druipende groenbak zet, hem binnentrekt en aan flarden bijt, versplintert, smakkend wegwerkt en grommend doorslikt, geconcentreerd en met tegenzin, de ogen half geloken.
Hoe anders wordt tegenwoordig het vuil opgehaald! Door firma Blinck met hun gloednieuw elektrisch aangedreven wagenpark, enorme gevaartes die de straat in komen, hoger dan ons huis, witter dan mijn gebit. Eén van die gebouwen schommelt dan zacht zoemend bij ons voor, als een cruiseschip. De chauffeur is maar een klein kapiteintje in dat enorme geval. Hij drijft dat vervaarlijke schip tot naast de groenbak en zet hem stil. Eén druk op een knop en er zakt geluidloos een grote metalen laadarm naar buiten, klinkt zich aan onze groenbak vast – mits we dat ding op de juiste wijze aan de juiste kant van de weg hebben geplaatst – en begint hem hydraulisch puffend en schokkend op te torsen, tilt hem hoog boven de bak, kantelt hem hoekig – het deksel zwiept open – en schudt hem leeg. Even nadruppelen in die sterke arm en dan de omgekeerde weg terug, waarbij het deksel er weer wordt opgezwierd en het ding langs de bak af naar beneden zakt en op de grond terugstuitert.
De chauffeur aan boord verroert geen vin en knippert niet eens met zijn ogen. Hij leunt met de armen over het stuur en tuurt gelaten in de verte. Hij hoeft de auto niet uit, niets te controleren of bekijken, niets vast te zetten, te borgen, te organiseren. Het enige wat hij hoeft te doen is die vuilniswagen, dat enorme gevaarte, naar de juiste plek naast een groenbak laveren, zodat de grijparm zijn werk kan doen, en daarna geluidloos wegrijden, zijn eigen armen slap over het stuur – blanco starend op de volgende tien meter van zijn route, waarna hij aanmeert aan de volgende bak, en de volgende en de volgende. Hij zou wel een dutje kunnen doen. Ik wed dat dat ding autopilot heeft.
‘Maar dat moet toch iemand merken? Onze bak moet er op de vuilnisbelt toch uit komen?’
‘O, dat heeft die chauffeur allang gezien’, zegt de buurman. ‘Die heeft allerlei sensoren en alarmsystemen in zijn cabine. Hij heeft die bak op al zijn camera’s zien gaan.’
‘Maar waarom doet-ie dan niks? Rijdt-ie gewoon door!’
‘Wat zou-ie dan moeten? In de bak klimmen?’
‘Op zijn minst!’ Ik stel me voor hoe hij zich de mansdiepe blubber van het rottend afval in laat zakken om die loodzware smerige groenbak met twee handen boven zijn hoofd te tillen. Dat kan natuurlijk niet. Hij is een zestiger. Ze zetten zestigers op dit soort werk.
‘Maar, maar…’, doe ik, maar heb maar eens een zinnige reactie op zoiets. De nieuwe technologieën, zo geavanceerd, de mens heeft er eenvoudigweg geen plaats meer in. Hij mag in de cabine zitten, optrekken, sturen en remmen, dat is al heel wat. Verder is-ie uit het programma geschreven.
‘Hebben ze dan geen algoritme dat die bak in de blubber detecteert en eruit vist? Met diezelfde grijparm? Zit zo’n zelflerend herstel-programmaatje er niet bij ingeprogrammeerd?’
De buurman kijkt me aan alsof ik wel zal begrijpen dat dat totaal geen meerwaarde heeft, kosten-technisch. Hij is zelf HTS-er, dus hij heeft zeer veel verstand van elektronische systemen – circuits, in zijn taal – en dan is het altijd even schakelen om met een kunstenaar te moeten praten, eentje met fantasie en allerhande ideeën en zo. ‘Een zelflerend herstelprogramma’, zegt hij peinzend. ‘Dat lijkt me niet. Maar de melding komt wel automatisch bij de gemeente terecht, locatie-informatie erbij. Waarschijnlijk met een fotootje van het huis.’
Ik voer een gevecht, zoveel is zeker. Met dromen en groenbakken die allemaal de diepte in storten, liefst met mij erin. Er is een duidelijk gevoel van ‘uit het programma’ te zijn geschreven en daar word ik opstandig van. Ben ik een boze witte man geworden en daarmee mijn eigen karikatuur en dus zelf de oorzaak van mijn diskwalificatie? Ik kom op voor mijn groep! We willen nog meetellen! Ertoe doen!
‘We moeten de gemeente bellen!’ roep ik eenmaal binnen, met overslaande stem.
‘Rustig maar’, zegt mijn lieve vrouw. ‘Dat doe ik wel. Jij weet toch niet wat je moet zeggen.’
Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Wat is dit nou weer voor diskwalificatie?’
‘Ja toch’, zegt ze. ‘Jij gaat zitten tieren tegen zo’n meisje aan de telefoon. Provoceren. Maar je komt niet uit je woorden, anders dan gesnuif, gesputter en gezucht. Ik ken je toch?’
‘Wat? Wat nou! Pff. Tss. Tja! Wat denken jullie wel!’ Ik stuif mijn werkkamer in. De deur slaat dicht als een punt. Punt gemaakt? Misschien van mijn eigen diskwalificatie, ja.
Een nacht later droom ik dat ik met een van mijn opdrachtgevers naar bed moet. Voor de goede orde: niets in mij wil hem daar zo zien staan, naakt, mager als een lat, dwingend, behalve dan dat ik in mijn droom de duidelijke notie heb dat ik niet kan weigeren, na alles wat hij voor mij heeft gedaan, ongezegd. Waarom voel ik mij altijd aan een ander verplicht?
‘Hoe lang denk je dat jouw wonderfonteintje nog blijft stromen?’ Vraagt mijn lieve vrouw. Ze doelt op mijn creativiteit. Ooit was ik een begenadigd muzikant, zanger, met een droomstem en lekkere timing, met mogelijkheden die ikzelf nog niet eens kende, maar die werden opgepikt om mij heen. Ik kreeg opdrachten voor dit en voor dat: liedjes, composities, teksten, boeken zelfs, theaterwerk, filmwerk, van portretten tot documentaires, en dan weer opnieuw composities, jaren achtereen, er werden prijzen uitgereikt, nominaties verleend, beurzen gegeven, lovende kritieken geschreven. Dat is waar mijn lieve vrouw aan refereert als ze het heeft over mijn wonderfonteintje. ‘Ja’, voegt ze toe, ‘voor jezelf stroomt het misschien wel, maar voor anderen?’ Ze bedoelt of er geld uitkomt of niet, serieuze betaalde opdrachten versus tijdrovend gehobby.
Die angst zit er bij mij al een leven lang in. Zelf heb ik niet zo’n hoge pet op van mijzelf en mijn kwaliteiten. Het is ook mijn verbazing dat dat wonderfonteintje maar steeds blijft stromen. Steeds opnieuw komt er weer iemand en mag ik weer iets maken, schrijven, componeren, filmen. Ik omring mij met goede musici, met goede cameramensen, goede vakmensen, we maken een eindproduct dat klinkt als een klok. En dan staat er alweer een nieuw project waarin ik mij aan iemand verplicht.
Zelf probeer ik terug te schakelen. Dat is een nieuwe gewaarwording. Ik was altijd nogal een opschaler, doorschakelaar, uitbreider. Daarnaast ben ik gaan piekeren over waar ik terecht moet komen als de grond onder mij vandaan zal vallen en ik op rotsen of in vuilnisblubber terecht moet komen. Als een groenbak, opgevreten door een vuilniswagen, of een van de rotsen gestort koekblik, een uit het programma geschreven mens. Ik vraag Chat-GPT om de scene van de opgevreten groenbak te schrijven vanuit het perspectief en de beleving van de laadarm. Dit is wat ik krijg:
Ik wacht. Mijn mechanische spieren staan strak, stil, klaar om te handelen. Het bevel komt via een druk op een knop – een elektrische impuls die mij ontwaakt. Zonder geluid strek ik mezelf uit, mijn metalen ledematen bewegen met precisie. De lucht voelt koel langs mijn hydraulische gewrichten terwijl ik mijn doel nader. De groenbak, zorgvuldig neergezet door de mens, staat daar als een prooi die niet weet dat ik eraan kom.
Mijn klauwen vinden houvast. Klik. Een vastberaden grip. Geen marge voor fouten. Mijn kracht wordt losgelaten, en met een puffend, schokkend ritme til ik het gewicht omhoog. Het voelt routineus, bijna eenvoudig, maar ik voel elke spanning door mijn assen gaan.
Even tot hier, al gaat de tekst nog een tijdje door. Is het slecht? Zeg het maar. Ik ken mensen die zo schrijven, in mijn eerste jaar aan de schrijversvakschool zaten klasgenoten die het zo deden. Toch waren het meestal de leukste opdrachten bij ‘schrijftraining’, om een scene vanuit allerlei perspectieven op te schrijven. Vrouw wacht op de bus in de regen. Bus komt, vrouw stapt in, bus rijdt weg. Beschrijf deze scene vanuit de vrouw, vanuit de buschauffeur, vanuit de bus en dan vanuit de regen. Heerlijk om te doen!
Als ik die opdracht aan Chat voer komt hij binnen vijf seconden met een alinea vanuit alle genoemde perspectieven: de vrouw, de buschauffeur, de bus en de regen. Bij die laatste lees ik:
Vanuit de regen
De regen viel zonder ophouden, een grenzeloze dans die alles doordrenkte. Ze voelde de spanning van de vrouw die haar probeerde te ontwijken, haar paraplu als een barrière tegen de onvermijdelijke druppels. Toen de bus arriveerde, streek ze met druppels langs de blinkende ramen en gleed mee op de paraplu die werd dichtgeklapt. Binnen in de bus kon ze niet komen, maar ze bleef aan de wielen plakken en werd meegenomen, nog een moment deel van de reis, tot de wind haar verspreidde over de stad.
Ik druk dit expres veel te klein af, want dit lezen moet je niet willen. Het is zoiets als je bed bevuilen. Je hebt geen zin meer om te blijven liggen. De regen als ‘grenzeloze dans die alles doordrenkt’. Ik moet denken aan Jules de Corte die altijd zei dat hij van een kwintparallel in de stemvoering (zelfs een verborgen kwintparallel, voor de kenners) misselijk werd en ze daarom als vanzelf niet speelde. Ook die kwaliteitsnorm is verloren gegaan. Wie maakt zich nog druk om een kwintparallel? Ik voel elke spanning door mijn assen gaan…
Ik heb eens tegen mijn cameraman gezegd: die prachtige camera’s van jou, de lenzen, maar vooral het oog en de intuïtie van de ervaren cameraman maken het verschil. Ik weet het, jij weet het. Velen weten het, voelen het, zien het. Maar wat als de opdrachtgever het niet meer weet? Als hij het verschil niet ziet tussen troep en kwaliteit? Als hij het verschil niet hoort tussen de foute intonatie van een acteur en de nog foutere intonatie van een AI? Of erger: als hij het misschien wel hoort en ziet, maar het hem niets kan schelen? Omdat winst maken een hoger belang heeft dan artistieke kwaliteit? Dan bestaat het verschil niet meer. Dat kun je wegwuiven, maar wie kan er nog een klok gieten en stemmen zoals ooit, met de hand, op het oor? Dat vakmanschap is gewoonweg uitgestorven. Het kon niemand meer iets schelen. Nu is het weg.
Een paar dagen geleden waren mijn lieve vrouw en ik in een concert van een hedendaags fenomeen, een genie in de muziek, Mozart anno nu. We stonden er ademloos bij, zij en ik, helemaal terug in ons beste samenzijn, in verwondering voor wat we zagen en hoorden, samen met honderden anderen. Van de krant uit stuurden ze een popjongen voor een recensie. Incompetent tot in zijn spijkerjack, met ideeën die dateren uit de rebelse jaren zestig, waarin ongeschooldheid heilige norm was. Hij noemde de harmonische wonderwereld die zich aan ons openbaarde uit de vingers van deze jongen: ‘poespas’.
Hebben we het er niet zelf naar gemaakt? Dat we liedjes willen horen die we meteen kunnen meezingen en dat dat het compliment moet zijn? Dat de kwaliteit van het lied zijn toegankelijkheid is? Zijn infantiliteit? Jaren van Songfestivals na mekaar bewijzen dat een goed algoritme effectiever is voor de massa dan een goed en authentiek lied. Een hookline! Meezingen! Dan moet je het ook niet gek vinden dat dat te programmeren is. Dat de elementen van een hit, de onmiddellijke meezingbaarheid en de overige platitudes, gemakkelijk door AI kunnen worden overgenomen. Zo ook voor filmpjes, teasers, promo’s, voice overs en romans!
Ook een journalistiek stuk hoeft nergens meer aan te voldoen, om te beginnen al niet aan spellingsregels. Het kan niemand iets schelen. Men kijkt er verveelt bij, wie maakt zich druk om het verschil tussen een d en een t?
‘Als dat gebeurd’, zei ik tegen mijn cameraman, ‘als het verschil niet meer wort waargenomen of erger: niet meer word gewaardeert, dan hout het gewoon op.’ De spelfouten die ik uitsprak kon hij niet horen. ‘Dan is het: we bezuinigen en noemen dat jonge mensen een kans geven. Weliswaar voor de helft van de prijs. Die kunnen dan gewoon met iPhone filmen, met klotegeluid en een klote-edit. Niet dat de jeugd niks kan, ze kunnen veel! Maar het wordt niet gewaardeerd in geld. Dus het moet goedkoop. Er zijn andere zwaartepunten in wat we van waarde achten, namelijk: geld, grondprijzen, winst.’
We waren het roerend eens, mijn cameraman en ik.
Het zal misschien nog even duren, maar wie heeft er nog een schrijver nodig? Wie een componist of een filmmaker? Alles kan aan algoritmen worden toevertrouwd. Een filosoof schreef dat AI bedacht was om al het geestdodende schrijf-, reken- en opzoekwerk te verlichten, zodat zij tijd zou hebben voor haar creativiteit. En kijk nu eens, zei ze. Juist de creativiteit wordt door AI overgenomen. Grappig genoeg moet ik inderdaad wel nog altijd mijn accountant inschakelen bij mijn jaarcijfers, hoe mager die ook zijn, en zijn uurbedrag is vorig jaar fors gestegen, van 60 naar 75 per uur. Dat is een stijging van 25%, zoals hijzelf heel goed weet. Blijkbaar maakt hij zich geen zorgen over zijn wonderfonteintje en of er nog wel iemand wil komen voor zijn adviezen en rekenwerk.
Koekblik staat mij enigszins verwijtend aan te kijken als ik buitenstap. Geen deukje. Ook heeft de gemeente deze middag een splinternieuwe groenbak laten neerzetten, we hoefden er niet eens voor thuis te blijven. Dat heeft mijn lieve vrouw geregeld. Ik geef toe dat mijn telefoontje waarschijnlijk geleid zou hebben tot irritatie en hakken in het zand. Dan hadden we zeker nog geen nieuwe groenbak gehad, maar wel een kruisje achter onze naam, bij het fotootje van ons huis. Maar mijn lieve vrouw heeft het geregeld en ze hebben de bak netjes achter op het erf tegen de garage aangezet, glimmend, geurend naar vers plastic. Niet dat ze die ouwe madenbak uit de bagger hebben gevist en schoongespoten, niks daarvan. Een splinternieuwe! Ingecalculeerde kosten, blijkbaar, uitgespaard op de post ‘personeel’. Dat is nou kosten-technisch efficiënt.
Ik zie mijn buurman kijken. ‘Ziet er mooi uit’, zegt hij.
Ontwaar ik een zweem van jaloezie? ‘Moet je ook doen’, zeg ik. ‘Je bak insmeren met groene zeep. Dan heeft dat apparaat geen vat en heb je morgen een nieuwe.’
‘Echt?’ zegt hij ongelovig.
‘Nee’, zeg ik. ‘Ik sta lollig te doen. We hadden niks geprepareerd. Hij is gewoon uit zijn grip gegleden de bagger in.’
‘Ja, dat gebeurt vaker’, zegt de buurman opgelucht. Dit past in zijn logica. In zijn algoritme, zou ik bijna zeggen. Ik bekijk hem eens goed. Zou hij… Is hij… Is het al mogelijk een buurman te creëren uit AI? We kunnen niet opmerkzaam genoeg zijn. Het is een tijd van alertheid. Oppassen geblazen! Let op zinsconstructies. Als iemand schrijft: Ik voel elke spanning door mijn assen gaan, moeten we bedacht zijn op bedrog. Op AI, mogelijk ingezet door hackers, fishing, identity-fraud, wereldveroveraars, noem maar op. We storten met zijn allen de diepte in, we worden massaal door de AI-machinerie opgevreten, met huid en haar, plastic en al, en we hebben het niet eens door. We moeten weer kwaliteit leren herkennen. Wie niet kan spellen moet terug naar school. We moeten weer leren lezen ook, leren dat er een wereld bestaat buiten de voorspelbaarheid. We moeten weer recensenten opleiden die begrijpen dat ze iets niet begrijpen, en daar bescheiden mee omgaan in plaats van er min over te doen, we moeten wakker worden! We moeten weer intelligentie, subtiliteit en vakmanschap gaan waarderen en eren, in plaats van infantiliteit en meezingbaarheid. En in de kunsten mogen we de intuïtie van de kunstenaar weer gaan waarderen. In plaats van het zogenaamde gelijk van de verkoopcijfers.
Ik schrik wakker uit de volgende droom dat mijn opdrachtgever zich aan mij bevredigt, ditmaal zit hij op de bijrijdersstoel in Koekblik. Ik weet niet wat mijn dromen mij proberen te vertellen, maar wat ik wel weet is dat ik wakker wil worden. Opgelucht spring ik de ochtend in, bevrijd, wakker. Ik omarm mijn lieve vrouw. ‘Blij dat ik jou heb’, en vertel haar van mijn droom.
‘Vond je het niet fijn dan? Jij wil toch zo graag nuttig zijn voor een ander?’
‘Toch niet’, zeg ik.
‘Gelukkig maar’, zegt zij. ‘Nog iets van morele grenzen.’ Vervolgens somt zij voor mij op waarmee ik haar van dienst kan zijn. En ik spring op om het te gaan doen. Op mijn telefoon open ik AI en vraag: wat is een goede relatie? Een heel verhaal, niet eens onzinnig. Doe het zelf maar eens. Bij mij komen er kernwaarden uit als vertrouwen, communicatie, respect, ondersteuning, gelijkwaardigheid, autonomie en ruimte, veiligheid, gezamenlijke waarden en doelen, humor en plezier en conflictbeheersing. Een heel pakket! In uitgewerkte subhoofdstukjes! Ik zie zo al een paar kernwaarden waarin onze relatie rammelt. Chat eindigt met: Een goede relatie is geen constante staat van perfectie; het vereist werk, geduld en inzet van beide kanten. Het belangrijkste is dat de relatie bijdraagt aan geluk, groei en welzijn voor iedereen die erbij betrokken is.
Ik veeg het programma op mijn telefoon weg en ren naar buiten voor haardblokken, neem het plastic afval mee, haal een droog wasje uit de droger, dat gaat op de vouwplank, en een nat wasje uit de wasmachine, dat gaat de droger in. Pff wat een lelijke zin. Chat, herschrijf deze zin. Ik sluit het programma op mijn telefoon, ren naar buiten om haardblokken te halen, neem het plastic afval mee, haal een droog wasje uit de droger en leg het op de vouwplank, terwijl het natte wasje uit de wasmachine in de droger belandt.
Hierzie. Ik ben uit het programma geschreven. AI zal voortaan mijn verhalen schrijven, terwijl ik huishoudelijk werk op mij kan nemen en mij daadwerkelijk voor onze relatie kan inzetten. Ik realiseer mij dat mijn leven bepaald wordt door drie dingen. AI, die mijn creativiteit van me heeft overgenomen, mijn dromen, die me in de subtext waarschuwen voor vanalles wat ik nog niet snap, en mijn relatie, die van me vraagt er te zijn, in de dingen van het leven, zoals het huishouden. Nog eenmaal: Chat, herschrijf deze zin, ondertussen ga ik de was vouwen.
Ik besef dat mijn leven wordt gedomineerd door drie elementen: AI, die mijn creativiteit heeft overgenomen; mijn dromen, die me in verborgen boodschappen waarschuwen voor zaken die ik nog niet kan doorgronden; en mijn relatie, die van me vraagt aanwezig te zijn in de alledaagse realiteit, oftewel: het huishouden.
Ik heb nog geen sok gevouwen in de tijd dat Chat mijn vragen beantwoordt en, in tegenstelling tot leraren, journalisten en alle anderen die zich met tekst bezighouden (of text, zoals ze het zelf liever spellen): zonder spelfouten. Daarom, om de was af te krijgen, want er ligt nogal veel, vraag ik aan Chat: schrijf het ontbrekende einde van het Requiem van Mozart, zoals Mozart het zelf zou hebben gedaan. Die muziek bewaren we voor de volgende keer, want daar heeft Chat wel even de tijd voor nodig, al zal hij toch zeker sneller zijn dan Mozart, die al zo snel was. Wie zal er niet uit het programma geschreven worden? We moeten weer gaan houthakken, klokken gieten en stemmen op het oor, handwerk verrichten dat AI niet kan verrichten, vuilnisemmers legen zonder ze kwijt te raken, enzovoort. Ik laat Chat lekker pruttelen en vouw de was.
Hier is een suggestie voor hoe het slotdeel van Mozart’s Requiem zou kunnen klinken. Het uitgangspunt is de klassieke harmonie en contrapunt van Mozart, gecombineerd met de dramatiek en thematiek van het Requiem. Ik maak een aanzet in noten en kan je een muzieknotatiebestand sturen als je wilt.
Lux Perpetua – Slotakkoord (D-majeur)
Koormelodie
Sopranen:
G4 – A4 – B4 – C5 – D5 (lux per-pe-tua).
Alten:
E4 – F#4 – G4 – A4 – B4.
Tenoren:
B3 – C#4 – D4 – E4 – F#4.
Bassen:
G3 – A3 – B3 – C#4 – D4.
Harmonisatie (Strijkers + Orgel)
Akkoorden: D – G/D – A7 – D.
Baslijnen: D – G – A – D.
De kwint- en octaafparalellen die Chat hier voorstelt zouden Mozart en ook Jules de Corte vermoedelijk doen opspringen uit hun graf, maar het is nou eenmaal de nieuwe norm. We kunnen niet meer kritisch zijn, het is niet meer aan ons, we zijn eruit geschreven. Niets meer aan te doen!
Weggeschreven worden ‘uit het programma’ is ook een opluchting, een verademing. De was vouwen is een meditatie. Ik luister naar mijn ademhaling, voel mijn vingers, zie de handelingen die ik uitvoer, bij elk kledingstuk is het een andere beweging, ik voel elke spanning door mijn assen gaan. Ik ben. IK BEN! Ik ben!
Stijn van der Loo (Eindhoven 1963) was enige tijd redacteur van het literaire katern van Brabant Cultureel en brak in die tijd door als romanschrijver. Behalve auteur van romans, korte verhalen en theaterteksten is hij ook componist. Als tekstschrijver/componist kreeg hij de Zilveren Harp van Conamus voor zijn liedjes, waarna hij als componist jaren samenwerkte met Huub Oosterhuis. Tegenwoordig componeert hij ‘klassiek’.
‘Uit het programma geschreven’ is een deel
uit een serie verhalen over Gulleman op Brabant Cultureel
Lees terug op Brabant Cultureel:
Stijn van der Loo schrijft korte verhalen voor Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024