Filmregie is anders dan een voorstelling regisseren, ontdekte de Argentijnse operaregisseur Marcos Darbyshire, toen hij tijdens corona zijn Opera-Zuidproductie van Donizetti’s ‘L’Elisir d’Amore’ van een levende theaterervaring moest omzetten in een registratie. Het Tilburgse Music Film Festival vertoont deze succesvolle Liefdesdrank nu in Cinecitta. Een interview.
door Camiel Hamans
“Ik hou er niet van om gezien te worden”, begint Marcos Darbyshire het gesprek. Hij is de regisseur van de gefilmde ‘L’Elisir d’Amore’ productie die op de speciale Opera Zondag op 8 september 2024 tijdens het Tilburgse Film Music Festival wordt vertoond. Darbyshire begon zijn carrière als pianist, maar stapte over naar regie.
“Het voetlicht is niets voor mij. Dus kamermuziek en het begeleiden van zangers aan de piano waren veel meer mijn ding dan solistisch optreden. Spelen in een ensemble vond ik heel leuk, dat je met elkaar een boodschap over kunt brengen geeft een grote bevrediging, maar in studeren had ik te vaak geen zin. Daarom begon ik me langzamerhand te realiseren dat ik een andere kant op moest. Niet iets waardoor ik voor de rest van mijn leven met een bureaustoel getrouwd zou zijn, maar iets avontuurlijkers. Dus iets met muziek of kunst. Zo kwam ik op regie uit.”
Verhalen vertellen vind ik heerlijk
“Ik hield altijd al van opera. Verhalen vertellen vind ik heerlijk. Als we met het gezin in de camper rondtrokken hield ik mijn broertjes rustig met verhalen. Terugkijkend moet ik vaststellen dat ik als kind al dol was op film, theater, boeken, alles waarin een verhaal zit. Toen ik in 2008 vanuit Argentinië naar Europa kwam en stage kon lopen bij de Opera in Frankfurt, viel het kwartje. Ik heb me snel ingeschreven aan de Hochschule fűr Musik und Theater in Hamburg en heb daar toen de regieopleiding gevolgd.”
“Dat ik koos voor Duitsland is niet toevallig. Ik groeide op in Córdoba in Argentinië, weliswaar een grote stad, maar als je echt iets wilde moest je naar Buenos Aires, een reis van zo’n zevenhonderd kilometer. Dus sowieso al een grote stap en waarom dan niet meteen een reuzestap en naar Europa. Ik kende Duitsland een beetje. Mijn ouders zijn beide scheikundige en toen ik een jaar of acht, negen was kreeg mijn moeder een beurs voor de Technische Universität in Darmstadt. Ik ben toen een jaar naar school geweest in Darmstadt, heb daar kennis gemaakt met de klassieke muziek en op school de piano ontdekt. Ik wilde altijd nog eens terug. De taal was weliswaar weggezakt, maar ik heb me steeds verbonden gevoeld met de cultuur die ik in dat jaar had leren kennen.”
Fantastische leerschool
“Tijdens mijn studie in Hamburg ben ik betrokken geraakt bij het AOIDE.Ensemble in Berlijn. Dat brengt in de vakantieperiodes producties uit in kleine en alternatieve bezettingen. Hier heb ik al een aantal regies mogen doen. Daarna kon ik aan de slag als regieassistent bij Opera Ballet Vlaanderen, waar ik tussen 2012 en 2016 met grote internationale namen als Peter Konwitschny, David Alden, Robert Carsen, Calixto Bieito en Sidi Larbi Cherkaoui hebben kunnen werken. Een fantastische leerschool. Na die tijd ben ik freelance verder gegaan, maar wel in Antwerpen blijven wonen. Het beviel me daar en dus ben ik gebleven.”
“In de eerste jaren van mijn onafhankelijke bestaan heb ik veel hernemingen gedaan. Dat betekent dat je een stuk dat door een andere regisseur geënsceneerd is voor een productie in een ander theater of in een later seizoen op basis van de regie van die collega opnieuw instudeert. Meestal met een nieuwe cast. De ‘L’Elisir’ van Opera Zuid was een van mijn eerste eigen producties. Ik heb intussen meer Donizetti’s geregisseerd, maar dat wil niet zeggen dat ik alleen maar bekende Italiaanse belcanto doe. In september breng ik de première uit van een nieuw werk van de Oostenrijkse componist Georg Friedrich Haas, ‘Liebesgesang’, in het Tiroler Landestheater in Innsbruck.”
Hart klopt sneller van Donizetti
“Ik moet wel toegeven dat mijn hart wat sneller gaat kloppen bij Donizetti en Rossini. Maar om komische stukken op een aantrekkelijke manier op het toneel te brengen is erg lastig. Het publiek kent die stukken, kent de lolbroekerij ervan. Je moet dus een manier vinden om het verhaal bij het publiek te brengen zonder dat het belachelijk wordt. Komedie en humor zijn veel lastiger over te brengen dan drama. Juist omdat het publiek een verwachtingspatroon heeft.”
“Bij deze productie uit 2021 was vrij snel duidelijk dat we die niet op de bűhne konden brengen. Corona maakte dat onmogelijk. Een registratie was het enige dat overbleef en die konden we gelukkig vertonen via Operavision, het gratis operastreaming platform dat door steun van de EU mogelijk gemaakt wordt.”
“Ik ben een stage director, dus iemand die gespecialiseerd is in uitvoeringen in het theater. Dat is iets heel anders dan een registratie voor film of op tv. Je moet anders kijken, dus ook anders denken. Een voorstelling op toneel zie je vanuit de zaal. Nu heb je een driehonderdzestig graden kijkrichting. Dat is omdenken. In de laatste week van het repetitieproces kwam de camera erbij en dus ook een cameraregisseur. Dat was een hele overgang, maar gelukkig konden we heel goed samenwerken. Met de camera kun je af en toe naar iemand anders kijken dan naar degene die zingt. Je kunt reacties in beeld brengen en dat is een ander perspectief. Ik vond het opvallend dat de cameraregisseur daar niet als vanzelf opkwam. In dat vak blijk je toch erg handelingsgericht. Het kostte me moeite om hem te overtuigen.”
L’Elisir d’Amore bewerkt voor twaalf instrumenten
“Omdat het publiek in de bioscoop of thuis voor het scherm het verhaal niet live meekrijgt, hebben we het een en ander aan de overgangen moeten doen zodat de toeschouwer-luisteraar het verhaal kan blijven volgen. Ook moet niet vergeten worden dat de opnames plaats vonden in de coronaperiode, met alle beperkingen van dien. De zangers moesten afstand houden en zijn daardoor constant in beweging, hetgeen extra energie geeft. Maar ze zingen en bewegen ook altijd van elkaar af, hetgeen misschien soms vreemd overkomt. Omdat het een registratie betreft waarbij we geen groot orkest konden inzetten, hebben we Donizetti’s muziek bewerkt – of beter gearrangeerd – voor twaalf instrumenten. Bovendien moesten we de lengte tot een aanvaardbare bioscoop- of televisieduur terugbrengen, tot vijfenzeventig minuten. Het verhaal heeft er mijns inziens niet onder geleden.”
“Ik ben erg trots op deze productie en dat komt vooral doordat we zo’n geweldig koppel hadden voor Adina en Nemorino. Nemorino is de klungelige jonge man die tot achter zijn oren verliefd is op de wat verwende, rijke meid Adina die net doet alsof ze niets in de gaten heeft. We werkten voor deze voorstelling samen met de Nationale Opera en de zangers kwamen daarom allemaal uit het opleidingsinstituut van DNO, de Opera Studio.”
“Nemorino werd gespeeld door José Romero, een Argentijnse tenor die nu op weg is een superster te worden. Adina werd gezongen door Julietta Aleksanyan, een Armeense, die meteen het volgende seizoen een vast contract kreeg bij de opera van Mainz. Beide niet alleen geweldige stemmen, maar ook geloofwaardige karakters. Het publiek moet met Nemorino mee verliefd zijn en Adina mag niet al te bazig, niet te bitsig afwijzend en dom overkomen. Ze moeten samen ‘loveable’ zijn. Dat is mijn taak als regisseur om daarvoor te zorgen. Als dat lukt, en de registratie bewijst dat dit het geval is, dan gelooft de zaal in het verhaal.”
Opera Zuid, filmregistratie L’Elisir d’Amore van Gaetano Donizetti in de regie van Marcos Darbyshire, directie Enrico Delamboye. Te zien op 8 september 2024 tijdens het Music Film Festival in Cinecitta, Tilburg. Na afloop een nagesprek met Marcos Darbyshire en bas-bariton Sam Carl onder leiding van Jeroen Overbeek.
Lees ook:
Zingen en gymnastiek bepalen het bestaan van Jacques de Faber
Meer over opera op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024