Een bekende en een onbekende symfonie samen op een CD. Met die formule presenteert Philzuid zich op een zowel handige als zeer beluisterenswaardige manier aan de buitenwereld. Het orkest bewijst hiermee zowel de eigen kwaliteiten als de kwaliteit van een onbekende symfonie van een nog steeds ondergewaardeerde componiste.
door Camiel Hamans
CD’s zijn uit en toch worden er nog geproduceerd. Als visitekaartje voor een solist, een vergeten componist of een nieuw ensemble. En natuurlijk als wegwijzer naar een streamingsdienst. Philzuid, het symfonieorkest van Zuid-Nederland, heeft vrijwel vanaf het begin van de door bovenaf opgelegde samenvoeging van de zuidelijke provinciale orkesten CD’s geproduceerd. Ongetwijfeld om zich in de kijker te spelen, maar vooral om te laten horen hoe goed dit al niet meer zo nieuwe orkest is. Heel slim heeft Philzuid daarbij ook steeds een werk opgenomen dat minder bekend is, waardoor de kans dat de CD in de publiciteit wordt opgemerkt, wordt vergroot. Recensenten zijn immers gespitst op herontdekte stukken.
Beide een Symfonie nr. 3
Het zesde album van Philzuid – het derde alweer onder leiding van Duncan Ward, de jonge Britse dirigent die het orkest naar grote hoogten weet te stuwen – voldoet aan dit CD-profiel. Tegelijk een bewijs van eigen kunnen en een pleidooi voor een vergeten meesterwerk. Twee symfonieën staan er op deze disc, beide een Symfonie nr. 3.
Die van Robert Schumann (1810-1856), bijgenaamd de Rijnlandse, omdat Schumann werd geïnspireerd door de Rijn, het Rijnlandschap en zelfs de Keulse Dom, en de derde en laatste symfonie van Louise Farrenc (1804-1875). Met Schumann tonen Ward en Philzuid aan op welk niveau er gemusiceerd wordt, en dat doet niet onder voor de beste regionale Europese orkesten. Farrenc verrast.
Louise Farrenc was in haar tijd bekend en gewaardeerd, als pianovirtuoos, als eerste en enige vrouwelijke professor aan het Parijse conservatorium en als componist. Niet zozeer van symfonieën als wel van kamermuziek en pianomethodes. Tot wereldfaam kwam zij echter niet, want anders dan de Parijse mode van midden negentiende eeuw vereiste, schreef ze nooit een opera. Niet omdat ze niet wilde, maar omdat de opdrachtgevers toch te weinig in een vrouwelijke componist zagen en er daardoor nooit een aardig libretto op haar weg kwam.
Haar pianotalent werd al jong erkend in haar artistieke familie – haar vader Jacques-Edme Dumont was een bekend beeldhouwer en haar broer volgde diens pad. Louise kreeg daardoor les van toenmalige beroemdheden als Ignaz Moscheles en Johan Nepomuk Hummel. Anton Reicha, ook de Duitse compositiedocent van onder meer Gounod, Berlioz, Liszt en Franck, gaf haar privéles. Vrouwen werden voor dat vak immers niet op het conservatorium toegelaten. Nog jong trouwde zij met de fluitist Aristide Farrenc die later samen met Louise een bekende muziekuitgeverij startte en die salons organiseerde waar geconcerteerd werd en waar Louises kamermuziek regelmatig werd uitgevoerd.
Maar tweemaal uitgevoerd
Voor haar symfonisch werk was evenwel een veel groter ensemble nodig en om daaraan te komen had zij de steun van derden nodig. Zo makkelijk ging dat niet. Symfonieën waren in die periode in Parijs uit de gratie en een vrouwelijke componist had bij de orkesten nauwelijks prioriteit. Haar derde symfonie, die ze in 1847 voltooide, is tijdens Louise Farrencs leven maar tweemaal uitgevoerd. Ten onrechte zoals deze Philzuid opname bewijst. Het is een uitermate boeiend werk dat niet zozeer Frans aandoet, maar eerder aansluit bij een Duitse muziektraditie zoals die door Mendelssohn en Schumann in de praktijk werd gebracht. Het is het tegendeel van een zwaarwichtig stuk, lyrisch en uiterst melodieus. Een aanwinst voor het symfonische repertoire.
Dat de naam en het werk van Louise Farrenc na haar dood snel in de vergetelheid raakten – ondanks de waarderende woorden van Schumann voor haar talent – zal nauwelijks verbazing wekken. Vrouwelijke componisten werden niet gezien, laat staan gehoord. Pas met de opkomst van het feminisme is haar naam enkele decennia geleden weer opgedoken, ook omdat zij van het Parijse conservatorium eenzelfde salaris eiste als dat van haar mannelijke collega’s. Na tien jaar kreeg ze dat in 1852 eindelijk en ze heeft er nog twintig jaar van kunnen genieten. Philzuid plaatst met deze opname niet alleen zichzelf op de voorgrond, maar ook en terecht Louise Farrenc. Naast de eveneens lang onderbelichte Fanny Mendelssohn en Clara Schumann blijkt Louise Farrenc een even markante ‘dritte im Bunde’ in de negentiende-eeuwse muziekgeschiedenis.
Philzuid onder leiding van Duncan Ward: Louise Farrenc Symphony No.3 & Robert Schumann Symphony No. 3. Fuga Libra FUG 824. Te downloaden of te streamen via diverse platforms en te koop bij boekhandels of muziekzaken voor 19 euro.
Meer over Philzuid op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024