De Zuiderfrontier tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog

Van oost naar west loopt door Noord-Brabant een reeks van vestingsteden en forten die eraan herinneren dat hier eeuwenlang de zuidelijke verdedigingslinie van ‘Nederland’ lag. Als die linie in stelling werd gebracht, werd zij gesloten door grote gebieden onder water te zetten. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog moest deze linie zich bewijzen. Bas Bevaart onderzocht of dat is gelukt.

door Lauran Toorians

Dat Nederland niet in staat is om zich militair te verdedigen, horen we de laatste tijd regelmatig in het nieuws. Het zal vast waar zijn en nu misschien ook wel relevant, maar nieuw is het zeker niet. Eeuwenlang heeft de Nederlandse defensie gedreven op buitenlandse troepen die in tijden van crisis bijsprongen of die het land permanent in dienst had. Vanaf de Tachtigjarige Oorlog tot eind achttiende eeuw beschikte de Republiek permanent over drie Schotse regimenten waarvan de officieren formeel door de Britse kroon waren gedetacheerd, maar die vaak van generatie op generatie in Nederlandse dienst waren. Ook Walen en Zwitsers waren steeds welkome huursoldaten.

Het klinkt eenvoudig, maar dat is het niet

Naast manschappen vormden ook water steeds een belangrijk element in de landsverdediging. Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het doorsteken van dijken en blank zetten van polders gebruikt als verdedigingsmiddel. Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet en het duurde nog een hele tijd om dit middel te perfectioneren. Om te beginnen is er veel terreinkennis voor nodig en om een gebied te inunderen – onder water te zetten – is natuurlijk in korte tijd veel water nodig. Dat kan zeker in de zomermaanden een probleem zijn.

Oefening van bereden veldartillerie in een inundatie. Foto > Kenniscentrum Waterlinies

Bovendien is het waterpeil van belang. Niet zo diep dat erop kan worden gevaren, maar diep genoeg om waden ondoenlijk te maken. En dat peil moet dan weer constant worden gehouden, dus waar water wegvloeit (of verdampt) moet er ook weer toevoer zijn. ’s Winters, bij vorst, is het dan weer zaak de boel open te houden. Als dat allemaal werkt en droge doorgangen goed worden verdedigd, kan een ondoordringbare verdedigingsgordel worden aangelegd.

Op grote schaal werd deze verdediging ingezet toen de Franse koning Lodewijk XIV in 1672 – het Rampjaar – Nederland binnenviel en in hoog tempo doorstootte naar Utrecht. Of de inundaties toen werkelijk effectief waren, is niet helemaal duidelijk. Reconstructies hebben laten zien dat polders waarschijnlijk niet helemaal en gelijkmatig vol liepen. Bovendien was er – niet zo vreemd – verzet van boeren die het water soms weer lieten weglekken om hun land droog te houden.

Ingenieur-generaal der fortificatiën

Om het hele systeem te perfectioneren, kreeg Menno van Coehoorn (1641-1704), ingenieur-generaal der fortificatiën, in 1697 van de Raad van State de opdracht om een onderzoek in te stellen en voorstellen te doen om de landsverdediging te verbeteren. Hij reisde daarop in een vrij hoog tempo door het oosten en zuiden van de Republiek om te inventariseren wat er was en wat kon worden verbeterd. Het resultaat – waarvan hij zelf nooit de voltooiing zag – was een aaneengesloten linie van inundatiegebieden, vestingsteden en forten van de Duitse grens in Groningen en dan met een zwaai door de IJsselvallei naar Arnhem en Nijmegen en vervolgens vanaf Grave door het noorden van Staats-Brabant naar Bergen op Zoom en dan via Hulst door Zeeuws-Vlaanderen naar de kust. Het zuidelijke deel hiervan, de Zuiderfrontier, staat centraal in een boek van Bas Bevaart, Zuiderfrontier. Waterlinie in actie.

Naar Caspar Netscher, Portret van Menno baron van Coehoorn (1641-1704), generaal der artillerie, vestingbouwkundige. Olieverf op doek, 1700-1705. Collectie > Rijksmuseum Amsterdam.

Vergeten oorlog

Na een korte inleiding op het hoe en waarom en op het werk van Van Coehoorn, richt Bevaart zich specifiek op de periode van de Oostenrijkse Successieoorlog, 1740-1748. Aanleiding voor deze nu vrijwel vergeten oorlog was de troonsbestijging door Maria Theresia van Oostenrijk (1717-1780). Toen zij in 1740 haar vader opvolgde als aartshertogin van Oostenrijk was dat weliswaar in overeenstemming met een internationaal verdrag, maar vonden verschillende staten toch dat een vrouw voor een dergelijke belangrijke positie te zwak was en Maria Theresia dus niet op de troon hoorde.
Zij verzetten zich tegen deze opvolging (‘successie’) en dit geruzie ontaardde in een oorlog die met recht een wereldoorlog mag heten. De Zuidelijke Nederlanden (min of meer het huidige België) was Oostenrijks gebied en dus automatisch ook strijdtoneel. Zowel Engeland als de Republiek der Nederlanden steunden Oostenrijk en vochten mee. Frankrijk, Spanje, Zweden en een aantal Duitse landen zoals Pruisen, Saksen, Beieren en de Palts vormden de tegenstanders.

Matthias de Visch, Portret van keizerin Maria Theresia. Olieverf op doek, 1749. Collectie > Groeningemuseum, Brugge.

Klinkende overwinningen van de Fransen

De Zuidelijke, Oostenrijkse Nederlanden bleken voor de oprukkende Fransen nauwelijks een barrière. Zij behaalden klinkende overwinningen in veldslagen bij Fontenoy (1745), Rocourt (1746) en Lafelt (1747). Ook Nederland was in dit stadium van de oorlog al direct betrokken, want ter bescherming tegen de Fransen lagen in een aantal vestingsteden in het zuiden – denk aan de citadel van Namen – Noordnederlandse troepen. Die zouden een Franse opmars kunnen vertragen, zodat er in Nederland tijd was om te mobiliseren. Dat bleek weinig effectief en in 1747 stootten de Franse legers door naar de Republiek. Zowel Bergen op Zoom als Maastricht werden belegerd en Bergen op Zoom ook ingenomen door de Fransen, waarbij die stad grotendeels werd verwoest door bombardementen met zwaar geschut. Na een stadhouderloos tijdperk van ruim veertig jaar leidde de politieke crisis die deze inval met zich meebracht ertoe dat prins Willem IV van Oranje-Nassau aan de macht kwam als stadhouder in de Republiek.

Pierre L’Enfant, De slag bij Fontenoy, 11 mei 1745. Olieverf op doek 1747. Fontenoy ligt bij Doornik in Henegouwen. Collectie > Paleis van Versailles. Wikimedia Commons.

Steun van bondgenoten

Het ontbrak de Republiek niet aan steun van haar bondgenoten en ter verdediging werd een grote geallieerde troepenmacht samengetrokken: achtenvijftig bataljons voetvolk en negenentwintig eskadrons cavalerie, met name Engelse en Oostenrijkse troepen van de prins van Hessen en Staatse troepen van de vorst van Waldeck. In totaal ongeveer vijfduizend man. Eind augustus en begin september 1748 was dit leger op volle sterkte, maar de troepen werden niet ingezet om het door de Fransen ingenomen Bergen op Zoom te ontzetten. Dit grote leger bleef dus in afwachting bivakkeren op een strategische plek centraal in het huidige Noord-Brabant, tussen Loon op Zand en Kaatsheuvel. Ook eerder tijdens deze oorlog, in 1744 en 1746, waren in ditzelfde gebied al eenheden gelegerd geweest die moesten helpen bij de verdediging van ’s-Hertogenbosch.

Gezicht op de inname en plundering van Bergen op Zoom door de Fransen in 1747. Anoniem, ingekleurde ets. Collectie > Rijksmuseum Amsterdam.

Historische onderbouwing

Bevaart noemt dit niet. Wel inkwartieringen en kampementen in de West-Brabant en hij geeft een gedetailleerd overzicht van het verloop van de oorlog en de gebeurtenissen in de Zuiderfrontier. Daarna volgt de hoofdmoot van het boek waarin hij de Zuiderfrontier verdeelt in zes sectoren waarvan hij in detail beschrijft hoe het ging met de inundaties. Het gaat dan achtereenvolgens over (1) Bergen op Zoom – Steenbergen; (2) Steenbergen – Roosendaal – Breda – Willemstad; (3) Breda – Geertruidenberg; (4) Geertruidenberg – Heusden; (5) ’s-Hertogenbosch; en (6) ’s-Hertogenbosch – Grave.
De opsomming maakt duidelijk dat het hier in onze huidige tijd ook gaat om een reeks vestingsteden die dit gezamenlijke verleden vormgeven in de op toerisme gerichte Alliantie Zuiderwaterlinie en het is goed dat deze commerciële insteek met dit boek ook een historische onderbouwing krijgt. Het boek beschrijft bovendien in detail en met veel kaartjes dat de linie niet uitsluitend bestond uit deze vestingsteden, maar dat er ook tal van kleinere forten, schansen, sluizen en dijken bestonden (en soms nog bestaan) die van strategisch belang waren.

Het inundatiegebied van de Zuiderfrontier. Website > BHIC (Wikimedia Commons / Niels Bosboom).

Aan het eind is er de vraag in welke mate de plannen van Van Coehoorn konden worden gerealiseerd en hoe effectief de Zuiderfrontier is geweest. Tot een harde conclusie komt Bevaart niet, maar zeker in het oosten, bij Grave, lukte het inunderen slecht en het blijft de vraag of de Fransen werkelijk de ambitie hadden om verder naar het noorden op te rukken als de inundaties er niet waren geweest. In 1672 had Lodewijk XIV ook al het rivierengebied gemeden door ten oosten van Arnhem de Rijn over te steken en via de Veluwe richting Utrecht te gaan.

Maatschappelijke gevolgen

Voorafgaand aan deze evaluatie gaat Bevaart in een wel erg kort hoofdstukje in op de maatschappelijke gevolgen van de inundatie. Boeren verloren hun landbouwgrond, die vaak nog langer onbruikbaar bleef, mensen werden verdreven en de achterblijvers kregen te maken met, inkwartiering, gebrekkige bevoorrading en stagnerende handel. Bovendien brachten grote, rondtrekkende legers altijd besmettelijke ziektes met zich mee die ook onder de burgerbevolking vele slachtoffers maakten.

Inundatiesluis bij Fort Hedikhuizen, gemeente Heusden. Deze sluis dateert van 1862 en is een rijksmonument. Foto > Marcel van b, Wikimedia Commons.

Zo werd in het gebied tussen Loon op Zand en Kaatsheuvel niet gevochten, maar waren de kosten voor de gemeenschap enorm. In 1748 stierven in de heerlijkheid Loon op Zand tweehonderdvijfenzestig mensen – onder wie honderdvierentwintig kinderen – aan de ‘zwarte pokken’ (hemorragische Variola major). Dit is een pokkenvariant waarbij inwendige bloedingen ontstaan waardoor de huid zwart kleurt en ook de organen worden aangetast en die in vrijwel alle gevallen binnen korte tijd dodelijk was.

Vreugde op kosten van het dorp

De Oostenrijkse Successieoorlog eindigde op 18 oktober 1748 met de Vrede van Aken. Op 25 oktober, een dag voordat het kampement zou worden opgeheven, werd dit heuglijke feit gevierd op de heide tussen Kaatsheuvel en Loon op Zand. Stadhouder Willem IV was naar Waalwijk gereisd en schouwde de troepen te velde. Speciaal om een eresaluut te kunnen brengen, waren nog enkele kanonnen uit ’s-Hertogenbosch gehaald en aan de soldaten werden honderd tonnen bier, brandewijn, jenever, pijpen en tabak uitgedeeld. Ook Loon op Zand deelde in de vreugde. De vlag, met oranjelint, hing uit op de kerktoren en de schutterij bracht een saluut en kreeg op kosten van het dorp drie-en-een-halve ton bier. Er werd maar liefst zevenendertig pond buskruit verschoten en er was vreugdevuur in met teer en pek gevulde vuurtonnen, allemaal op kosten van het dorp.

Inundatie bleef in Nederland nog lang de gedroomde verdediging. In 1874 werd de Vestingwet van kracht waarin onder meer de Nieuwe Hollandse Waterlinie werd vastgelegd. Deze wet regelde dat eigenlijk alleen West-Nederland (‘Holland’) zou worden verdedigd door een gordel van linies met inundaties. Al het gebied buiten die ring diende hooguit als strijdtoneel om een vijandelijke opmars te vertragen. Pas in 1938 werd deze wet ingetrokken. Toen was al lang duidelijk vliegtuigen en zware artillerie vestingen en inundaties hopeloos ouderwets hadden gemaakt.

Toch werd tijdens de Koude Oorlog in 1951-1954 nog een nieuwe IJssellinie gebouwd die het oprukkende Rode Leger zou moeten vertragen. Wanneer deze linie ooit zou zijn geactiveerd, zou de IJsselvallei een brede binnenzee vormen, van Nijmegen tot Kampen. De hele stad Zwolle zou daarbij in het water verdwijnen. Zo lang de Koude Oorlog duurde, was deze linie geheim (behalve voor de Russen, die hem kenden), want wie zou er nog willen investeren in steden en dorpen die zomaar ten prooi kunnen vallen aan de verdediging van de Randstad? En met welk doel? Enkele dagen na de inval in mei 1940 bombardeerden de Duitsers Rotterdam. Dat had geen enkele inundatie kunnen verhinderen.

Bas Bevaart, Zuiderfrontier. Waterlinie in actie. Militaire inundatie dwars door Noord-Brabant: Oostenrijkse Successieoorlog 1740-1748. Woudrichem: Pictures Publishers 2023, 224 pp., ISBN 978-94-92576-66-8, hb., € 27.50. Los achterin het boek een reproductie van een historische kaart uit 1751 waarop de inundaties zijn ingetekend.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *